Samenvatting 'In Verzekerde Bewaring', Michiel Vandenbroeck, tweede druk (2009), bij het vak Kind& & Jeugd (SPO).
55 keer bekeken 4 keer verkocht
Vak
NVO Kind & Jeugd (SPO63)
Instelling
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Boek
In verzekerde bewaring
Een leesbare en begrijpelijke samenvatting van het boek 'In Verzekerde Bewaring', van Michiel Vandenbroeck, tweede druk uit 2009. Dit boek hoort bij het van Kind & Jeugd (SPO), onderdeel Het Jonge kind.
Begrippen zijn vetgedrukt en worden uitgelegd.
Niet alle onderdelen uit het boek zijn samenge...
In verzekerde bewaring
Michiel Vandenbroeck, Tweede druk, 2009
Tentamenstof voor Kind & Jeugd, onderdeel Kind, gegeven door M. (Mandy) van Oostwaard MSc.
NB: niet alle onderdelen van het boek zijn samengevat. In de samenvatting staat steeds aangegeven welke delen zijn weggelaten (zie ook
inhoudsopgave hieronder). Voor de leesbaarheid van de samenvatting is hier en daar een tussenkop toegevoegd, maar niet alle
tussenkoppen uit het boek zijn overgenomen.
Hoofdstuk 1 – Het begin van de twintigste eeuw ............................................................................................. 2
1.1 Maatschappelijke en politieke context ......................................................................................................... 2
1.2 De wetenschap.............................................................................................................................................. 2
1.3 De kinderzorg op het terrein ......................................................................................................................... 3
1.4 De maatschappelijke functie ......................................................................................................................... 4
1.5 Enkele beschouwingen .................................................................................................................................. 6
Hoofdstuk 2 – De twee wereldoorlogen ........................................................................................................... 6
2.1 Maatschappelijke en politieke context ......................................................................................................... 6
2.2 De wetenschap.............................................................................................................................................. 7
2.4 Beschouwingen ............................................................................................................................................. 7
Hoofdstuk 3 – De jaren vijftig en zestig ............................................................................................................ 8
3.1 Maatschappelijke en politieke context ......................................................................................................... 8
3.2 De wetenschap.............................................................................................................................................. 9
3.3 De kinderzorg op het terrein ....................................................................................................................... 11
3.4 Enkele beschouwingen ................................................................................................................................ 12
Hoofdstuk 4 – De jaren zeventig ..................................................................................................................... 13
4.1 De jaren zeventig, zei u? ............................................................................................................................. 13
4.3 De wetenschap............................................................................................................................................ 13
4.5 De discussies over de kinderopvang............................................................................................................ 16
4.6 Sous les pavés il y a la plage: een tegenstroom .......................................................................................... 17
4.9 Enkele beschouwingen ................................................................................................................................ 19
Hoofdstuk 5 – Het einde van de eeuw (en het begin van een volgende) ........................................................ 21
5.1 Maatschappelijke tendensen ...................................................................................................................... 21
5.2 De wetenschap............................................................................................................................................ 24
5.9 Enkele beschouwingen ................................................................................................................................ 26
Hoofdstuk 6 – De historie wordt afgesloten ................................................................................................... 28
6.1 Les bancs publics: de maatschappelijke functie .......................................................................................... 28
6.2 Toi l’Auvergnat: het Mattheüseffect ........................................................................................................... 30
6.3 Kindbeelden, moederbeelden en kinderopvang .......................................................................................... 31
6.4 (De)professionalisering ............................................................................................................................... 32
6.5 Kwaliteit en diversiteit: de drievoudige maatschappelijke functie ............................................................. 32
6.6 Professionalsering: d’accord oui, mais laquelle? ........................................................................................ 33
,Hoofdstuk 1 – Het begin van de twintigste eeuw
1.1 Maatschappelijke en politieke context
Door mechanisatie en industrialisatie groeit het aantal arbeiders in fabrieken in de tweede helft van
de negentiende eeuw. Er vindt een verschuiving plaats van gezinsinkomen naar individueel loon.
