Filmgeschiedenis
1) Introductie
a. Filmgeschiedenis = constructie
- Bordwell & Thompson:
o Narratieve, animatie, documentaire en experimentele film
o Grotere trends en evoluties, minder aandacht individuele
presentaties
o 3 terugkerende vragen
1) Hoe werd het filmmedium gewijzigd/genormaliseerd
gedurende circa 125 jaar geschiedenis?
a. Inhoud (narratief)
b. Vorm: enscenering, acteursregie, camerapositie en –
beweging, belichting, montage, geluid
c. Samenspel tussen beiden
d. Bv. Dracula verfilmingen
2) Welke invloeden had de wijzigende toestand van de
filmindustrie (productie, vertoning, verdeling) op dat
filmmedium?
a. Soms industriële keuzes (in boek: studiosysteem)
b. Soms kleinschalig
c. Invloed op films en op aanmoedigen/afremmen
evoluties
3) Welke internationale trends zien we opduiken in het
gebruik van/de omgang met film en in het evolueren van
filmmarkten?
a. Film = internationaal medium; filmindustrie =
internationaal vertakt
b. Regisseurs en genres overstijgen grenzen
c. Hoe evolueert dit?
o Focuspunten bij beantwoorden vragen?
Trends beschrijven en verklaren
Ook aandacht voor animatie/documentaire/experimenteel
(indien mogelijk)
Internationale invalshoeken (beperkingen door tijdstekort:
vooral Europa/USA)
Veel aandacht voor historische politieke, economische,…
factoren als context, maar ook als invloed op evoluties in
productie, distributie, vertoning (moraliteit, legale context)
b. Verdeling lessen
- 5 à 6 periodes:
o Vroege cinema
o Late stille film
o Ontwikkeling geluidsfilm
o Naoorlogse evoluties
o Hedendaagse cinema
- Artificiële grenzen
- Eerder breed dan diep
- 75% van het boek wordt behandeld/overlopen
- Meer nadruk op ‘canonieke’ films
- Vimeo kanaal per hoofdstuk!!!
- Filmklassiekers in Cinema ZED: 10 vertoningen op maandag 19u30 OF
DVD’s in SBIB
, - Examen
o Open boek examen (enkel het handboek)
o 1 grote inhoudelijke vraag (14/20) met betrekking tot handboek en
in de les getoonde fragmenten
o 1 kleinere filmvraag (6/20) met betrekking tot Filmklassiekers (ZED)
o Voorbeeldvragen in les 3 of les 4
- Handboek = werkboek (aanduiden, dingen bijschrijven, wel geen
volzinnen, geen post-ITS)
1. Hoofdstuk 1: De uitvinding en vroege jaren van cinema (1880s-1904)
1.1. Inleiding
- Voorafgaande bemerkingen
o “Uitvinding” = complex verhaal succes heeft veel vaders
o Succesvolle uitvinder betekent niet succesvolle uitbater
- Uiteindelijk “winnend” principe voor films?
o Verschillende elementen
Takeup reel (reel = spoel)
Supply reel
Lamp
Lens
Sound drum
o Vroeger gebeurde dit manueel geen motor + geen klank
1.2. Diverse vereisten
- Principe illusie van beweging optisch speelgoed
- Projectie toverlantaarn
- Snelle fotografie (sluitertijd)
- Snel aanmaken van foto’s filmrol (ook vertoonbaar)
- Draaimechanisme snelle start/stop bv. Naaimachine
1.3. Internationale uitvinders
- Edison – Dickson
o Kinetoscope met filmrol (1891)
o Mutoscope met fotowiel (1894)
= keken alleen clipjes
- Opnamestudio Edison Company (in een doos, individueel, filmpjes van een
minuut)
- Skladanowsky broers in Duitsland projectie: Das Bioscop (super zwaar +
groot)
- Auguste en Louis Lumière (fotofabriek Lyon)
o Draagbaar dus buitenopnames
o Cinématographe : camera en projector (1895 patent)
o 28 december 1895 : eerste betalende vertoning in Salon Indien
van het grand Café, Boulevard des Capucines Parijs
GEBOORTEDATUM VAN DE FILM
o Films van 50 seconden, geen montage
- Verdere uitvindingen? (iedereen sprong hierop)
- Circa 1897
o Uitvindingen ‘klaar’, basisprincipe identiek tot 21 ste eeuw
, 1.4. Vroege films en tentoonstelling
- Wordt vooral gespeeld op de kermis met wisselend programma:
o Diverse korte films (1-reelers)
o Live-entertainment
- Veel reconstructies van belangrijke events
o Oorlogen, overnames
o Bv. Tsaar wordt aangevallen in Rusland
Wel geen ondertitels aanwezig, mensen moesten dit
begrijpen, maar hoe?
