SAMENVATTING KENNISTOETS 1
Alle lessen en begrippen van blok 1 gezondheid uitgewerkt in een overzichtelijk document. Het document is per casus ingedeeld en alle leerdoelen van het hele blok zijn erin verwerkt. De informatie uit de boeken is aangevuld met alle informatie uit de lessen. Zo heb je e...
Hi Julia! Mag ik vragen wat je niet goed vond aan de samenvatting? Dan kan ik dat misschien aanpassen :)
Verkoper
Volgen
floorvanechtelt
Ontvangen beoordelingen
Beschikbare oefenvragen
flashcards voor kennistoets 1 verpleegkunde (SAMENVATTING)
Flashcards264 Flashcards
€5,982 verkocht
Flashcards264 Flashcards
€5,982 verkocht
Enkele voorbeelden uit deze set oefenvragen
1.
sinster
Antwoord: links
2.
dexter
Antwoord: rechts
3.
mediaal
Antwoord: midden (naar het midden toegelegen)
4.
Lateraal
Antwoord: zij (verder van het midden)
5.
proximaal
Antwoord: naar midden toe
6.
distaal
Antwoord: van midden af
7.
ventraal/ anterior
Antwoord: voor (dichter bij voorzijde)
8.
dorsaal/ posterior
Antwoord: achter (dichter bij achterzijde)
9.
craniaal/ superior
Antwoord: boven (dichter bij het hoofd)
10.
caudaal/ inferior
Antwoord: onder (verder van het hoofd)
Voorbeeld van de inhoud
TOETSMATRIJS BLOK 1
Kennistoets
Floor van Echtelt
Inhoud:
Casus 1, Sophie en gezondheidsvisies
CGO
VTV
OO-A AFPF
OO-B psychologie
Casus 2, familie Versteeg en de jeugdzorg
CGO
VTV
OO-A AFPF
OO-B jeugdgezondheidszorg
OO-C onderzoekend vermogen
Casus 3, Marieke met laaggeletterdheid en pneumonie
CGO
VTV
OO-A AFPF
OO-B psychologie
OO-C onderzoekend vermogen
Casus 4, Muriël en de kraamzorg
CGO
VTV
OO-A AFPF
OO-B kraamzorg
OO-C diversiteit
OO-D voeding
Casus 5, Arjan en de gehandicaptenzorg
CGO
VTV
OO-A AFPF
OO-B psychologie
OO-C onderzoekend vermogen
Casus 6, Mw. Bouwmans in de thuissituatie
CGO
VTV
OO-A AFPF
OO-B geriatrische problemen
OO-C onderzoekend vermogen
Casus 7, Dhr. van der Boom met dementie
CGO
OO-A AFPF
OO-B geriatrische problemen
,Casus 1, Sophie en gezondheidsvisies
CGO
Visies op gezondheid
De CanMEDS rollen zijn de vaardigheden die een afgestudeerde verpleegkundige
hoort toe te passen in het beroep. Deze komen terug tijdens de lessen en in de
stage. De rollen zijn:
1. De zorgverlener
2. De communicator
3. De samenwerkingspartner
4. De reflectieve EBP-professional
5. De gezondheidsbevorderaar
6. De organisator
7. De professional en kwaliteitsbevorderaar
De visie op gezondheid en zorg veranderd van de ziektezorg naar gezondheidszorg.
Hier wordt het model van Lalonde voor gebruikt. De factoren van gezondheid zijn
hierin: zorg, endogene factoren (biologisch), exogene factoren (fysieke leefomgeving
en relaties) en leefstijl.
Het doel van deze nieuwe kijk is de patiënt leren omgaan met hun ziekte en
beperkingen. Je kijkt breder dan alleen de ziekte van de patiënt.
Gezondheidsvisies:
- Klassieke/ professionele (oude) medische visie: iemand is gezond wanneer er
afwezigheid van ziekte en lichaamsgebrek is. Hierbij past de gedachte dat je gezond
bent als er geen oorzaak van ziekte aanwijsbaar is. In de medische visie was sprake
van physician-centered care, nu spreken we over patient-centered care.