Hierdoor gaat de levensconditie van vrouwen en kinderen aanzienlijk achteruit. Belangrijk is dat de
staat niet geacht wordt zich te mengen in familiaire kwesties of in de relatie tussen werkgever en
werknemer. Na het einde van de negentiende eeuw blijken politieke maatregelen nodig en dus
komen er wetten tot stand over arbeidsvoorwaarden, vrouw- en kinderarbeid, woningen, openbare
dronkenschap, etc. Ondanks deze maatregelen, blijven de levensomstandigheden van arbeiders
ongunstig. Eten is duur, er wonen veel mensen in één woning en er is vaak geen drinkwater. Als
gevolg gaan steeds meer vrouwen aan het werk; alleen het inkomen van de man is niet meer
voldoende. De lonen van de arbeidsters liggen wel een stuk lager. Opvallend is dat vrouwen niet
verkiesbaar zijn en geen stemrecht hebben, dus de discussies over de positie van de vrouw worden
uitsluitend door mannen gevoerd.
Typerend voor de eeuwwisseling is de hoge kindersterfte; per 1000 geboorten sterven 468 kinderen
onder de één. Uit ander onderzoek blijkt dat er met name meisjes overlijden. De belangrijkste
oorzaken zijn diarree en besmettelijke kinderziekten of darminfecties, te wijten aan
voedingsgewoontes. Slechts één op twee moeders gaf borstvoeding en vaak maar kort. Als de fles
werd gegeven, was de melk en de speen van slechte kwaliteit. Melk werd door het kindermeisje
aangevuld met soep en aardappelpuree. Vervolgens kregen de kinderen kalmeringsmiddelen op
basis van papaver en ether toegediend tegen het huilen. In officiële berichten werd het hoge aantal
kindersterfte echter toegeschreven aan vrouwenarbeid, dus aan opvoedingsgewoontes ten opzichte
van contextvariabelen. Geboortebeperking en abortus komen op gang. Er wordt in 1906 een wet
aangenomen die zegt dat verzekeringen geen schadevergoeding mogen geven voor het overlijden
van een kind jonger dan vijf jaar, om dergelijke praktijken te voorkomen.
Vanuit twee hoeken wordt geprobeerd om de vermeende negatieve effecten van de industrialisatie
te verzachten: door liberale burgers (filantropische verenigingen) en vanuit Christelijke liefdadigheid
(caritatieve organisaties). De doelen en activiteiten richten zich vaak op moeder- en kindzorg. Omdat
de overheid dit niet steunt, zijn moeder- en kindzorg vaak een private aangelegenheid.
Er wordt gepleit voor vrouwenonderwijs, maar wel met als doel een vrouwenberoep zoals leerkracht
of verpleegster te worden, of ontwikkelde huismoeders. Het burgerlijke ideaalbeeld van een gezin
verandert niet: een werkende man en een vrouw in de keuken.
Voor vrouwen zijn slechts twee mogelijkheden om een verantwoordelijke taak op zich te nemen:
toetreden tot een congregatie (katholieke geestelijke orde) of een rol op zich nemen in een
filantropische vereniging. Beide vormen gaan nog steeds over zorgen voor kinderen, zieken en
gevangen, zoals verwacht wordt van vrouwen.
1.2 De wetenschap
In deze periode zijn ook een aantal wetenschappelijke ontwikkelingen belangrijk, zoals bijvoorbeeld
de evolutietheorie van Charles Darwin. In het verlengde van de evolutieleer komt de eugenetica op
(de leer van de rasverbetering van de mens). Van daaruit komt steeds meer aandacht voor de eerste
levensjaren van een kind; kinderen vormen immers de eerste (en de zwakste) schakel in de keten van
de evolutie. Kinderarbeid wordt aan banden gelegd en de schoolplicht wordt ingevoerd. Dit heeft als
gevolg dat kinderen geen bron van inkomsten meer zijn, maar een bron van onkosten. Ze worden
meer gezien als kapitaal; men moet investeren en het rendement wordt later pas duidelijk.
De negentiende eeuw kent ook de opkomst van de experimenteel-wetenschappelijke denkrichting
en daarmee de statistische wetenschap en het kwantitatief onderzoek. Aan de taal der cijfers wordt
Hoofdstuk 1 – Het begin van de twintigste eeuw 2
,een bijna magische kracht toegekend en veel redevoeringen worden gestaafd met statistische
beweringen, ook in de wetenschap over kinderen. Het kwantitatief onderzoek vormt ‘bewijs’ voor
arbeidersklassen en de plaats van de vrouw in de keuken.
