Samenvatting Levenslooppsychologie Cognitieve Ontwikkelingsfasen

Cognitieve ontwikkeling
Babytijd


 Pasgeborene: beperkte cognitie

 Cognitieve ontwikkeling door
- Leerprocessen & ervaringen Geen interesse
- Myelinisatie & neuronverbindingen

 Beginnend soort intelligentie aanwezig bij geboorte
- Bower experiment
o 20 dagen oud
o Voorwerp tonen, dan achter scherm verbergen
Wel interesse
o Scherm weg: voorwerp weg  verwondering
(hartslag stijgt)

- U-vormig scherm experiment

 Leerprocessen
- Naast aangeboren cognitieve vaardigheden ook leerprocessen

- Automatische leerprocessen S – UCS – R
o Habituatie Moeder – melk – genot
 Snel wennen aan constante of vaak neutrale prikkel - aangename - reactie
ongeconditioneerde
aangeboden prikkel (met licht slapen) prikkel
CS R
o Klassieke conditionering
Moeder -> genot
 Leren van verband tussen 2 prikkels geconditioneerde reactie
prikkel
o Primitieve imitatie
 gelaatsexpressie volwassene nabootsen

 Sensorimotorische fase (Piaget)

0-1m Ongecoördineerde Reflexmatige reacties – elementaire sensomotorische schema’s -
reflexhandelingen overlevingsmechanismen
1-4m Primaire circulaire reacties Eerste kringreacties (operante conditionering + intrinsieke motivatie) –
gericht op eigen lichaam – geen uitlokking door externe prikkel
4-8m Secundaire circulaire reacties Prikkels uit omgeving versterken gedrag – toevallige handeling – aandacht
buitenwereld – extrinsieke motivatie – geen O -> G – oog/hand coördinatie
evolueert – semi-intentionaliteit
8-12m Intentioneel handelen Doelgericht handelen – nieuw aangeleerd gedrag toepassen in nieuwe
situaties – objectpermanentie (iets verdwijnt  bewust (bv: angst: mama))
12/18m Tertiaire circulaire reacties Experimenteren – gedrag aangewend om nieuwe, ongekende effecten
- peuter en/of doelen te bereiken (bv: dingen laten vallen)
18/24m Geïnterioriseerde tertiaire Experimenteergedrag in hoofd – voorstellingsvermogen – Wat als?...
- peuter circulaire reacties

, Cognitieve ontwikkeling
Peutertijd


Sensorimotorisch stadium (0-2j) Pre-operationeel ontwikkelingsstadium (2-7j)
o Door in interactie te gaan met de o Evolutie van actie op extern niveau  naar symbolisch talig niveau
buitenwereld
o Via interne representatie  naar begrijpen van de wereld en
o Door te kijken, te luisteren, te grijpen, te opbouwen ‘wereldbeeld’
manipuleren
 logica van handelen o Begrip is nog beperkt door de afwezigheid van logische
 begrijpen van de wereld – eerst denkstrategieën
denken  logische operaties (bv: iets in hoofd kunnen omdraaien,
combineren, …)
o Geboren in adualisme  evolutie naar
subject-objectsplitsing (tijdens 2° jaar) o In het leren bevatten van de wereld: mix van fantasie en realiteit
 zichzelf als afzonderlijk object beleven  nieuwe vorm van egocentrisme: realiteit benaderen vanuit
losstaand van buitenwereld subjectieve beleving (vanuit eigen fantasie en eigen kijk op de
wereld)
o Mentale representaties  verliezen in de fantasie
 Taalontwikkeling  vanuit eigen verbeelding zelf dingen invullen die ze niet snappen
 1° woordjes verwijzen naar  typisch peuterdenken
belangrijke personen, objecten, …  Animisme
 menselijke eigenschap aan levenloze dingen (stoute
 Tekenen deur)
 betekenis willen geven aan eigen
krabbels  Fysiognomisch waarnemen
 zaken hebben gezicht en stralen emotie uit (lachende
 Indirecte imitatie zon)
 Iemand niet aanwezig 
imiteren (papa nadoen: “pas op hé)  Realisme
 psychisch fenomeen = realiteit (droom is in de kamer)
 Doe alsof spelletjes
 objecten dienen voor iets anders  Juxtapositie
tijdens het spel  geen oorzakelijk verband tss gebeurtenissen terwijl dit er
wel is
 Intelligent handelen
 middel-doel denken: complexe  Fenomenistische causaliteit = syncretisme = transductief
handelingen uitvoeren om doel te redenen
bereiken  ten onrechte oorzakelijk verband leggen

 Symboolfunctie of semiotische functie  Magisch denken
wordt verworven  invloed kunnen uitoefenen op dingen door iets te doen

 Artificialisme
 alles is gemaakt door iemand (elfen)

 Finalisme
 alles heeft een bedoeling (zee is er om op vakantie te
kunnen gaan)
- Preconceptueel denken
(2-4j) (substadium pre-operationeel denken)