- Biologische visie op gezondheid: iemand is gezond als hij in staat is onder
wisselende externe omstandigheden zijn interne milieu constant te houden. Wij
kunnen zicht krijgen op de biologische gezondheid van patiënten door bepaalde
handelingen te verrichten, zoals het opnemen van de lichaamstemperatuur en het
bepalen van bloedglucosespiegels.
- Psychologische visie: iemand is gezond wanneer hij of zei instaat is om de door
henzelf gestelde doelen te halen. Gezond zijn is psychisch optimaal voelen. Mensen
die een stoornis, beperking of handicap hebben en lichamelijk
ziek zijn, kunnen zichzelf volgens deze benadering als gezond definiëren. Zodra je je
gezond noemt, ben je ook gezond! Als verpleegkundige kan je door observeren en
praten een goed beeld krijgen van een patiënt zijn of haar psychische gezondheid.
- Sociale visie: een persoon is gezond als hij de hem toebedeelde sociale rollen
uitvoert binnen de waarden en normen die gelden in de samenleving. Het
maatschappelijke individu staat hier centraal. Een persoon is ziek wanneer hij of zei
zich niet kan aanpassen of gedragen aan de heersende waarden en normen. Door
vragen aan de patiënt te stellen kom je hierachter.
- Humane visie: 1948 WHO: ‘a state of complete physical, social and mental well-
being and not merely the absence of disease or infirmity’
- Dynamische visie:1998 WHO: ‘A dynamic state of complete physical, mental,
spiritual and social well-being and not merely the absence of disease or infirmity’ (de
mens is meer dan zijn lichaam).
Wanneer je ziek bent ben je ‘uit balans’.
- Positieve gezondheid visie: 2011 Huber: ‘Gezondheid is het vermogen van mensen
om zich aan te passen en de eigen regie te voeren in het licht van de fysieke,
,emotionele en sociale uitdagingen van het leven’.
Dit houdt in dat de patiënt kiest hoe hij of zei omgaat met zijn gezondheid. Hier horen
6 definities bij.
Definities van gezondheid:
Bij de positieve gezondheidsvisie van Machteld Huber:
1. Lichaamsfuncties
2. Mentaal welbevinden
3. Zingeving
4. Kwaliteit van leven
5. Sociaal maatschappelijk participeren
6. Dagelijks functioneren
Oude definitie gezondheid: De oude definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO), 'gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal
welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekte of gebrek',
Nieuwe definitie: kijk meer naar de cliënt en kijk met een holistische blik. Je kijkt naar
alles om de ziekte heen en alles heeft met elkaar te maken.
Risico op infectie MRSA
MRSA-bacterie= moeilijk onder controle te houden omdat deze ongevoelig is voor
antibiotica. In het buitenland en op veehouderijen komt deze bacterie het meest voor.
Er is geen medicijn voor dus daarom zijn ze in ziekenhuizen voorzichtig met deze
bacterie. Hygiëne is heel erg belangrijk!
In het buitenland wordt antibiotica veel sneller voorgeschreven. Als je dit te vaak
krijgt kan het zijn dat je lichaam hier niet meer op reageert. In NL wordt antibiotica
‘efficiënter’ gebruikt.
Beroepscode
Beroepscode: een leidraad hoe je moet handelen als professional. Het is een
document met alle normen en waarden waar je je aan moet houden als
verpleegkundige.
Voorbeelden van normen en waarden in de beroepscode:
- Beroepsgeheim
- Bewust zijn van eigen normen en waarden maar ook van de zorgvrager
- Rechtvaardigheid
- Eerlijkheid
- Betrouwbaarheid
- Respect
VTV
Handhygiëne en infectiepreventie
Infectieketen
1) De aanwezigheid van een ziekteverwekkend micro-organisme (ziektekiem).