Ook de medische wetenschap maakt forse vooruitgang, met name op het gebied van bacteriën,
sterilisatie, vaccins en algemene hygiëne. Hierdoor ontstaat een tegenbeweging tegen de christelijke
opvatting dat de dood onvermijdelijk is. Er wordt steeds meer aan preventie gedaan en dat is
begrijpelijk in gebieden waarbij veel arbeiders dicht bij elkaar wonen.
Samen met de statistiek luidt deze wetenschappelijke evolutie de professionalisering van het
moederschap in via een nieuwe wetenschap: de kinderverzorging. Dit wordt een specialisme in de
geneeskunde. Op basis hiervan worden acties uitgezet tegen ouderlijke praktijken die
verantwoordelijk geacht worden voor de hoge kindersterfte, zoals kunstmatige voeding van baby’s.
De opvoedingsgewoontes van de arbeidersklassen blijven benoemd worden als morele dwalingen of
volksgeloof, nooit als praktische oplossing vanwege de context.
De rode draad door de verschillende wetenschappelijke evoluties, lijkt te zijn dat de levenssituatie
van het jonge kind gedecontextualiseerd wordt: geanalyseerd los van de betekenis die ouders zelf
aan de context geven en los van de sociaaleconomische verhoudingen. Door naturalisering wordt de
moeder steeds meer verantwoordelijk voor de primaire zorg van het jonge kind. Als gevolg is de
moeder verantwoordelijk voor de kindersterfte en voor de verdere ontwikkeling van haar nageslacht.
In officiële redevoeringen worden arbeiders neergezet als incompetente opvoeders. Hierdoor zal er
nooit een gesprek tussen de overheid en het gezin ontstaan.
Decontextualisering betekent bovendien dat de sociale problematiek geïndividualiseerd wordt. Dit
kan ook gezien worden als een manier om bepaalde groepen te marginaliseren (onbelangrijk maken).
Op die manier wordt opvoedingsondersteuning onderbouwd en is de aanzet gegeven voor de eerste
helft van de twintigste eeuw.
1.3 De kinderzorg op het terrein
Aan het begin van de twintigste eeuw krijgen de kinderdagverblijven vorm. Daarin zijn twee
hoofdrolspelers belangrijk: Henri Velge en Elise Plasky.
Henri Velge bekleed hoge functies voor de staat en heeft veel invloed op de besluitvorming over de
kinderzorg. Hij valt in de conservatieve, rechtse, katholieke kringen. Hij laat zich inspireren door de
Nieuwe Orde in de Tweede Wereldoorlog en de ideologie van de nazi’s en fascisten.
Elise Plasky wordt in 1901 (36 jaar) inspectrice van crèches. Ze verdedigt het recht op arbeid voor de
vrouw en bestudeert thema’s uit de sociale gezondheidszorg. Ze pleit soms echter ook voor
thuiswerk van moeders en is geen ‘agressieve feminist’. Ze was één van de eerste leidinggevende
vrouwelijke ambtenaren en 21 jaar lang verantwoordelijk voor het toezicht op de regelgeving over
vrouwelijke arbeid en kinderzorg.
In de tweede helft van de negentiende eeuw worden in de meest West-Europese landen crèches
opgericht; in België in 1845 en in Nederland in 1871. Het woord crèche verwijst expliciet naar de
metafoor van het hulpeloze Jezuskindje in de stal (= crèche).
Iets daarvoor ontstaan in Frankrijk de ‘salles d’asile’ (asielafdelingen), op initiatief van de
filantropische en caritatieve organisaties. Ze hebben een dubbele doelstelling: (arbeiders)kinderen
opvangen én voorschoolse opvoeding meegeven. In deze instituten wordt zorg voor kinderen
geprofessionaliseerd. Er is dus een groot verschil in het doel van een crèche en een asielafdeling,
waardoor ze zich beide los van elkaar ontwikkelen. Dit is een belangrijke verklaring voor het gebrek
aan professionalisering en pedagogisering van de kinderopvang, in tegenstelling tot de kleuterschool.
In rapporten van Plasky en Velge over de kinderopvang wordt summier een aantal dingen
beschreven, zoals het personeel, de voeding, de rituelen, etc. Opvoedkundige praktijken krijgen
vrijwel geen aandacht, met uitzondering van sanitaire elementen. Er is een duidelijke scheiding en
Hoofdstuk 1 – Het begin van de twintigste eeuw 3
, overgang tussen ouders en instelling; kinderen worden gebaad en krijgen een uniform aan. Moeders
die borstvoeding geven krijgen daarvoor een aparte ruimte, zonder dat er interactie is met de
opvangsters. Er kan dus geconcludeerd worden dat er bij de kinderopvang weinig sprake is van een
pedagogisch project en dat ouders vanuit hygiënisch oogpunt buitengesloten worden.
