AP: History: samenvatting shortcuts
UNIT 1. Technologische en omgevingsveranderingen tot 600 vC
● Algemene opmerkingen
→ 3-4 miljoen j geleden: mensachtige wezens verschenen op de aardbol
→200.000 j geleden: Homo Sapiens ongeveer geboren in Oost Afrika (vandaaruit verspreid naar rest
wereld)
→ Periode 2,5 miljoen jaar-5000 j geleden= Stenen Tijd
❖ menselijke gemeenschappen vormden zich maar lage sociale/technologische vooruitgang
❖ vooral gebaseerd op jagen en voeder zoeken
→ 10,000 j geleden (8000VC): Neolithische Revolutie
❖ meer tools (metaal en steen)
❖ zo meer variatie in ecosystemen
❖ leren dieren/planten temmen
❖ ontstaan van pastoralisme/agricultuur/religies/systemen om record te houden
❖ Meer sociale organisatie: dorpen/steden met geboorte specialisering + sociale hiërarchieën
❖ Complexere vormen van economische veranderingen (ruilhandel)
→ Dit zorgt allemaal voor een grotere impact van de mens op de omgeving
→ 5000 j geleden: 1e civilisaties: samenlevingen capabel voor agrarische productie/stedenbouw/politieke
organisatie (aan de oevers van rivieren)
❖ The Tigris en Eufraat: Sumerische-Babylonische beschaving van Mesopotamië
❖ De Nijl: Egypte
❖ De Indus Rivier Vallei: Mohenjo-Daro en Harappa
❖ De Gele Rivier: Shang China
❖ Belangrijke beschaving: Olmecs (Centraal-Amerika 1200 VC), Chavin (Andes Mountains 900VC)
→ 600 vC: vele beschavingen opgekomen in Afro-Eurasia/Amerika verbonden door ruil/oorlog/culturele
diffusie van ideeën/geloof/technologieën
❖ ontstaan door interactie tussen gevestigde en nomadische mensen
❖ grote wereldreligies werden geboren
● Staat Bouwen, uitbreiding en conflict
→ Eerste staten ontstonden uit beschavingen in Midden-Oosten
→ Groei van landbouw → meer complexere vorm van politieke organisatie → formatie van elite
klasse/bureaucratie
→ Meeste steden waren monarchieën (regering door 1 persoon) of oligarchie (regering door enkel eliten)
→ Soms heel gecentraliseerde regeringen maar vaak heel zwak
→ Wetten verschenen: vooral harde en naar de elite toe meer rechten (maar toch vooruitgang over
wetteloosheid)
→ Religie vaak gebruikt voor legitimeren van politieke systemen: regering was de wil van god
→ Georganiseerde oorlog vaker door dominantie over buren
→ Gevolg van oorlog: bouwen van sterke muren/wapens/leren over de kunst van oorlog
● Cultuur, Wetenschap en Technologie
→ Culturele/artistieke expressie begon zo vroeg als de Stenen Tijd: schilderen/muziek/verhaal vertellen
→ Belangrijke literaire werken
❖ Gilgamesh Epic
❖ Egyptian Book of the Dead
❖ Rig Veda
❖ Homeric Epics (De Ilias en Odyssee)
, → Later ook: sculpturen, textiel, schilderen, architectuur (religieuze en politieke doelen)
→ 3000 vC: schrijven en recordhouder in beschavingen
❖ Eerst: cuneiform, hiërogliefen, pictogrammen
❖ Later: alfabet (Phoenicische oorsprong), quipu (knopenleggen Zuid-amerika)
→ Prehistorische beschavingen begraven hun religieuze rituelen (voorouder verering/sjamanisme)
→ Georganiseerde religies verschenen (polytheïstische pantheons/Vedisme/Hebreeuwse
Monotheïsme/Zoroastrianisme)
→ Uitvindingen: pottenbakken, schoffels, ploeg, textiel weven, wielen, kalenders, metaalbewerking,
paardrijden, pijl en boog
→ Culturele diffusie: ideeën, technologie, geloven werden uitgewisseld tussen beschavingen
● Economische systemen
→ Stenen Tijd
❖ vooral jagen en voedsel zoeken (levensonderhoud)
❖ werk specialisatie was gelimiteerd
❖ ruilhandel
→ Neolithische Revolutie:
❖ dieren temmen zorgde voor pastoralisme (=herden) → makkelijker constant voeding
❖ planten temmen: landbouw → surpluses → sociale uitwisseling
→ Ruil dus steeds belangrijker: lokaal, regionaal, transregionaal (steden belangrijke punten hiervoor)
→ Ruilnetwerk breid uit overland, volgt rivieren/kustlijnen (export makkelijker over zee)
→ Slavernij meer gebruikt als werksysteem (gevangenen van oorlog) voor velden/mijnen/bedienden
● Social Structures
→ Stenen Tijd: jager beschavingen waren families + clan-based + niet hiërarchisch en gestratificeerd
❖ basisch fysieke verschillen tussen geslachten zorgen voor geslachtsverdeling van werk
→ Pastorische beschavingen: meer hiërarchie, sociale stratificatie, gender verdeling van werk