2) Besmettingsbron, je hebt twee soorten:
- exogene infectie: bron van micro-organismen die zich in andere mensen,
dieren of de omgeving bevindt.
- endogene infectie: micro-organismen die tot hun eigen flora behoren.
3) ‘Porte de sortie’, de micro-organismen verlaten de besmettingsbron via
excreten, secreten of bloed. Bijv. besmettingsbron = ademhalingswegen
, porte de sortie = niezen, hoesten, ademen of spreken. Wanneer de
besmettingsbron het bloed is porte de sortie = open wond, plaats
naaldpunctie of een niet intacte huid.
4) Besmettingsweg, overdracht van micro-organismen. Dit kan door:
- contact (direct, door fysiek contact of indirect, door besmet tussenobject)
- via druppeltjes (door praten, hoesten of niezen)
- via de lucht (kleine deeltjes verspreiden ziektekiemen)
- overdracht door een drager (besmette voorwerpen)
- vectoren (vlooien, ratten, muskieten ect.)
5) ‘Porte d’entrée’, manier om binnen te dringen. Het lichaam wordt op dezelfde
manier binnen gedrongen als verlaten. (Bijv. door luchtwegen of maag-
darmkanaal)
6) Gevoelige gastheer, patiënten met een onderdrukt immuunsysteem moe,
gestrest, hebben bloedarmoede, zijn niet ingeënt, zijn ondervoed of hebben
onderliggende aandoeningen.
Beschermen tegen infecties via verschillende manieren:
1) Om verspreiding van een infectie te voorkomen, gaat het inwendig
afweermechanisme aan de slag om schade op te ruimen en te repareren.
2) Maar ook door middel van immuniteit, vaccinatie en antitoxine (maakt
gifstoffen onschadelijk).
3) Door de ontstekingsreactie verweert het lichaam zich ook tegen infecties.
Plaatselijke kenmerken:
- rubor roodheid
- calor warmte
- dolor pijn
- tumor zwelling
- functio laesa een gestoorde werking
Een ontsteking verloopt in 3 fase:
1- Vasculaire fase: bloedvaatverwijding, het gebied krijgt meer bloed en wordt
warm en rood, hierdoor krijg je een hogere bloeddruk en een verandering
van vaatwanden. Het lichaam stoot cellen, afweerstoffen en vocht af via de
vaten, hierdoor zwelt de ontstoken plek.
2- Cellulaire fase: uitgetreden cellen (vooral witte bloedcellen) gaan naar de
plaats waar veel schadelijke stoffen zijn binnen gekomen. Door fagocytose
worden deze opgeruimd.
3- Humorale fase: hierbij zijn opsoninen en immunoglobulinen belangrijk.
Opsoninen kunnen zich vastzetten op de ziektekiem, hij wordt hierdoor
sneller herkend. Immuunglobulinen hebben een vergelijkbare functie.
Bronisolatie wordt toegepast wanneer er: is vastgesteld of wordt vermoed dat de
patiënt en gemakkelijk overdraagbare of epidemiologisch belangrijke pathogenen
(ziektekiem).
De volgende materialen worden gebruikt:
- schort (evt. lange mouwen)
- handschoenen
- mond-neusmasker
- muts
- een eenpersoonskamer met sluis
, Bij contactisolatie/ barrièreverpleging, bij infectieziekte waarbij de ziekte wordt
overgedragen door middel van direct contact, kan op de zaal
Bij druppelisolatie/ standaardisolatie, wanneer de ziekte via een korte afstand, via
de licht of via druppelinfectie kan verspreiden. Op eenpersoonskamer
Bij aerogene isolatie, de ziekte verplaatst zich via de lucht. Op een
eenpersoonskamer met sluis.
Bij strikte isolatie, bij zeer besmettelijke ziekten waarbij het kan worden
overgedragen via direct en indirect contact of aerogeen verloop
Beschermende isolatie bij: patiënten die een sterk verminderde afweer hebben. Door
het verhoogde risico op infecties moet de patiënt goed beschermd worden.
