100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
Eerder door jou gezocht
Samenvatting Ontwikkelingsgerontologie van Jan Willem de Graaf en Maryke Tieleman, met de hoofdstukken: 1-2-3-4-6-7. En Levensfasen, de psychologische ontwikkeling van de mens van Maryke Tieleman, met de hoofdstukken: 1-2-3-4-5-6-7-8.€12,99
In winkelwagen
Samenvatting Ontwikkelingsgerontologie van Jan Willem de Graaf en Maryke Tieleman, met de hoofdstukken: 1-2-3-4-6-7. En Levensfasen, de psychologische ontwikkeling van de mens van Maryke Tieleman, met de hoofdstukken: 1-2-3-4-5-6-7-8.
Dit is een samenvatting van 2 boeken namelijk: ontwikkelingsgerontologie van Jan Willem de Graaf en Maryke Tieleman, met de hoofdstukken: 1-2-3-4-6-7. En het boek Levensfasen, de psychologische ontwikkeling van de mens van Maryke Tieleman, met de hoofdstukken: 1-2-3-4-5-6-7-8.
H1: De prenatale periode
1.1 De lichamelijke ontwikkeling:
Als je de lichamelijke ontwikkeling van de mens bekijkt, kun je altijd een onderscheid maken tussen de
ontwikkeling van het specifieke individu (de ontogenese) en de ontwikkeling van de soort (de fylogenese).
Bij de ontogenese speelt de interactie met de omgeving een belangrijke rol en bij de fylogenese meer de
ontwikkeling van de soort, de erfelijkheid.
De prenatale ontwikkeling van de mens is afhankelijk van 3 factoren. Bij deze factoren zal telkens worden
aangegeven in welke mate erfelijke bepaaldheid en omgevingsinvloeden een rol spelen:
- Groei: zijn de toename van cellen en een toename van lengte en gewicht. De mate van groei is in sterke
mate erfelijk bepaald. Factoren uit de omgeving hebben een beperkte invloed op het groeiproces ->
voeding.
- Rijping: dit heeft te maken met het in staat zijn om nieuwe functies te vervullen en is een lichamelijk of
fysiologisch proces. Het wordt niet of nauwelijks beïnvloed door de omgeving. Het proces volstrekt zich
autonoom. Het wordt beïnvloed door erfelijke factoren zoals fysieke kenmerken, en mogelijke
psychische factoren zoals intelligentie. Rijping kan worden beïnvloed door overmatige alcohol gebruik
en roken.
- Leren: negatieve gevolgen van drinken en het gebruik van drugs. Deze stoornissen zijn dan niet direct
het gevolg van een tekort aan intelligentie, maar hebben te maken met de rijping van het zenuwstelsel.
De menselijke biologische ontwikkeling begint bij conceptie, bij de bevruchting van de vrouwelijke eicel
door een mannelijke spermatozoön of zaadcel. De bevruchte eicel noem je de zygote. Die deelt zich met hoge
frequentie in een paar dagen tot een morule. In de prenatale fase: de periode waarin het ongeboren mens
uitgroeit tot een mens die rijp is om geboren te worden, we onderscheiden 3 belangrijke trimesters:
1) De bevruchte eicel bevat alle componenten voor de ontwikkeling. Ook voor de vorming en de timing van
de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel, het hart en elk ander orgaan en weefsel dat nodig is om
te kunnen leven. Bij bestaat uit 2 periodes:
- De eerste 2 weken, waarin de innesteling plaatsvindt van de bevruchte eicel in de baarmoeder. De
eerste twee weken waarin de celdeling van de zygote plaatsvindt noem je de germinale fase. 1 cel
deelt zich daarin tot een aantal biljoen cellen. De spermatozoa en de eicel versmelten en samen
vormen ze het erfelijke materiaal voor de ongeboren baby. Hieruit zal het embryo zich laten
ontwikkelen.