In de krant gelezen
Uitleg bij de film
- Internationale marktleider: Frankrijk
o Lumières cinematograaf verhuurd/verkocht productie tot ca 1905
- UK: “Brighton School”
- Georges Méliès: vader van de fantastische film
o Professioneel goochelaar
o Eigen theater
o Toverlantaarns in performances begint zijn eigen films te maken
o ‘Ontdekking’ van montage
o Honderden films volgens regels theater: scènes in plaats van shots
(500-tal films in totaal)
- Intussen in de Verenigde Staten
o Piraterij: letterlijk of figuurlijk kopiëren van films
o Rivaliteit
o Er bestonden nog geen regels hiervoor
- Belangrijke regisseur: Edwin S. Porter
o The Great Train Robbery
2 verschillende beelden filmen stuk van de camera
afdekken
Boeven mochten toen ook al niet wegkomen, ze moesten
opgepakt worden
Flashbacks aanwezig in de film
o Iets revolutionair voor dat moment
- Omstreeks 1904:
o Fictiefilms als belangrijkste genre
o Nadruk op verhuur (in plaats van verkoop) ontstaan business
model
Productie
Distributie (verdeling)
Exhibitie (vertoning)
o Marktleiders: Frankrijk, (UK), USA
- The sprinkler sprinkled: eerste komische film (jongen staat op tuinslang)
2. Hoofdstuk 2: Internationale expansie van cinema (1905-1912)
- Einde 19de eeuw: film uitgevonden (door meerdere personen eigenlijk)
1905 1912
Zwervend bestaan (carnavals) Stabilisering
Producenten verkochten film Permanente bioscopen (permanente
vertoningen – niet enkel bij carnavals)
, Vertoners vertoonden film Meer vraag – meer aanbod
Print werden opnieuw verkocht Langere film
+ Italië, Denemarken
- 1912/1913:
o Intro hoofdstuk 3
o Belangrijke evoluties in Europese fictiefilms
o Introductie “serials”
o Prelude WOI
2.1. Filmproductie in Europa
2.1.1. Frankrijk: Pathé versus Gaumont
- De broers Lumières vinden het uit verlaten de boot eigenlijk
- Begin stabiliserende markt, waarin Lumière al was weggedeemsterd
- Begin 21ste eeuw: samenwerkende groepen, maar ruim 100 jaar geleden
sterke rivalen (Pathé + Gaumont)
- Openen bioscopen: allebei horizontaal en verticaal
geïntegreerd
o Drie verdelingen
Productie
Distributie
Vertoning
o Kunnen drie verschillende bedrijven zijn, maar grotere bedrijven
(Pathé en Gaumont) doen dit allemaal samen integratie (verticaal
+ horizontaal)
Ze maken niet enkel films, verdelen die zelf en hebben eigen
bioscopen waar die zelf worden vertoond
2.1.2. Ander toonaangevende landen
1) Italië
a. Spektakel, soms in meerdere “reels”!!!
b. Spelen met de lengte van de films (maakte veel langere films)
i. Amerika stopte creators om langere films te maken
c. Bv. 1910 of 1911 « La Caduta di Troja » (Val van Troje) gezien in
de les
i. Uitzonderlijk op verschillende manieren
Super lang
Op locatie ook gemaakt
Veel moeite in alle scènes gestoken
ii. Gebruik van kleur is hier sterk aanwezig
Blauw = nachtscène, geel, rood,…
2) Denemarken
a. Ole Olesen creëert Nordisk
b. Bloeiende productie met internationaal succes
c. Asta Nielssen als grote filmster
3) UK, Duitsland: overal productie, maar geen grootspelers
2.2. De Amerikaanse markt groeit en vecht
2.2.1. Vaste vertoning
- ‘Nickelodeon’ boom een nickel betalen voor een film te kijken
- Uitbaters o.a. Joods-Europese migranten (door opkomende migratie met
veel Joden)
o Springen op de opkomende markt
o Worden grote namen in productie + Hollywood later
o Bv. Warner Bros (Joodse origine)