Materialen:
- Eenpersoonskamer met sluis
- Dragen mondmasker en schort
- Goede handhygiëne
Handhygiëne
Wat is van belang: je moet een antimicrobieel of antiseptisch agens gebruiken om
specifieke uitbraak van een infectie in bedwang te houden.
Principes: was je handen of gebruik een op alcohol gebaseerde gel op de volgende
momenten:
- Begin van de dienst
- Voor en na de verzorging van de patiënten
- Voor en na het klaarleggen van de geneesmiddelen
- Na het hanteren van vuil beddengoed, apparatuur of materialen
- Tussen contacten met verschillende patiënten in
- Na het verwijderen van de handschoenen
- Nadat je geniest of gehoest hebt
- Voor en na het eten
- Na het toiletbezoek
Handdesinfectie gebruik je wanneer je niet-zichtbaar verontreinigde handen hebt.
Je wast je handen wanneer je er zichtbaar vuil op zit, je plakkerige handen hebt, na
het toiletbezoek of na het snuiten van de neus en hoesten.
BMRO: dit zijn bijzonder resistente micro-organismen. Deze worden bestreden met
carbapenems, een soort reserve antimicrobiële middelen. Deze kunnen alleen
intraveneus via de ader worden ingediend.
Norovirus: het norovirus is de veroorzaker van buikgriep.
Transfers in bed
Patiënt in bed wassen in plaats van aan de wastafel wanneer:
- De patiënt niet mobiel genoeg is om uit bed te komen
- Er een infuus aangesloten zit wat lastig was en nu eindelijk goed zit
OO-A AFPF
Inleiding tot menselijk lichaam
Milieu intérieur/ inwendig milieu: het vocht dat de lichaamscellen omspoelt (bloed-,
weefsel- en lymfevloeistof). Men noemt dit interstitiële- of weefselvloeistof. Ze
absorberen zuurstof en voedingsstoffen.
,Homeostase: evenwicht in het inwendig milieu. Homeostase wordt gehandhaafd door
systemen die veranderingen in het milieu intérieur opsporen en daarop reageren.
Negatieve feedback: stof of waarde in inwendig milieu remt zijn productie als er te
veel is en stimuleert het als het te weinig is. De meeste homeostatische processen in
het lichaam worden door negatieve feedback gereguleerd om plotselinge
veranderingen in het milieu intérieur te voorkomen.
Positieve terugkoppeling: toename van het resultaat versterkt het proces. De
stimulus zorgt dat de respons progressief toeneemt zodat, zolang de stimulus
aanhoudt, de respons progressief wordt versterkt.
Diffusie: verplaatsing van moleculen. Het streven van gelijke concentratie, de
moleculen gaan dus van een hoge naar een lage concentratie.
Osmose: verplaatsing van water, het verplaatst zich van een hoge naar een lage
concentratie. De oorzaak is meestal dat andere moleculen te groot zijn om door de
poriën van het membraan de passeren.
Intracellulaire vloeistof (intracellular fluid, ICF): de lichaamsvloeistof die zich in de
cellen bevindt. Het wordt ook wel het cytoplasma of cytosol genoemd. Het vormt
ongeveer 60% van het water in het menselijk lichaam.
Onder meer de volgende organellen (de onderdelen van de cel) worden
gesuspendeerd in en ondersteund door de intracellulaire vloeistof:
De celkern of nucleus (het door een membraan omsloten deel van een cel
waarin het genetisch materiaal (DNA) is opgeslagen)
Het endoplasmatisch reticulum (een netwerk van buisjes en zakjes in de cel)
Mitochondriën (boon- of bolvormige celorganellen, verantwoordelijk voor de
energievoorziening van cellen)
Het lysosoom (ook wel ‘de afvalberg van de cel’ genoemd)
Het Golgi-apparaat (die van de ruwe eiwitten, functionerende eiwitten maakt)
In deze vloeistof tref je ook cellulaire bouwstenen zoals suikers, eiwitten,
koolhydraten en lipiden aan. Lipiden zijn vetten en vetachtige stoffen die in de
biochemie een belangrijke rol spelen
Extracellulaire vloeistof (extracellular fluid, ECF) of extracellulair vocht: alle
lichaamsvloeistoffen die zich niet in de cellen bevinden. De twee belangrijkste
componenten van ECF zijn:
Plasma (een vloeistof waarin bloedcellen en bloedplaatjes rondzwemmen); en
Interstitiële vloeistof of weefselvloeistof (hetgeen de ruimte tussen
bloedcapillairen en cellen vult).