- In de volgende periode van 6 weken ontwikkelen zich het centrale zenuwstelsel, de ogen, het hart,
de oren, de tanden, het gehemelte en de externe genitaliën. In de eerste 8 weken komen er elke
seconde ruimt 8.000 hersencellen bij. Vanaf de 3e week van de zwangerschap begint het brein zich
te vormen. Net boven de wervelkolom ontstaat het achterbrein = de hersenstam -> daarin groeien
de kleine hersenen -> later ontstaat het middenbrein en het voorbrein. Deze periode noem je de
embryonale fase.
2) De foetus gaat allerlei bewegingen maken: buigen, strekken, handen sluiten enz. Dit loopt van de 3e tot
en met de 7e maand. Halverwege de zwangerschap ontwikkelen zich de meeste reflexen, deze geven
onder andere informatie over het functioneren van de hersenen. Aan het eind van de 5e maand zijn bijna
alle hersencellen aangemaakt. Dan neemt het bewegen af en worden meer ingewikkelde functies zoals
de zintuigen ontwikkeld.
3) Deze kenmerkt zich vooral door een snelle gewichtstoename van de foetus. Daardoor kan hij zich steeds
minder goed bewegen en gaat hij een vastere positie innemen, met het hoofd naar beneden. Dan is hij
voorbereid op de bevalling. De laatste maanden kan de foetus allerlei externe prikkels onderscheiden.
1.2 De ontwikkeling van de reflexen:
Reflexen zijn onbewuste automatische fysiologische reacties op prikkels en veranderingen in de omgeving.
Deze reflexen komen voort uit het natuurlijke instinct om te overleven.
,Reflexen hebben volgens de huidige inzichten de volgende kenmerken:
• Reflexen zijn onwillekeurige bewegingen. Deze bewegingen zijn een reactie op een prikkel. Ze zijn de
eerste bewegingen die de mensen kan maken, naast het kloppen van het hart.
• Reflexen geven informatie over het al dan niet goed functioneren van het centrale zenuwstelsel.
(Daarom moet de arts de reflexen onmiddellijk na de geboorte controleren.)
• Reflexen worden bestuurd door de hersenstam, een deel van de hersenen dat zich vroeg in de evolutie
heeft ontwikkeld.
Een ongeboren kind kent 8 reflexen:
1) De uterine withdrawal reflex: het terugtrekken van het lichaam bij het prikkelen van de tenen. 2) De
mororeflex: als de baby schrikt, opent hij de vingers en de armen en spreidt het de benen. Vervolgens
worden de armen met een zwaai naar voren gebracht alsof het kind iemand wil omhelzen. De mond wordt
daarbij geopend en gesloten. Daarna begint het kind vaak te huilen = schrikreflex. 3) De babyinskyreflex: het
is een grijpreflex van de voeten. Hij moet vervangen worden door een voetzoolreflex als het kind wil leren
lopen. 4) De palmar reflex of grijpreflex: de vingers sluiten zich stevig bij een lichte aanraking van de palm
van de hand. 5) De asymmetrische tonische nekreflex: het hoofd dat naar 1 kant buigt, roept het strekken
van het been en de arm aan dezelfde kant van het hoofd op. 6) De spinal galant reflex: bij stimulatie van de
buik of de rug roteert of buigt het ruggenmerg 45 graden naar de gestimuleerde kant. 7) De rooting reflex en
sucking reflex: bij een lichte aanraking van de wang of de mondrand draait het hoofd in de richting van de
stimulatie en gaat de mond open met uitgestoken tong. 8) De tonische labyrinthine reflex forewards: bij het
bewegen van het hoofd voor en achterwaarts buigt het hoofd boven en onder het niveau van de ruggengraat
door.
1.3 Visies op het prenatale bewustzijn:
Volgens de ene visie komt bewustzijn door leerervaring tot stand, volgens een andere door rijping en
volgens weer een andere is het zelfs al bij de bevruchting aanwezig.
