1.1 De internationale reikwijdte van nationaal privaatrecht
In grensoverschrijdende situaties moet worden bepaald of de Nederlandse rechter in geval van een
geschil bevoegd is, Nederlands dan wel buitenlands privaatrecht van toepassing is, en of een
buitenlandse rechterlijke beslissing voor erkenning / executie in aanmerking komt. Deze kwesties
worden geregeld door het Internationaal Privaatrecht dat bestaat uit drie onderdelen;
1. Het internationaal bevoegdheidsrecht; wanneer is een rechter bevoegd? (formeel)
2. Het conflictenrecht; welk recht is van toepassing? (materieel)
3. Het erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht; onder welke voorwaarden is een buitenlands
vonnis uitvoerbaar? (formeel)
1.2 De voorwaarden voor toepassing van het internationaal privaatrecht
De voorwaarden voor toepassing van het internationaal privaatrecht;
IPR is nationaal recht. Ieder land heeft zijn eigen IPR-regels en bepaalt dus zelf de regels inzake
toepasselijk recht, internationale bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse
rechterlijk beslissingen.
IPR is geen privaatrecht, het geeft geen directe antwoorde op concrete privaatrechtelijke
rechtsvragen.
IPR kan worden gedefinieerd als het geheel van nationale rechtsregels met een privaatrechtelijk
karakter die handelingen en feiten met een grensoverschrijdend karakter betreffen en die zien op de
in 1.1 genoemde vragen.
Bij het formuleren van de Nederlandse IPR-regels probeert de wetgever rekening te houden met de
internationale dimensie.
1.4 Doel en functie van het internationaal privaatrecht
Het doel van IPR is het op een zo doelmatig en rechtvaardig mogelijke wijze reguleren van het
internationale rechtsverkeer.
Het IPR heeft alleen een functie te vervullen bij een internationaal karakter. Over het algemeen
wordt aangenomen dat partijen bij een rechtsverhouding alleen rechtskeuzebevoegdheid en
forumkeuzebevoegdheid toekomt wanneer het betrokken geval een internationaal karakter heeft. In
het algemeen kan worden gezegd dat er sprake is van een internationaal geval wanneer een feitelijk-
geografisch element in de rechtsverhouding betrokkenheid weergeeft met meer dan één
rechtsstelsel (bijv. woonplaats, nationaliteit etc).
1.5 Aanverwante rechtsgebieden
Er zijn diverse rechtsgebieden die op het internationaal privaartecht lijken of ermee te maken
hebben, maar die daar volgens Nederlandse opvattingen niet toe behoren;
, - Interregionaal privaatrecht; het verschillende recht van de vier zelfstandige rijksdelen van
het Koninkrijk van Nederland.
- Intergentiel privaatrecht; het verschillende recht voor verschillende bevolkingsgroepen
binnen een land
- Intertemporeel privaatrecht / overgangsrecht; intertemporele vragen betreffende IPR-regels
behoren wel tot IPR, overige niet.
- Privaatrechtelijke rechtsvergelijking; nauw met IPR verbonden, maar gescheiden discipline
- Eenvormig privaatrecht; Eenvormig recht (bijvoorbeeld Europees recht) gaat voor IPR.
- Volkerenrecht; richt zich op betrekkingen tussen soevereine staten en andere
volkenrechtelijke rechtssubjecten zoals internationale organisaties.. Speelt wel een
belangrijke functie bij de uitleg van IPR-regels. Waar de inhoud van buitenlandsrecht in strijd
is met het dwingende volkenrecht zijn de gerechten en autoriteiten van een land verplicht
daaraan iedere werking te onthouden.
- Vreemdelingenrecht; regelt de voorwaarden voor het toelaten van vreemdelingen in
Nederland
- Nationaliteitsrecht; Of een persoon de nationaliteit van een staat verwerft, wordt door de
betreffende staat zelfstandig vastgesteld.
