Dit is de samenvatting van de werkplaats Zelfregie (Primaire Omgeving). Onderwerpen zoals psychologie , psychopathologie en krachtgericht werken komen voorbij in deze complete samenvatting gebaseerd op de toetsmatrijs van Zelfregie schooljaar 2022/2023.
Met behulp van deze samenvatting de toets gehaald met een 8!
Door: maartje-vos • 7 maanden geleden
Door: bramluijben • 1 jaar geleden
Onduidelijk en niet complete samenvatting.
Verkoper
Volgen
kimberlymoeliker
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Samenvatting Zelfregie gebaseerd op toetsmatrijs 2022
Kennistoets Zelfregie
Hogeschool Utrecht – Social Work – 2e jaar
Levensgebieden/Krachtwerk
Krachten inventariseren
Wolf, J. (2017). Krachtwerk. Methodisch werken aan participatie en zelfregie.
Hoofdstuk 5
Het belang van een krachteninventarisatie
Het hart van de krachteninventarisatie (ki) wordt gevormd door de vraag wat de cliënt wenst in het leven. Door
die vraag krijgen mensen weer toegang tot voor hen belangrijke waarden en tot wat zij voor zichzelf
beschouwen als een goed en zingevend leven. Ook ontstaan daardoor hoop en het perspectief dat verandering
mogelijk is. De inventarisatie van krachten dient ook de volgende doelen:
- Het geven van de mogelijkheid om na te gaan in welke situaties in zijn leven hij succesvol is geweest
als gevolg van eigen acties;
- De verzamelde informatie wordt door de cliënt en de begeleider benut bij het formuleren van doelen
en de acties die nodig zijn om deze te bereiken;
- Het zoekproces draagt bij aan de verdere ontwikkeling van een positieve werkrelatie tussen de cliënt
en de begeleider;
- De focus op krachten en kwaliteiten voorkomt dat de begeleider vervalt in scepsis of hopeloosheid.
De begeleider kan de cliënt blijven ondersteunen in het zien van mogelijkheden en openingen om zijn
situatie en perspectief te verbeteren.
Het inventariseren van krachten en hulpbronnen is een langzaam proces, dat is gebaseerd op vertrouwen en
samenwerken. In het begin van het begeleidingstraject zal de krachteninventarisatie nog weinig gedetailleerd
zijn, maar allengs wordt zij specifieker en geeft zij een helder beeld van wie de cliënt is.
Begeleiders krijgen pas echt zicht op het vermogen tot zelfregulering en de interesses en behoeften van cliënten
als zij zich, bij wijze van spreken, onderdompelen in hun dagelijks leven. Inzicht in de situatie ontstaat door
'met de persoon mee te bewegen', de cliënt te volgen in zijn dagelijks leven, in wisselende contexten. Het
samen optrekken is van groot belang om zicht op de situatie van de cliënt te krijgen. Zo kan een begeleider
tijdens een huisbezoek meer te weten komen over iemands leefomstandigheden en diens functioneren dan
tijdens een gesprek op kantoor.
Vormen van krachten
Krachtwerk onderscheidt vijf vormen van kracht:
1. Persoonlijke kwaliteiten: Optimisme, gevoel voor humor, vriendelijkheid, maar ook doorzettings-
vermogen en een vechtersmentaliteit zijn kwaliteiten die ingezet kunnen worden in het herstelproces;
2. Talenten en vaardigheden: Lekker koken, met computers omgaan, gedichten voordragen etc. Hierdoor
worden zij zich bewust van wat zij kunnen en te bieden hebben;
3. Krachten en mogelijkheden van de omgeving: Sociale relaties, sociale steun, zorgzaamheid en
solidariteit, huisvesting, culturele activiteiten, clubs en vereniging;
4. Interesses en aspiraties: Wat mensen ten diepste beweegt, geeft ze mogelijk de meeste kracht.
Sommige interesses en aspiraties zijn leeftijdgebonden, bijvoorbeeld als voetballer in het eerste elftal
willen spelen of op de kleinkinderen willen passen;
5. Kennis en ervaring: Mensen kunnen kennis hebben op elk gebied en er zijn ook echte uitblinkers die
bijvoorbeeld alles van auto's of sport weten.