De westerse verklaringsmodellen over de ontwikkeling van het menselijke bewustzijn:
- De leertheoretische of behavioristische visie:
Hierbij wordt uitgegaan dat de mens na de geboorte een onbeschreven blad is en wordt bepaald door
leerervaring. Het is aannemelijk te veronderstellen dat de mens voor de geboorte al enigszins wordt
geconditioneerd door zijn prenatale ervaringen, dit zou verklaren dat de ene mens bijv. rustiger of angstiger
is na de geboorte dan de andere.
- De biologische visie:
Hier bepalen de interne of erfelijke factoren hoe het individu is. Het is niet aannemelijk dat er sprake is van
een prenataal bewustzijn bij interne factoren, hoewel bepaalde reacties op deze factoren kunnen worden
geregistreerd. Deze kunnen ook als onbewust worden beschouwd.
- De omgevingspsychologische visie:
Hierbij wordt de mens bepaald door de wisselwerking tussen de sociale en de ruimtelijke omgeving:
verschillen in hartslag zouden kunnen duidelijk op een lage vorm van besef of weten.
- De cognitivistische visie:
Hier is de informatieverwerking en de zelfsturing van de mens bepalend. Bewustzijn wordt aan het vormen
van geheugen gekoppeld. Er is voor de geboorte nog geen sprake van bewuste geheugenvorming.
- De psychoanalytische visie:
Hierbij zijn de biologische aanleg en de opvoedingservaringen in de eerste levensjaren de belangrijkste
factoren binnen de unieke levensgeschiedenis die bepalend zijn voor de persoonlijkheid in ontwikkeling. Er
is wel sprake van een vorm van besef in de baarmoeder.
- De humanistische visie:
Een mensenvisie waarin zowel aanleg als omgeving het menselijk gedrag holistisch verklaren. De individuele
beleving, de ruimte voor de noodzakelijke zelfontplooiing en de eigenverantwoordelijkheid zijn hierbij
bepalende factoren. Het is een mix van de psychoanalyse en het behaviorisme.
- De bio-ecologische visie:
Naarmate een kind in aanraking komt met invloeden van buiten, geeft het een zelfbewuste vorm aan zijn of
haar ontwikkeling.
,1.4 De omgeving van het embryo en de foetus:
Een embryo is een ongeboren mens in de eerste fase van ontwikkeling na de bevruchting (0 tot 12 weken).
De uterus is de baarmoeder. Een foetus is de periode van het ongeboren kind tussen 12 weken voor de
geboorte en de geboorte.
Middelen die van buiten komen en een schadelijke invloed hebben op de prenatale ontwikkeling, noem je
teratogenenfactoren. Ze kunnen leiden tot vertraagde groei, gedrags- en functiestoornissen, ze kunnen
zelfs leiden tot de dood. Teratogenen zoals:
Alcohol of drugsgebruik: zelfs matige vormen kunnen negatieve effecten hebben -> lager geboortegewicht
of minder alert reageren na de geboorte. Kinderen worden dan met het foetaal alcoholsyndroom geboren,
dit syndroom is een rechtstreeks gevolg van het drinken van alcohol tijdens de zwangerschap. Wanneer de
moeder te veel rookt kan de foetus stoppen met ademhalen, dit is een paradoxale reactie op zuurstofgebrek.
Als de moeder drugverslaafd is, wordt het kind met onthoudingsverschijnselen geboren.
Medicijngebruik: langdurig gebruik kan leiden tot ernstige lichamelijke afwijkingen van de embryo.
Ondervoeding: kan leiden tot neurologische afwijkingen bij het kind. Het heeft effect op de ontwikkeling
van de hersenen en hebben gemiddeld meer kans op vetzucht, hoge bloeddruk, schizofrenie en depressies.