- Europees recht; Het Europees recht behoort niet tot IPR, maar heeft wel grote invloed langs
drie wegen;
o Een groot aantal Europese verordeningen is van toepassing op het IPR
o In tal van Europese richtlijnen worden kwesties van IPR geregeld
o De vier vrijeheden en andere fundamentele Europese rechten oefenen rechtstreeks
invloed uit op de inrichting van nationale conflict regels.
1.6 Bronnen van internationaal privaatrecht
Het Nederlandse IPR is verspreid over verdragen, verordeningen, richtlijnen en Nederlandse wetten.
Het grote aantal verschillende bronnen en hun onderlinge verhoudingen maken het op de juiste
wijze toepassen van al deze regelingen soms moeilijk. Verordeningen, verdragen en wetten regelen
namelijk vaak niet precies hetzelfde onderwerp (materiaal toepassingsgebied), gelden niet altijd in
relatie tot dezelfde landen (ruimtelijk of formeel toepassingsgebied) en gelde vaak voor verschillende
tijdvakken (temporeel toepassingsgebied) .
De verordeningen en richtlijnen van de Europese Unie nemen binnen het IPR een bijzondere positie
in. Deze regelingen gelden primair tussen de lidstaten van de EU. Bij de uitleg van de diverse IPR-
verordeningen speelt het Hof van Justitie van EU een belangrijke rol. De door het Hof gegeven
interpretatie van een voorgelegde prejudiciële vraag is bindend voor de nationale rechter. De
gegeven uitleg bindt ook de rechterlijke instanties in de andere lidstaten van de EU.
In artikel 10:1 BW is bepaald dat verdragen en verordeningen voorrang hebben op de wettelijke IPR-
bepalingen. Ongeschreven regels spelen pas een rol als geschreven regels ontbreken.
Bij samenloop van verdragen en verordeningen wordt de volgorde bepaalt door het volkenrecht. Zo
kan een verdrag zelf vermelden wanneer het terugtreedt voor andere regelingen. Maar ook het lex
posterior derogat legi priori-beginsel is van belang, de jongere regeling heeft voorrang op de oudere.
,2 Geschiedenis van het conflictenrecht
2.1 Algemeen
IPR kwam pas in de twaalfde eeuw tot ontwikkeling toen er in Italië een intensief handelsverkeer
ontstond tussen gebiedsdelen met verschillend recht. In de historische ontwikkeling van het
conflictenrecht spelen twee vragen telkens een rol:
1. De vraag naar de grondslag van het conflictenrecht: waarom moet het eigen recht soms
wijken voor ander recht?
2. De vraag naar de methode: Als wordt aangenomen dat het eigen recht moet worden
ingeruild voor ander recht, aan de hand van welke regels en beginselen moet dit dan
plaatsvinden.
2.2 Het oude Griekenland
Het oude Griekse recht kende twee belangrijke beginselen:
- Het personaliteitsbeginsel; een persoon is onderworpen aan het recht van zijn
geboorteplaats (lex originis)
- Het territorialiteitsbeginsel; rechters passen alleen hun eigen recht toe (lex fori)
Dit stelsel had tot gevolg dat alleen eigen inwoners hun rechten geldend ko9nden maken en dat
vreemdelingen geen recht hadden. Later veranderde het personaliteitsbeginsel om vreemdelingen
rechten te geven. Iedere persoon droeg zijn eigen rechten mee.
2.3 Het Romeinse recht
Door intensivering van handel en het bestaan van verschillend recht ontstond behoefte aan speciale
regels met betrekking tot vreemdelingen binnen het Romeinse Rijk. Het ius gentium werd
ontwikkeld. Een verzameling van rechtsbeginselen uit de verschillende delen van het rijk waarvan de
Romeinen meenden dat deze voor alle burger van kracht waren. Dit was van toepassing tussen
vreemdelingen en tussen vreemdelingen en Romeinen. Tussen Romeinen was het ius civile van
toepassing.
2.4 De vroege middeleeuwen
Vragen van toepasselijk recht werden in het begin voornamelijk opgelost via het
personaliteitsbeginsel. Door vermenging van stammen werd dit moeilijker en werd er geleidelijk
overgegaan op het territorialiteitbeginsel.
