Leerpad C – farmacologie cardiologie
1. antihypertensiva (ABCDM)
- β-blokkers
- Diuretica
- Calciumantagonisten
- Middelen inwerkend op RAAS of renine-angiotensinesysteem
1.1 mechanismen bloeddruk en volume
1.1.1 normale regulatie van de bloeddruk
- Neurale regulatie: op een korte termijn en gaat snel,
baroreceptorenreflex wordt gebruikt
- Hormonale regulatie: op een lange termijn en gaat
traag, dus door het RAAS-systeem
1.1.2 baroreceptorenreflex
⟹ bij stijging van de bloeddruk zorgen de baroreceptoren voor
remming vasoconstrictie + vaatverwijding en afname HMV.
⟹ bij daling van de bloeddruk zorgen de baroreceptoren ervoor dat er
vasoconstrictie plaats vindt dus afname vaatverwijding en verhoging HMV.
1.1.3 hormonale regulatie van de bloeddruk
⟹ bij afname bloeddruk en volume zal er op korte termijn een sympathische
activering komen (toename HMV en vernauwing vaten), op lange termijn zal er
afgifte zijn van erytropoëtine (toename RBC) en afgifte renine voor stimulatie
angiotensine II, die renine zorgt voor dorstgevoel, meer aldosteron en afgifte ADH
(anti-diuretisch hormoon).
⟹ bij toename bloeddruk en volume zal er ANP (atriaal
natriumetisch peptide) worden afgegeven door hart. Dit verhoogt Na-
afgifte in urine, toename watervlies in urine, afgenomen dorstgevoel,
blokkering ANP, aldosteron, epinefrine en norepinefrine + verwijding
perifere vaten → afname bloeddruk en volume
1.1.4 renine-angiotensine-aldosterone-systeem (RAAS)
⟹ lever maakt angiotensinogeen aan → omgezet door renine naar angiotensine →
gaat naar longen, zetten dit om naar angiotensine II → gaat naar hersenen, maken
ADH aan, dit beïnvloed nieren en er zal minder water- en Na verloren. → longen
maken angiotensine II maken en bijnier stimuleren en gaan aldosterone maken
(minerale corticoïd) en heeft invloed op nieren.
1.2 de β-blokkers
⟹ ze blokkeren de adrenerge beta-receptoren van het orthosympathisch
zenuwstelsel, het zenuwstelsel dat stress geeft. Er zal een kleinere prikkeling zijn
van OS dus ook lager HMV en lager hartritme bv. inderal
1
, - Indicaties? Hypertensie, angor pectoris, secundaire preventie na AMI,
ritmestoornissen, snelle VKF, hartfalen, hyperthyroïdie, migraine‼
- Nevenwerkingen en contra-indicaties: astma (niet-cardioselectieve beta-
blokkers gaan astma triggeren - tegenindicatie), erectiestoornissen,
vermoeidheid, inspanningsintolerantie (het hartritme gaat verhinderen dat hart
te hoog gaat), bradycardie (hartslag zal trager gaan), hypotensie (te weinig
bloeddruk)
- Vraag: wat zijn de beta-1-cardioselectieve bèta-blokker? Deze gaan enkel
op hart inwerken en aan hechten, want er zijn niet enkel bèta-receptoren in
het hart. -olol, belangrijkste zijn vetgedrukt
o Acebutolol, Atenolol, Betaxolol, Bisoprolol, Celiprolol, Esmolol,
Metoprolol, Nebivolol, Propranolol
1.3 adrenerge receptoren
- α1: geven een contractie van de gladde spiercellen van de arteriolen en de
sphincter van de blaas + dus zorgt voor vasoconstrictie
o agonist (stimulerend): bv. Fenylefrine
o antagonist (blokker): bv. tamsulosine (omic)
- β1: werken aan hart vooral de sinusknoop en de cardiomyocyten + een
chronotroop en een inotroop effect bv. propranolol (inderal) en bisoprolol
(emconcor)
o chronotroop: te maken met ritme van hart, snelheid van hart (sneller
pompen) → negatief effect bestaat ook
o inotroop: β1-receptoren zullen tijdens een stressreactie ervoor zorgen
dat hart beter/harder gaat samentrekken → negatief effect bestaat ook
- β2: niet in hart, zij geven relaxatie van de gladde spiercellen van de
bronchiolen dus een bronchodilatatie (puffers die luchtwegen openzetten doen
dit ook, je moet dus ook een geneesmiddel hebben die dezelfde functie
hebben)
o agonist (stimulerend): bv. Salbutamol (ventolin)
o antagonist (blokker): bv. propranolol (inderal)
o β2-blokker: als je een niet-cardioselectieve b1-blokker gaat gebruiken,
dan kan je met die niet-selectieve effect geven op longen (dichtgaan)
1.4 selectiviteit van de β-blokkers
- niet-cardioselectief: bv. propranolol, β1 en β2 → cave! Astma‼!
- cardioselectief: bv. bisoprolol (emconcor), gaat meer op β1 binden dan β2
1.5 diuretica → eerste medicatie meestal bij hypertensie
⟹ zij stimuleren de diurese (vochtafdrijvend en stimuleert urineproductie)
- indicaties: hypertensie, hartfalen en oedeem
- waarom hartfalen? vocht dat niet kan weg gepompt worden zal weggaan
door diuretica
1.5.1 urinevorming
- ultrafiltratie: t.h.v de glomerulus wordt er 180L/dag
2