Ergotherapie in de geriatrie
Functies = fysiologische en mentale eigenschappen van het menselijk organisme
Anatomische eigenschappen: positie, aanwezigheid, vorm en continuïteit van onderdelen van het
menselijk lichaam
Stoornissen = afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen
Activiteiten = onderdelen van iemands handelen
Beperkingen = moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten
Participatie = iemands deelname aan het maatschappelijk leven
Participatie problemen = problemen die iemand heef met het deelnemen aan het maatschappelijk
leven
Externe factoren = iemands fysieke en sociale omgeving
Persoonlijke factoren = iemands individuele achtergrond
Hoofdstuk 1: Algemene aspecten omtrent zorg voor de
oudere populatie
1.2 begripsbepaling
1.2.1 definiëren van de oudere populatie
Wat is een oudere?
verschillende definities en synoniemen
Subjectieve invulling
Maatschappelijk beeld wordt gevormd door veel generaties
Grote variabiliteit, afhankelijk van tijdsgeest
Vroeger -> bejaarden = 60+ of de derde leeftijd
Vanaf 1980 -> opsplitsing bejaarden
Jongbejaarden: zeer actief, jonggepensioneerden
Bejaarden
Hoogbejaarden
Later -> oudere populatie genoemd -> positievere benadering
Grote variabiliteit:
Er zijn veel verschillende ouderen: sommige nog heel goed anderen wat minder
Elk eigen levensverhaal: hoe je je leven hebt geleefd heeft invloed op het ouder zijn
Afhankelijk van tijdsgeest -> Vroeger vanaf 60 jaar een bejaarde
,Derde, vierde en vijfde leeftijd
3de leeftijd: actief zijn, zelf bepalen wat je doet, nog veel mogelijkheden op fysiek en psychosociaal
vlak
4de: ouderen die geconfronteerd worden met verlies in cognitie en leervermogen, kwetsbare groep
met risico op functieverlies en afname van participatie
5de : oudere in de palliatieve zorgfase, naderende dood
Visie op het ouder worden in de oudheid
Tijdsgebonden visies op het verouderen
Plato -> oud worden is niet erg, hoop ervaringen, vermogen om kritisch na te denken, nog steeds
belangrijke bijdrage aan samenleving
Aristoteles -> ouderen mogen niets doen en moeten wachten op de dood, mogen geen initiatieven
meer nemen, berusten in hun lot, terugtrekken uit maatschappij
Opkomst van welvaart -> visies veranderen, introductie pensioenen, ziekte verzekering
Disengagement (terugtrekking) theorie van Cumming en Henry:
Maatschappij promoot disengagement voor ouderen
Ouderen en maatschappij moeten zich gelijktijdig loskoppelen van elkaar
Na pensioen moet oudere geen nieuwe taken opnemen
= natuurlijk en wenselijk proces dat zal leiden tot een hoger welzijn bij ouderen
Activiteit theorie: moraal en tevredenheid positief gerelateerd aan de sociale integratie en een hoge
betrokkenheid bij sociale netwerken. Moraal en tevredenheid negatief gerelateerd aan verlies van
rollen en activiteiten. Ouderen moeten zoveel mogelijk activiteiten blijven doen, wel
verantwoordelijkheid van ouderen zelf, daarna gelukkig sterven, ook kritiek hierop -> niet het aantal
activiteiten is belangrijk maar ook de soort activiteit
Continuïteitstheorie: komt voort uit de 2 vorige theorieën
stabiliteit die je tijdens je leven hebt opgebouwd moet je verder zetten, activiteiten
koppelen aan interesses
Ouderen willen na hun pensioen gelijkaardige activiteiten uitvoeren zoals vroeger
Je moet kijken naar iemands persoonlijkheid, dat veranderd niet als je ouder word
Successful ageing theorie:
gevolg van continuïteitstheorie
ouderen moeten alles doen om ziektes te vermijden, fysiek te zijn -> kritiek op
Active ageing theorie:
leeftijd mag de mate van activering niet meer bepalen