De krachteninventarisatie betreft de krachten, mogelijkheden, talenten en hulpbronnen in het verleden, en de
mogelijkheid om competenties en bronnen te gebruiken en contacten met belangrijke anderen te herstellen ofte
verdiepen en om nieuwe contacten aan te gaan. En samenvattend de prioriteiten van de cliënt en de
onderbouwing daarvan.
1
,Tijdens het begeleidingstraject helpt de begeleider de cliënt om zijn vroegere en huidige krachten, talenten en
hulpbronnen te ontdekken, ook wel sprokkelen genoemd. Sprokkelen kan altijd: in een gesprek van een uur,
tijdens de afwas in tien minuten of tijdens een autoritje naar een maatschappelijke instantie.
Ecogram en hulpbronnen
Bij het in kaart brengen van krachten (krachteninventarisatie) en hulpbronnen kan een ecogram helpend zijn.
Hiermee worden de relaties en hulpbronnen inzichtelijk in de diverse deelsystemen waarvan cliënten deel
uitmaken. Voor een ecogram gelden algemene symbolen, maar als het past bij de cliënt kunnen er ook foto’s
worden gebruikt of een andere manier van werken.
Symbolen die worden gebruikt zijn onder andere:
- Vierkantje = man;
- Rondje = vrouw;
- Ruitje = huisdier;
- Ingekleurd sterretje = zwangerschap;
- Vierkantje met een kruis in het midden = overleden man;
- Rondje met een kruis in het midden = overleden vrouw.
In een ecogram kun je ook aangeven wat voor relatie iemand heeft tot de ander (bijvoorbeeld de relatie tussen
de cliënt en de hulpbronnen). Dit doe je met verschillende soorten lijnen:
- Eén rechte doorlopende lijn = ondersteunende relatie;
- Drie rechte doorlopende lijnen = warme, intense relatie;
- Eén rechte stippellijn = onduidelijke relatie;
- Eén doorlopende hoekige lijn = stressvolle/conflictueuze relatie.
Verder kunnen de functies van de hulpbronnen genoteerd worden. Dat kan met de volgende letters:
- E = emotionele steun;
- G = gezelschap;
- M = materiële steun;
- A = advies en informatie.
Een gezamenlijke interpretatie van een ecogram kan informatie opleveren voor de krachteninventarisatie. De
hulpbronnen kunnen bijdragen aan het herstel van de cliënt. De volgende aspecten kunnen deel uitmaken van
de interpretatie van een ecogram:
- Omvang: Hoe groot is het netwerk? Het hierbij om het totaal aantal mensen of bronnen met wie de
cliënt contact heeft.
- Differentiatie: Hoe gevarieerd is het netwerk? Denk hierbij aan variatie van hulpbronnen in geslacht,
leeftijd, etniciteit, sociale klasse, et cetera.
- Dichtheid: Hoe ‘dicht’ is het netwerk? Hierbij kun je denken aan de frequentie van het contact en het
initiatief tot het contact.
- Bereikbaarheid: Hoe groot zijn de objectieve (grafische) afstand en de ervaren afstand tussen de cliënt
en de hulpbronnen? Denk ook aan mogelijkheden om deze afstand te overbruggen, zoals een online
meeting, WhatsApp, et cetera.
- Stabiliteit: Hoe stabiel is het netwerk. Is het netwerk stabiel en is er veel continuïteit (hoe lang kent
iemand degene in het netwerk al), of hebben de steunfuncties eerder een wankele basis.
Leefgebieden
Er zijn in totaal 10 verschillende leefgebieden waar de krachteninventarisatie op toegepast kan worden:
1. Wonen: Waar woont iemand? Hoe lang woont diegene daar al? Vindt iemand dit een fijne plek om te
wonen? Waarom wel/niet?
2. Geld en inkomen: Hoeveel geld heeft iemand te besteden per maand/week? Waar geeft iemand
zijn/haar geld aan uit?
2
, 3. Werken en leren: Wat voor werk/opleiding/bezigheden heeft iemand overdag? Wat vindt hij/zij hier
leuk aan? Wat zou diegene nog meer willen leren/doen?
4. Vrije tijd: Hoe zorgt iemand voor ontspanning? Wat doet iemand voor zijn plezier? Heeft iemand
eventuele hobby’s?