Het bloedplasma dat door de haarvaten stroomt is zuurstofrijk en bevat voedsel. In
de bloedvaten is er een hogere druk dan tussen de cellen en weefsels. Er ontstaat
daardoor een drukverschil. Als gevolg hiervan wordt het bloedplasma met de daarin
opgeloste stoffen uit de bloedvaten geperst. Zodra het tussen de cellen van de
weefsels terechtkomt heet het: weefselvloeistof. Weefselvloeistof is zuurstofrijk en
bevat ook voedsel. De weefselvloeistof stroomt langs de cellen en geeft het zuurstof
en voedsel af aan de cellen. Het neemt vervolgens koolstofdioxide en andere
afvalstoffen op.
Cellen, weefsels en structuur van het lichaam
Plasmamembraan
, Structuur: twee lagen fosfolipiden met daarin eiwitten en suikers en lipide cholesterol.
Fosfolipide moleculen hebben een kop en een staart, de kop is hydrofiel en heeft een
elektrische lading, de staart heeft geen lading en is hydrofoob. Er liggen twee lagen
tegenover elkaar, de koppen naar buiten en staarten naar binnen. Functie:
uitwisseling van stoffen tussen de cel en de omgeving van de cel controleren en
zodoende het intercellulaire milieu reguleren. Het reguleert de interne omgeving door
zijn selectieve permeabiliteit.
Organellen en hun functies (‘kleine organen’):
Kern (nucleus)
o Bevat genetisch materiaal bestaande uit DNA
o Hier worden de metabole activiteiten van de cel gecontroleerd
o RNA bevindt zich ook in de kern, zijn betrokken bij eiwitsynthese
o Nucleolus is betrokken bij de synthese en samenstelling van ribosomen
Mitochondriën
o Energiecentrale van de cel
o Betrokken bij aerobe respiratie (chemische energie wordt beschikbaar
in de cel) doordat er energie vrijkomt uit ATP
o De actiefste celtypen hebben de meeste mitochondriën
Ribosomen
o Korrels bestaande uit RNA en eiwit
o Maken eiwitten uit aminozuren en gebruiken RNA als sjabloon
Endoplasmatisch reticulum (ER)
o 2 soorten: ruw en glad
o Maakt lipiden en steroïdhormonen
o Betrokken bij ontgiftiging van bepaalde (genees)middelen
o Lipiden worden gebruikt om plasmamembraan en membranen van
organellen te vervangen en repareren
o Ruw ER = beslagen met ribosomen worden eiwitten gemaakt
Golgiapparaat
o Is groter als een cel eiwitten maakt en exporteert
o Maken lysosomen (kleine membraneuze blaasjes)
o Vanuit het ER worden eiwitten hier verpakt in membraangebonden
blaasjes
o Als er vraag is naar eiwitten wordt de inhoud van de cel afgescheiden
exocytose
Lysosomen
o Worden gemaakt door het Golgiapparaat
o Bevatten enzymen die zorgen voor de afbraak van fragmenten van
organellen en grote moleculen tot kleine partikels
o In witte bloedcellen bevatten lysosomen enzymen die lichaamsvreemd
materiaal verteren
Cytoskelet
o Netwerk van minuscule eiwitvezels
o Geeft structuur, stevigheid en vorm aan de cel
o Geleid stoffen die door de cel vervoerd moeten worden
Celcyclus
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper floorvanechtelt. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,49. Je zit daarna nergens aan vast.