2.5 De late middeleeuwen; ontwikkeling van de statutenleer
In de twaalfde eeuw werd het conflictrechtelijke probleem voor het eerst herkend door Aldricus, een
van de Glossatoren. Volgens deze rechtsgeleerde diende de rechter te beslissen welke van de twee
met elkaar strijdende rechtsordes toegepast moest worden en behoorde de rechter hierbij het recht
toe te passen dat het beste of het meest doelmatig was.
Aldricus werd in zijn ideeën gevolgd door Hugolinus, Accursuis en Azzo, hun slotsom was dat de
gerechtelijke procedure wordt beheerst door de lex fori, dat de lex rei sitae (wet van de ligging) geldt
voor daar gelegen goederen en dat wetten betreffende de persoon alleen gelden voor de burgers
van de stad. Laatstgenoemde wetten hadden geen gelding voor niet burgers van de stad.
De Post-Glossatoren ontwikkelde de statutenleer. Ze namen hierbij de interne rechtsregels als
startpunt. Het conflictenrecht dient het ruimtelijk toepassingsgebied van de interne rechtsregels te
, bepalen. Hiertoe werden de interne rechtsregels ingedeeld in een aantal klassen, waarbij aan iedere
klasse van rechtsregels een ruimtelijk begrensd toepassingsgebied werd toegekend. Dit
toepassingsgebied meende men te kunnen afleiden uit de aard en strekking van de betrokken regels
zelf.
Bartolus concentreerde zich op twee vragen:
1. In hoeverre kan het statuut van een stad worden toegepast op personen die van buiten de
stad komen?
2. In hoeverre heeft een statuut van een stad een werking buiten het grondgebied van de
betrokken stadstaat.
Met zijn leerling Baldus maakte ze een onderscheid tussen de regels van personen rehct,
goedernrecht en vormenrecht;
- De regels van personenrecht (statuta personalia) van een bepaalde staat bestrijken alle
rechtsverhoudingen met betrekking tot personen tot die staat behorend; zij volgen de
persoon.
- De regels van goederenrecht (statuta realia) van een bepaalde staat zien op alle
rechtsverhoudingen die een onroerende zaak betreffen die is gelegen binnen de territoriale
grenzen van die staat; roerende zaken behoren tot de statuta personalia.
- De regels van vormenrecht (statuta mixta) van een bepaalde staat bestrijken alle
rechtshandelingen plaatshebben op het grondgebied van die staat. Restcategorie.
Deze drie eenzijdige conflictregels werden ook toegepast met betrekking tot vreemde statuta
2.6 De Hollandse Statutisten
Paulus Voet
Ter bepaling dient men het karakter vast te stellen wat het belangrijkste onderwerp is van de
betreffende wetsbepaling. Hierbij is de bedoeling van de wetgever belangrijk.
- Statuta realia zijn de wetten die tegenover eenieder uitsluitend binnen de grenzen van het
eigen gebied gelden.
- Statuta personalia zijn de wetten die alleen gelden ten aanzien van de eigen onderdanen.
Deze wetten hebben extraterritoriale werking; de staat en de bevoegdheid door de lex
domicilii toegekend volgt hem overal.
- Statuta mixta zijn de wetten die zowel effect hebben binnen als buiten de grenzen van het
eigen gebied die, binnen het eigen gebied niet allen onderdanen, maar ook buitenlanders die
hier handelen binden en die een effect hebben buiten het grondgebied op goederen waar
ook gelegen.
Volgens Voet vind toepassing van vreemd recht niet plaats omdat een staat daartoe verplicht is,
maar krachtens een daad van internationale welwillendheid die buiten het recht ligt. (comitas)
Johannes Voet
Voet volgt de driedeling van de statuten op basis van de door zijn vader vervaardigde criteria. De
bedoeling van de wetgever speelt een belangrijke rol en de soevereiniteit staat voorop. Op grond van
comitas kan buitenlands recht worden toegepast.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ciscadejonge. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,79. Je zit daarna nergens aan vast.