5. Familie, vrienden en kennissen: Hoe zijn de verhoudingen tussen iemand en zijn/haar familie, vrienden
en kennissen? Hoeveel tijd spendeert iemand met zijn familie, vrienden en kennissen? Is iemand lid
van een vereniging of club? Wat vindt iemand fijn aan het samenzijn met familie, vrienden en
kennissen?
6. Partner: Wat betekent de partner voor u? Hoe ziet iemand deze relatie in de toekomst? Wat vindt
iemand belangrijk in een relatie?
7. Kinderen en opvoeding: Uit hoeveel leden bestaat een gezin en hoe zorgt iemand voor zijn/haar
kinderen. Wat zijn de sterke kanten van de kinderen, maar ook van de ouders? Zijn er bepaalde rituelen,
gewoonten of activiteiten die voor regelmaat zorgen?
8. Zingeving: Wat in het leven geeft vertrouwen? Wat is het doel in iemands leven? Wat zorgt ervoor dat
iemand op de been blijft?
9. Gezondheid en zelfzorg: Zijn er (lichamelijke of psychische) klachten waar iemand last van heeft? hoe
zorgt iemand voor zichzelf en anderen? Zijn er eventuele medicijnen die iemand slikt?
10. Veiligheid: Voelt iemand zich veilig in zijn/haar primaire omgeving? Zijn er mensen die iemand een
veilig gevoel geven?
Sociaal en praktisch functioneren
Leren
Rigter, J. (2017). Basisboek Psychologie. Sociaal Verbonden. Bussum: Couthino
Hoofdstuk 4
Wat is leren?
'Als men iets geleerd heeft, dan is men tot iets in staat waartoe men vroeger niet in staat was':
- Leren veroorzaakt een 'relatief permanente verandering', degene die iets leert is tot iets anders of
nieuws in staat. Nieuwe verbindingen tussen zenuwcellen verdwijnen weer als ze niet gestimuleerd
worden;
- Leren produceert nieuwe gedragsmogelijkheden en nieuwe kennis. Wij kunnen iets leren zonder het
resultaat te laten zien, soms kan leren zelfs leiden tot iets niet meer kunnen of durven;
- Bij leren spelen de gevolgen, beloning of straf, vaak een rol. Als we iets leren, wat toevallig kan
verlopen, dan bepalen de gevolgen of het gedrag vaker, nooit meer of zo nu en dan vertoond gaat
worden. Dit noemen we ook wel reinforcement;
- Bij leren speelt oefening vrijwel altijd een rol. Door oefening kan het gedragsrepertoire uitgebreid en
vervolmaakt worden. Als we iets in verschillende contexten oefenen of gebruiken, wordt het beter
eigen gemaakt;
Binnen het leren wordt er gebruik gemaakt van verschillende termen om de manier van leren inzichtelijk
te maken. De leerpsychologie die al het gedrag van de mens (en dier) probeert te verklaren vanuit deze
termen noemt men de stimulus-responspsychologie. Een stroming in de psychologie die het stimulus-
respons denken gemeengoed heeft gemaakt, wordt het behaviorisme genoemd. Een verandering binnen of
buiten een organisme waarop gereageerd wordt door het organisme wordt een stimulus (prikkel) genoemd.
Eigenlijk is een stimulus alles wat enige invloed heeft op het gedrag van het organisme. De respons is het
gedrag (de reactie) dat door de stimulus wordt uitgelokt. De respons is verbonden aan de stimulus, maar
een respons hoeft niet per se zichtbaar te zijn. Een zichtbare respons (huilen) noemen we een overte respons
en een onzichtbare respons (verdriet) noemen we een coverte respons.
Klassiek conditioneren
Pavlov deed onderzoek naar de spijsvertering en ontdekte toevallig een belangrijk mechanisme waarmee een
deel van het leren door organismen te verklaren is.
3
, Klassiek conditioneren is een eenvoudige vorm van leren die automatisch verloopt. De ene gebeurtenis
(stimulus) wordt geassocieerd, doordat zij meerdere keren gelijktijdig plaatsvindt en vervolgens dezelfde
reactie (respons) uitlokt. Een associatie is een relatie. Associatief leren houdt in dat iemand twee situaties, of
een situatie en gedrag, of gedrag en het gevolg op het gedrag met elkaar verbonden heeft. De relatie tussen de
ongeconditioneerde (aangeboren) stimulus en de ongeconditioneerde respons is een reflex. De relatie tussen
de geconditioneerde (aangeleerde) stimulus en de geconditioneerde respons is geleerd: oorspronkelijk lokte
deze stimulus niet de respons uit, maar na het leerproces wel.