Chemicaliën en stralingsgevaar: de invloed van alle mogelijke chemische verbindingen en van de
verontreiniging van de lucht, de aarde en het water op onze gezondheid is nog niet geheel duidelijk. De
radioactieve stralingen bereikt de foetus rechtstreeks. Zelfs de geringe hoeveelheid straling bij een
röntgenfoto en het bestralen van tumoren veroorzaakt bij de ongeborene al afwijkingen.
Ongelukken: verwondingen bij de moeder worden gedeeltelijk door het vruchtwater opgevangen, maar kan
ook leiden tot een vroeggeboorte of een beschadiging aan de foetus.
Een te kleine placenta: hierbij kan door de verminderde toevoer van zuurstof en voedingsstoffen de
ontwikkeling van de foetus nadelig worden beïnvloed.
Infectieziekten: een zeer gevaarlijke ziekte is aids. Het Hiv-virus wordt vlak voor, tijdens of na de geboorte
op het kind overgedragen. Nog een ander voorbeeld is de geslachtsziekte syfilis, de gevolgen hiervan kunnen
ernstig zijn zoals geestelijke achterstand in de ontwikkeling, blindheid en doofheid.
Psychische ziekten: hierbij kun je denken aan ziektes die erfelijk bepaald zijn. De erfelijke belasting van de
vader speelt hierbij ook een rol, en factoren van stress, angst of depressie.
Zware stress: het kan leiden tot een verhoging van de adrenalineproductie in het bloed van de moeder.
Baby’s van angstige moeder lijken meer in hun slaap te bewegen en hun perioden van diepe slaap zijn
korter. Bovendien is er een indirect effect van stress bij de moeder -> een verhoogde inname van nicotine,
medicijngebruik of alcohol, met de eerder besproken gevolgen.
Leeftijd moeder: biologisch is het het beste om je kind tussen je 20ste en 35ste jaar te krijgen. Moeders die
jonger zijn dan 17 hebben een grotere kans op vroeggeboortes en twee keer zoveel kans op een
doodgeboren kind. Ook bij oudere moeder is de kans op een te vroeg geboren kind groter en er bestaat een
lichtverhoogde kans op psychische problemen. De kans op het syndroom van down neemt ook toe bij een
hogere leeftijd
Leeftijd vader: hiermee worden oude zaadcellen bedoelt. Deze heeft invloed op de psychische ontwikkeling
van de ongeborene. De kans op manische depressiviteit en een autisme spectrum stoornis neemt ook toe
met de leeftijd van de vader.
1.5 De verwachtingen van de omgeving:
Mensen zijn geneigd onbedoelde uitspraken te doen over het geslacht of de latere capaciteit van de foetus.
Zo’n uitspraak hoeft niet dramatisch te zijn maar als uiteindelijk blijkt dat de verwachtingen niet kloppen, is
dat voor sommige mensen behoorlijk slikken. Een kind wat niet aan de verwachtingen van de ouders
voldoet, krijgt meestal minder positieve aandacht en is zelfs kwetsbaarder voor mishandeling.
, H2: geboorte en eerste 6 maanden
2.1 De geboorte als een biologisch proces:
De geboorte neem gemiddeld tussen de 8 en 14 uren in beslag. De hersenen van de moeder en het kind
versnellen beide het verloopt van de baring door een hormoon, oxytocine, af te geven dat de baarmoeder
doet samen trekken. Het signaal dat wordt afgegeven is een verlaagde bloedsuikerspiegel bij de baby, omdat
de moeder niet meer voldoende voedingsstoffen kan leveren.
De bevalling: met 40 weken is de baby klaar om geboren te worden.
Ontsluiting: weeën om de 3-5 minuten, slijmprop uitgestoten, vruchtvliezen breken en de opening van de
baarmoederhals moet 10 cm zijn, dan is de ontsluiting volledig.
Uitdrijving: je hebt persweeën, die zijn krachtiger, de spieren van de buikwand trekken dan samen, het
hoofdje draait naar beneden onder het schaambeen door.