Over het standpunt van ouders over de kinderopvang is weinig bekend, maar er kan wel uit
documenten opgemaakt worden dat de kinderopvang weinig populair is; ouders kiezen liever een
ander alternatief. Er wordt verondersteld dat de aantallen nog wel toenemen omdat het principe
nieuw is, maar vanaf dat moment daalt de aanwezigheid van de kinderen alleen nog maar.
Vanaf het begin is duidelijk dat de crèche een dubbel doel dient: voor kinderen zorgen en
arbeidsmoeders normaliseren (het ‘normaal maken’; de normen en waarden van een andere klasse
of van rijkere milieus opleggen). Uitsluitend de kinderen van deze arbeidsmoeders worden
opgevangen. Het zorgen voor de kinderen is te verklaren vanuit de bestrijding tegen kindersterfte en
vanuit het beschavingsoffensief (arbeiders een bepaalde vorm van fatsoen bijbrengen).
De normalisering van de arbeidsmoeders krijgt vorm op twee manieren: door selectie wie terecht
kan en door lessen die gegeven worden voor de moeders. Veel crèches stellen eisen aan de ouders
van wie de kinderen toegelaten worden. Zo moeten de moeders werken, een aanbeveling hebben
van een lid van een filantropische of caritatieve vereniging en onwettige kinderen worden niet
toegelaten. Vaak is een crèche ook een plek waar meisjes opgevoed worden, door ze volledig
opgeleid te laten werken bij de crèche.
Opvoeding van ouders behoort vaak ook tot een missie van de crèche. Paradoxaal genoeg, maar
consistent met het beschavingsoffensief, benadrukken deze lessen de rol van vrouwen in de keuken.
In sommige crèches wordt bovendien een jaarlijkse prijs voor netheid en nauwgezetheid uitgereikt.
De kinderdagverblijven vormen slechts een kleine schakel in het beschavingsoffensief. Ze dienen
beschouwd te worden als één van de elementen voor de preventie van kindersterfte en zorg voor de
arbeidersklasse. In 1904 worden de initiatieven van de filantropische en caritatieve organisaties
overkoepeld door de Liga, die hun belangen verdedigt en nieuwe tracht op te richten. Ondanks dat
de Liga moeite doet voor overheidssubsidie, willen ze geen overheidsdiensten. Dit is belangrijk voor
paragraaf 1.5. Er zijn drie doelstellingen voor instrumentele (materiële) steun aan ouders, en Plasky
voegt daar een vierde aan toe, hygiëne.
Velge beschrijft een wantrouwen over de opvoedingscapaciteiten van de arbeidersklasse. Door
zuigelingenraadplegingen wordt advies gegeven over moedermelk, lichaamsverzorging, kleding van
moeder en kind. Er wordt gezonde voeding verschaft aan aanstaande moeders en babymelk wordt
verschaft aan moeders die problemen ervaren met borstvoeding. De moeders worden echter
gewantrouwd. Plasky maakt hierbij de kritische opmerking dat de raadplegingen theoretisch
interessant zijn voor werkende moeders, maar ze er (te) weinig gebruik van maken; met name
doordat ze niet open zijn buiten de werkuren om.
Naast deze raadplegingen als middel, worden ook vroedvrouwen ingezet om moeders raad te geven.
Bovendien organiseren dokters lezingen voor ouders in gebieden waar kindersterfte het hoogst is.
1.4 De maatschappelijke functie
De kinderdagverblijven zijn aan het begin van de twintigste eeuw onderwerp van veel discussie. Die
gaat met name over:
- Kinderopvang als pedagogisch project (of niet)
- De toegankelijkheid van de opvang (recht voor elk gezin of noodzakelijk kwaad)
- De organisatie van de kinderopvang (publiek of privaat)
- De missie van de kinderopvang (emanciperend of normaliserend)
Henri Velge en Elise Plasky zijn leidend in deze discussies, dus hun visies worden tegen elkaar afgezet.
Hoofdstuk 1 – Het begin van de twintigste eeuw 4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MarielleJonker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.