Cognitieve Neurowetenschap voor Geesteswetenschapp (TL2V14113)
Samenvatting
Samenvatting voor het tweede tentamen Cognitieve Neurowetenschap voor Geesteswetenschappers
37 keer bekeken 5 keer verkocht
Vak
Cognitieve Neurowetenschap voor Geesteswetenschapp (TL2V14113)
Instelling
Universiteit Utrecht (UU)
Boek
The Student\'s Guide to Cognitive Neuroscience
Een uitgebreide samenvatting voor het tweede tentamen van Cognitieve Neurowetenschap voor Geesteswetenschappers (m6 t/m M14). In de samenvatting worden Ward, de kennisclips, informatie uit de hoor- en werkcolleges en de bijbehorende literatuur behandeld.
Complete vertaling (309 pagina's) van het boek The Student's Guide to Cognitive Neuroscience - 4th edition by Jamie Ward - H1 t/m H16
Uitgebreide samenvatting, inclusief overzicht van alle hersengebieden
Cognitieve neurowetenschap voor Geesteswetenschappers - Samenvatting deeltoets 1
Alles voor dit studieboek (28)
Geschreven voor
Universiteit Utrecht (UU)
Media En Cultuur
Cognitieve Neurowetenschap voor Geesteswetenschapp (TL2V14113)
Alle documenten voor dit vak (8)
Verkoper
Volgen
carmencox
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
- ‘Meer stofwikkeling’ kan van alles
betekenen
Voxels:
- een soort 3D-pixels van het brein
- Bij een structurele MRI-scan krijgt elke
voxel een grijswaarde (grijs bij de grijze
massa, wit bij de witte massa). Het ziet
er dus uit als een soort zwart-wit foto.
- Bij een functionele MRI-scan krijgt elke
voxel een kleur die afhangt van de
activiteit
De twee MRI-scans worden vaak over elkaar heen geprojecteerd.
Stimulusdesign:
1. Block design: zelfde soorten stimuli bij elkaar
+ Veel kracht, met meer zekerheid iets kunnen zeggen over activiteit
- Herhalingen van dezelfde stimulussoort
2. Event related design: random volgorde stimuli
- Minder sterk
Stimulusdesign * HRF = de fMRI data
‘Whole brain’ analyse: op zoek naar de voxels die zich gedragen zoals de voorspelde fMRI data.
‘Regions-of-interest’ (ROI)-analyse: zoeken naar een patroon in een speci ek gebied (ook aan de
hand van voorspelde fMRI data).
Data analyseren met:
- substractie design (cognitive substraction): een type experimenteel ontwerp in functionele
beeldvorming waarbij activiteit in een controle taak wordt afgetrokken van de activiteit in een
experimentele taak.
- Parametrisch design: welke gebiedjes gevoelig zijn voor verandering van een onafhankelijke
variabele en op welke manier.
Voor- en nadelen fMRI:
+ Hoge spatiële resolutie
+ Veel informatie in een signaal
+ Mensen hoeven niks te doen (kan wel)
- Moeilijk in gebruik
- Lage temporele resolutie
- Lastig te interpreteren
M6 ‘Visuele perceptie’
Ward H7 ‘The Seeing Brain’
Sensation: de e ecten van een prikkel op sensorische organen.
Perception: het uitwerken en interpreteren van een zintuigelijke prikkel op basis van bijvoorbeeld
kennis over hoe objecten gestructureerd zijn.
Retina: het netvlies; binnenoppervlak van de ogen dat uit meerdere lagen bestaat. Sommige lagen
bevatten fotoreceptoren die licht omzetten in neurale signalen en andere bestaan uit neuronen.
De fotoreceptoren bestaan uit:
- Rod cells: een type fotoreceptor voor lage lichtintensiteit (zoals ’s nachts)
- Cone cells: een type fotoreceptor voor hoge lichtintensiteit (zoals’ overdag). Deze cellen zijn
gespecialiseerd in de detectie van verschillende gol engte. Hieruit kan het brein kleur bereken.
14
ff fl fi
,De grootste concentratie cones ligt in de fovea
(het kleine stukje rood onder het blokje) en dat
maakt dit het punt van de beste visuele
perceptie. Rods liggen meer even verdeeld op
het retina, maar zijn niet te vinden in de fovea.
Bipolar cells in het netvlies zijn neuronen die op
twee manieren werken:
1. Lichte gebieden op donkere achtergronden
vinden (ON)
2. Donkere gebieden op lichte achtergronden
vinden (OFF)
Een hoger niveau van verwerking, door retinal
ganglion cells, heeft een complexere reeks ON
en OFF-eigenschappen. De meeste retinale
ganglionneuronen hebben een bepaalde
karakteristieke reactie op licht, het zogenaamde
center-surround receptive eld: een regio die
een reactie uitlokt van een bepaald neuron.