→ Landbouw zorgde voor dat
❖ veel beschavingen nomadisme verlaten voor gesetteld lifestyle
❖ surplus → geld verdienen → werk specialisatie → (non)-elite klassen
❖ speciale klassen: artiesten, vechters, clerus, verkopers
❖ kenmerkend: patriarchalisme en gender division van werk (vrouwen wel rechten in huwelijk en
informele invloed op gezin en samenleving)
→ Veel slavernij
● Humans and the Environment
→ 100,000 j geleden: migratie van HS uit Afrika naar Midden Oosten en Azië
→ 40,000 j geleden: mensen in europa en noord-Azië
→ Menselijke gemeenschappen in Amerika gescheiden van Eurazië
→ Tot 10,000 vC: ijskappen preventeerde mensen van overal te leven (einde ijskap Paleolithische →
Neolithische tijd)
→ Stenen Tijd: vuur leerden maken, kleren en materiaal maken, zo overleefden verschillende ecosystemen
→ Neolithische revolutie verhoogde de effectiviteit en omgeving impact van deze tools
→ Hoe meer vooruitgang in economische productie hoe meer ecologische druk door bronnen
consumptie/bronnen extractie/manipulatie van de omgeving
❖ Pastoraal hoeden zorgde voor erosie en overgrasing
❖ Landbouw put de bodem uit + verandert de omgeving door irrigatie/moeras droogleggen/ ontbossing
, ❖ Stedenbouw/mijnen zorgde ook voor lasten in de omgeving
❖ Zo reageerde de omgeving met droogte/hoge temperaturen/ droge rivieren waardoor samenlevingen
moesten verhuizen
→ voorbeeldvragen p65
UNIT 2: (Her)-organisatie van menselijke samenleving 600 vC-600nC
● Algemene opmerkingen
→ groeiende politieke versterking, technologische aptitude, sociaal/culturele sophistication
→ wereldpopulaties begonnen te groeien
→ netwerken van transregionale communicatie en handel verbreden
→ mensen hun effect op de omgeving en overbelasting groeide
→ minder vooruitgaande groepen bestonden nog, maar op meeste plekken de grootste gecentraliseerde
staten en empire
→ dankzij effectieve bureaucratie en vooruitgaande communicaties waren staten mogelijk om
grote/uitgestrekte volkeren te leiden
→ systemen van ruil, belastingen innen, mobilisatie van middelen, voedselbewaring
→ steden speelden grotere rol als plaatsen voor politiek leiderschap, economische activiteiten en culturele
dynamismen
→ wetten zorgde voor minder arbitraire samenleving
→ sterker gevoel van identiteit door georganiseerde religies en artistieke gedeelde tradities
→ de beschavingen van deze periode worden vaak als klassieke gezien: na hun verdwijning wel
culturele,intellectuele, linguïstische erfenissen
→ instabiliteit was er ook nog: zelfs de meest machtige broken uiteen door te ver te gaan
→ migraties zorgde voor blijvende verspreiding van de menselijke bevolking
● State Building, Expansion, conflict
→ Staten werden geregeerd door marachieën of oligarchieën
→ expansie van staten naar rijken
→ zeldzaam maar soms beschavingen met representatieve vormen van overheden
→ steden werden belangrijk als middelpunten van overheden en bureaucratische administratie
→ wetten geformaliseerde en kwamen vaker voor (voor politieke en sociale stabiliteit)
→ gecentraliseerde autoriteiten, uitbreiden van bureaucratie, politieke/militaire macht
→ diplomatie, bouwen van muren/steden, onderhoud van wegen/tools, effectieve aanwerving van soldaten
→ legers: groeiden, werden sterker, meer vaardigheden
→ wel veel overbelasting op politiek/economisch vlak (gevolg: ineenstorten)
→ Phoenicia (800-200 vC), Griekenland (1100-300 vC), Hellenistische beschaving (Alexander de grote),
Romeinse Republiek en Romeinse Empire, Nomaden, bureaucratie, monarchieën/oligarchieën,
republiek/Democratie
● Culture, Science, Technology
→ Bestaande religies ondergingen veranderingen
→ grote geloofssystemen die opkwamen zoals Hindoeïsme, Boeddhisme, Confucianisme, Taoïsme,
Christendom
→ door ruil en missionaire activiteiten verspreide succesvolle religies zich over regio’s en culturen
→ Syncretisme: mixen van verschillende elementen van religies
→ enkele talen zoals Sanskriet, Mandarijns, Latijns werden transregionaal succesvol omdat ze gekoppeld
waren aan grote religies of officiële talen van langdurende rijken
→ Literatuur/Kunst werden vaker gemaakt (vb griekse drama’s, chinese poëzie)