De ligging in de moederbuik:
• Normale ligging -> hoofdje eerst geboren
• Stuitligging -> kontjes of voetjes eerst, dan wordt je in het ziekenhuis geboren
• Dwarsligging -> keizersnede
Geboren worden kan voor het kind een ruwe onderbreking zijn van een toestand van veiligheid en
tevredenheid. Baby’s huilen vaak na de bevalling, daarvoor is vaak een biologische reden. Zoals het starten
van de ademhaling, angst, pijn of honger. Het feit dat sommige baby’s ontroostbaar zijn in de eerste weken
na de geboorte, zou een aanwijzing kunnen zijn van een trauma. In fysiek opzicht kunnen de meeste baby’s
zich uitstekend herstellen en zich aanpassen aan alle grote veranderingen die ze in korte tijd hebben
doorgemaakt.
Wanneer er complicaties zijn bij de bevalling zoals zuurstofgebrek, kunnen er ernstige stoornissen bij het
kind ontstaan. Zuurstofgebrek kan leiden tot hersenbeschadiging. Dit levert vaak neurologische
stoornissen op -> stoornissen in het denken of bewegen. Een foetus met een reeds bestaande neurologische
stoornis is minder in staat om de bevalling goed in gang te helpen zetten, doordat de reflexen minder goed
functioneren.
Een belangrijke risicofactor tijdens de geboorte (perinataal risico) vormt een vroeggeboorte (prematuriteit).
Het geldt, hoe lager het geboortegewicht is, hoe hoger het risico op ontwikkelingsstoornissen. Dit risico
neemt toe als er zowel sprake is van prematuriteit als van ongezonde invloeden zoals roken. Het risico op
ontwikkelingsstoornissen kan worden verminderd door factoren als neonatale zorg en een goede stimulatie
van de baby door de ouders.
Complicaties tijdens de geboorte kunnen onder andere leiden tot een te grote beweeglijkheid en een
concentratiestoornis zoals ADHD, leerstoornissen zoals dyslexie en coördinatie problemen met bijv. de oog-
handcoördinatie, sensorische perceptiestoornissen en spraak- en articulatieproblemen.
Een pasgeboren baby heeft bijna alle hersencellen die hij de rest van het leven nodig heeft. Het is nu vooral
belangrijk om deze cellen te laten verbinden met andere cellen. Dat ‘verbinden’ komt neer op het leren en
ontwikkelen. In de baarmoeder is het proces al in gang gezet, maar het gaat na de geboorte in versneld
tempo verder. Hoe meer het kind leert, hoe meer nieuwe verbindingen er worden gemaakt tussen
hersencellen en hoe sterker de verbindingen worden.
Een baby brein is erg plastisch, dat wil zeggen dat een hersengebied bij beschadiging gemakkelijk door een
andere hersengebied kan worden geactiveerd om de bedoelde handeling te compenseren.
2.2 De lichamelijke groei, de rijping en de ontwikkeling van de motoriek:
De motorische ontwikkeling is al voor de geboorte begonnen. De motorische ontwikkeling die een kind
gedurende de eerste 2 jaar na zijn geboorte meemaakt is opvallend. Na de geboorte kan hij in de regel nog
alleen in elkaar gedoken, liggend bewegen. Met een jaar kan hij zijn eerste stapjes zetten na 2 jaar kan hij als
ergens naar toe lopen. De grote lichaamsbeheersing is het resultaat van rijping en kan slechts in beperkte
mate worden geleerd.
Het kind beschikt over een aantal reflectorische gedragsmogelijkheden die terug te voeren is tot de
oertijd. De mororeflex was bedoelt om zich vast te grijpen bij een dreigende val. Deze reflexen dienen om het
organisme te beschermen en om het leven in stand te houden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lmcsteghuis. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,99. Je zit daarna nergens aan vast.