De output van de retinale ganglion cellen wordt doorgegeven aan het brein via de optische
zenuwen. Het punt waar de optische zenuw het oog
verlaat noemt men de blind spot (Het dikkere gele
deel in het netvlies). Deze bevat geen rod cellen of
cone cellen.
Na de optic nerve (die vertrekt vanuit de blind spot)
splitst de neurale output van het oog zich in
meerdere takken. De dominantste weg loopt naar
de primary visual cortex. De primary visual cortex
(ook wel V1 genoemd) is de eerste fase van visuele
verwerking in de cortex; de regio behoudt de
ruimtelijke relaties die op het netvlies worden
gevonden en combineert eenvoudige visuele
kenmerken tot complexere kenmerken. Liggend
aan de achterkant van het brein. De route van de
retina naar V1 wordt de geniculostriate pathway
genoemd en loopt onder andere via de lateral
geniculate nucleus (LGN) - een deel van de
thalamus (het schakelstation).
Simple cells: visuele cellen die reageren op licht in een bepaalde oriëntatie (of lichtpunten langs
die lijn) Ze worden gecombineerd en vormen:
Complex cells: deze reageren ook op licht in een bepaalde oriëntatie maar niet op enkele
lichtpunten. Ook deze cellen kunnen gecombineerd worden en vormen vervolgens:
Hyper complex cells: visuele cellen die reageren op bepaalde oriëntaties en bepaalde lengtes.
Soorten corticale blindheid:
- Hemianopia: corticale blindheid beperkt tot de helft van het gezichtsveld (geassocieerd met
schade aan de primary visual cortex in één hersenhelft)
- Quadrantanopia: corticale blindheid beperkt tot een kwart van het visuele veld.
- Scotoma: een kleine regio van cordiale blindheid (een vlekje)
Blindsight: een symptoom waarbij de patiënt meldt niet in staat te zijn bewust prikkels in een
bepaalde regio te zien, maar desalniettemin nauwkeurig visueel onderscheid kan maken.
Blindsight is NIET normale visie zonder het bewust zijn van deze visie, MAAR verzwakte visie met
eveneens geen bewust zijn van visie.
15
fi
, Ventral stream: een visueel pad dat van de occitipitaal kwab naar
de temporaal kwab loopt. Betrokken bij object herkenning,
geheugen en semantiek.
Dorsal stream: een visueel pad dat van de occiputaal kwab naar
de pariëtaal kwab loopt. Betrokken bij visueel geleide actie en
aandacht.
De occiputale cortex buiten V1 wordt de extrastriate cortex
genoemd. Deze bevat onder andere:
- V4: regio geassocieerd met kleurperceptie
- V5 (MT: medial temporal): regio geassocieerd met
bewegingsperceptie.
Achromatopsia: geen kleurperceptie (de wereld ziet een zwart-wit
uit). Het is geen kleurenblindheid, daarbij zijn er weinig of geen
cone cellen aanwezig.
Color constancy: de kleur van een oppervlak wordt waargenomen
als constant, zelfs wanneer deze belicht wordt met andere
kleurcondities.
Biological motion: het vermogen om te detecteren of een stimulus levendig is (natuurlijk) of niet is
gebaseerd op bewegingssignalen.
Structural descriptions: een geheugen representatie van de 3D structuur van objecten.
Beperkingen in het herkennen van objecten worden onder visual agnosia geschaald. Deze wordt
opgedeeld in:
- Apperceptive agnosia: het niet begrijpen van objecten door een te kort op het niveau van object
perceptie
- Associative agnosia: wél perceptie maar een te kort op het gebied van het semantisch
geheugen (herkenning).
Figure-ground segregation: het proces van de segmentatie van een visuele weergave. Het verschil
zien tussen objecten en achtergronden.
Vijf basis principes om er rekening mee te houden hoe basis visuele functies worden
gecombineerd:
1. The law of proximity: dat visuele elementen sneller worden gegroepeerd als ze dicht bij elkaar
liggen.
2. The law of similarity: groepering door middel van dezelfde visuele kenmerken
3. The law of good continuation: groepering van randen om verandering of onderbreking te
voorkomen.
4. The law of closure: het invullen van missende informatie.
5. The law of common fate: het groeperen van elementen die samen bewegen.
Laternal occipital complex (LOC): een regio in het brein die gespecialiseerd is in het verwerken
van de vorm van een object.
Integrative agnosia: het falen om delen in gehelen te integreren in visuele waarneming.
Object constancy: het idee dat objecten hetzelfde blijven, ongeacht verschillen in kijkconditie.
Adaption: neurale activiteit neemt af wanneer een stimulus, of een bepaald stuk van de stimulus,
wordt herhaald (een soort gewenning).
Catergory speci city: het idee dat het brein verschillende categorieën representeert op
verschillende manieren.
16
fi
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper carmencox. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.