heel de maatschappij heeft invloed op het actief verouderen
kritiek op want nadruk lag te veel op het actieve
Healthy ageing theorie:
, gezond ouder worden als ‘het proces van het ontwikkelen en behouden van het functionele
vermogen dat welzijn op oudere leeftijd mogelijk maakt’
een omgeving creëren om welzijn op oudere leeftijd mogelijk te maken
Doorheen de tijd van negatieve visies naar positieve visies over het ouder worden
1.3 Demografie
Ouder worden was lange tijd een uitdaging:
Levensverwachting stijgt door evolutie van medische kennis en technologie en toenemende welvaart
-> vergrijzing van de maatschappij -> 60+ stijgen
Verzilvering van de maatschappij -> 80+ is verdubbeld tegenover vroeger
Gender gerelateerd -> vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen
Maar verschil tussen mannen en vrouwen wordt kleiner doorheen de tijd -> mannen moesten
vroeger werken en vrouwen bleven thuis -> nu niet meer
Vrouwen zitten biologisch anders in elkaar dus zullen altijd iets langer leven
Tien jaar na de oorlog -> veel baby’s -> baby boom
Na oorlog -> betere economie en welvaart
Na corona geen baby boom -> economie was slecht
Bevolkingspiramide -> blijft niet de vorm van piramide -> betere gezondheidszorg dus meer ouderen
Piramide krijgt smallere basis en bredere bovenkant -> word omgekeerde piramide -> later meer
ouderen en minder volwassenen en jongeren
Komst van anticonceptie, ontkerkelijking, mensen konden zelf beslissen wanneer ze kinderen kregen,
latere leeftijd kinderen, minder kinderen -> geboorte cijfer daalt
Vergrijzing: aantal ouderen t.o.v. de totale bevolking wordt groter
Verzilvering: aantal 80+ word groter
Ons doel om goede zorg te hebben voor ouderen, kwalitatieve zorg -> maatschappelijke uitdaging
woonzorg en thuiszorg -> Veel meer plek nodig voor al de ouderen, meer thuis zorg nodig,
professionals en mantelzorgers (informele hulpverlener) nodig
moeilijker voorzien van pensioenmiddelen -> we moeten langer werken, aantal werkende moeten de
ouderen verzorgen
Beeldvorming
In de maatschappij zijn veel vooroordelen -> negatief beeld van ouderen
In Disney films -> 93 oudere personages -> mannen gezien als wijs, vrouwen als slecht
Conclusie: vanaf jonge leeftijd zie je stereotypering
Stijging in het gebruik van whatsapp door ouderen -> later zullen ouderen ook videogames spelen
, Ouderen slachtoffer van ageïsme -> leeftijdsdiscriminatie bij ouderen -> ouderen slachtoffer van
stereotype en discriminatie
Je kan positief en negatief discrimineren:
Negatief:
- Intellectuele vaardigheden verliezen -> tempo verlaging, minder naar school gegaan door
oorlog -> minder kansen op de werkvloer
- ouderen hebben negatieve persoonlijkheid -> niet waar, je persoonlijkheid blijft stabiel
- ouderen zijn eenzaam -> niet iedereen
- ouderen worden steeds meer afhankelijk -> hoe meer we ze helpen in woonzorgcentra hoe
meer ze dit gewoon worden
- ouderen worden aseksueel -> seksleven veranderd, seksualiteit neemt plaats voor intimiteit
- ouderen zijn probleemgroep -> vaak onder noemer geplaatst met de zieken
- ouderen zijn onproductief en futloos -> je moet actief blijven
- ouderen vervullen geen rol -> wel: grootouderrol
positieve:
- wijs
- vandaag de dag -> naar de gym, sporten
- gaan op vakantie
- zijn mooi, beauty producten
stereotype content model
omschrijft hoe groepsstereotypen zijn opgebouwd
key idea -> 2 dimensies spelen belangrijke rol in stereotypering en vooroordelen
warmth -> geloofwaardigheid, empathie,..
competence -> intelligentie, zelfzekerheid,..
Oppassen voor:
• zwart/wit denken
• ‘self-fulfilling-prophecy’ = gedragen naar je stereotype