Leerwetten bij klassieke conditionering
- Generaliseren: Hiermee wordt verbreding bedoeld. Bij het klassieke conditioneren gaat het om
stimulusgeneralisatie. Dit houdt in dat de respons die geassocieerd is met een bepaalde prikkel, ook
gaat verschijnen bij prikkels die lijken op de oorspronkelijke prikkel. Bij mensen blijkt het
generaliseren een extra dimensie te hebben. Als mensen klassiek geconditioneerd worden met
bijvoorbeeld een bel, dan kan ook het woord 'bel' dezelfde geconditioneerde reactie uitlokken.
- Discrimineren: Het tegenovergestelde van generaliseren. Bij discrimineren wordt juist geleerd om de
geconditioneerde stimulus die de reactie uitlokt te specificeren.
- Reinforcement: Engelstalige woord voor bekrachtiging. Een reinforcer versterkt de associatie die
geleerd wordt. Zonder reinforcement is er géén leren. Als er bekrachtigd wordt, dan moet dat wel vlak
na de te conditioneren stimulus plaatsvinden. Gebeurt dat niet, dan kan het organisme de associatie
niet maken.
- Extinctie, ook wel uitdoving: Als de reinforcement stopt, dan zal de geleerde verbinding tussen de
geconditioneerde stimulus en de geconditioneerde respons weer afgeleerd worden. Men spreekt dan
van uitdoving of extinctie. Dit is niet altijd het geval, met name bij fobieën blijkt de geleerde reactie
nogal stevig te zijn.
Operant conditioneren
Operant conditioneren is het leerproces waarin het gedrag van een mens verandert als gevolg van de
consequenties die het gedrag oproept. Bij operante conditionering wordt er gebruik gemaakt van straffen en
belonen. De ‘wet van het effect’ van Thorndike zegt dat gedrag dat leidt tot een prettige uitkomst
(beloning/positieve reinforcement) wordt herhaald en gedrag dat leidt tot een onprettige uitkomst
(straf/negatieve reinforcement) voortaan achterwegen blijft. Het geven van iets plezierigs is een positieve
beloning, het wegnemen van iets vervelends is een negatieve beloning. Een discriminatieve stimulus is een
situatie of prikkel waarbij het organisme heeft geleerd dat er juist een positieve bekrachtiging volgt op het
gedrag.
Een leerprincipe dat verwant is aan het operant conditioneren wordt proefondervindelijk leren of trial-and-
errorleren genoemd. In dit geval wordt gedrag doelbewust en actief uitgeprobeerd door het organisme.
Een primaire reinforcer is een bekrachtiging die direct te gebruiken is en direct het gedrag versterkt, zoals seks,
eten, et cetera. Een secundaire reinforcer (of aangeleerde reinforcer) is een bekrachtiging waarmee een
primaire reinforcer verworven kan worden, bijvoorbeeld geld.
Intermittant reinforcement is het zo nu en dan belonen (partiële bekrachtiging). Als men bepaald gedrag altijd
bekrachtigt, dan wordt dit gedrag snel aangeleerd, maar kan ook weer snel uitdoven.
Negeren houdt in dat een opvoeder of hulpverlener niet reageert op het gedrag van een kind of cliënt. Dit wordt
doelbewust toegepast bij ongewenst gedrag, maar vaak ook per ongeluk bij gewenst gedrag.
Hoe conditionering wordt gebruikt in de hulpverlening
Klassiek conditioneren levert ons kennis op over hoe gevoelens worden geassocieerd met stimuli. Klassiek
conditioneren speelt waarschijnlijk een grote rol bij het ontstaan van fobieën, maar er zijn ook andere
verklaringen. Wanneer iemand bang voor iets is geworden (bijvoorbeeld voor een hond) zal er vermijdings-
gedrag ontwikkeld worden, waardoor de ontwikkeling belemmerd wordt. Hulpverlening kan hierbij
ingeschakeld worden. Het doel van de hulpverlening zal zijn dat de angst voor de honden wordt uitgedoofd
(extinctie). Dit techniek waarmee dit geprobeerd wordt, is exposure: de blootstelling aan de angstopwekkende
situatie.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kimberlymoeliker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.