Syllabus Geschiedenis VWO 5
Tijdvak 1 t/m 8 + Steden en burgers in de Lage
Landen, 1050 – 1700 + Verlichting, 1650 –
1900 + China 1842 – 2001 deelvraag 1
Inhoudsopgave
Table of Contents
Periodes, tijdvakken, overgangen en maatschappijtypes.......................................................................2
,Tijdvak 1 t/m 8: Historisch overzicht......................................................................................................5
Prehistorie: Eerste mens – 3000 v.C...................................................................................................5
Oudheid: 3000 v.C. – 500 n.C.............................................................................................................6
Middeleeuwen: 500-1500..................................................................................................................8
Vroegmoderne tijd 1500 – 1800.......................................................................................................12
Moderne tijd, 1800 tot heden..........................................................................................................23
Historische Context Steden en Burgers in de Lagen Landen, 1050 - 1700............................................27
Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten mogelijk (1050 –
1302)................................................................................................................................................27
Welke invloed hadden sociaal – economische ontwikkelingen en politieke ontwikkelingen op de
positie van de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten (1302 – 1602)?...............................28
In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de Republiek in de Gouden Eeuw (1602 –
1700)?...............................................................................................................................................29
Historische context Verlichting, 1650 - 1900........................................................................................31
Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige samenleving (1650 –
1789)................................................................................................................................................31
Hoe werden de verlichte ideeën tijdens de democratische revoluties in de Verenigde Staten en
Frankrijk in de praktijk gebracht (1776 – 1813)?..............................................................................33
In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke cultuur in Europa (1813 – 1900)?..........35
Historische context China, 1842 – 2001...............................................................................................37
Waardoor verloor China haar positie als regionale grootmacht (1842 – 1911)?..............................37
Overgangen tussen de periodes
Prehistorie naar Oudheid, uitvinding van het schrift rond 3000 v.C. in Mesopotamië.
Oudheid naar Middeleeuwen, val van het West-Romeinse Rijk, 476 n.C.
Middeleeuwen naar Vroegmoderne Tijd, Renaissance, rond 1350 in Italië en vanaf
1450 verspreid over West-Europa
2
, Vroegmoderne Tijd naar Moderne Tijd, de Industriële Revolutie, start rond 1750 in
Engeland, de Franse Revolutie, 1789 in Frankrijk
Tijdvakken
1. Tijd van jagers en boeren, eerste mens – 3000 v.C.
2. Tijd van Grieken en Romeinen, 3000 v.C. – 500 n.C.
3. Tijd van monniken en ridders, 500 – 1000
4. Tijd van steden en staten, 1000 – 1500
5. Tijd van ontdekkers en hervormers, 1500 – 1600
6. Tijd van regenten en vorsten, 1600 – 1700
7. Tijd van pruiken en revoluties, 1700 – 1800
8. Tijd van burgers en stoommachines, 1800 - 1900
Kenmerkende aspecten
Tijd van jagers en boeren, eerste mens – 3000 v.C.
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Tijd van Grieken en Romeinen, 3000 v.C. – 500 n.C.
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse stadsstaat
5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur (verkort: Grieks-Romeinse
cultuur)
6. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in
Europa verspreidde (verkort Romeinse imperium: verspreiding Grieks-Romeinse
cultuur in Europa)
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa (verkort: Confrontatie Grieks-Romeinse cultuur en de Germanen)
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als eerste monotheïstische
godsdiensten (verkort: Ontwikkeling eerste monotheïstische godsdiensten: jodendom
en christendom)
Tijd van monniken en ridders, 500 – 1000 n.C.
9. De verspreiding van het christendom in heel Europa (verkort: de verspreiding van het
Christendom)
10. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
11. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door
een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via Hofstelsel en horigheid
(verkort: terug naar een zelfvoorzienende agrarische cultuur (autarkisch), Hofstelsel
en horigheid)
12. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur (verkort: feodale stelsel)
Let op: wij bespreken de KA van de tijd van monniken en ridders altijd in een andere
volgorde. Dit is logischer voor de verhaallijn. We beginnen bij autarkische agrarische cultuur,
Hofstelsel en horigheid, dan het feodale stelsel, dan de verspreiding van het christendom in
heel Europa en dan het ontstaan en de verspreiding van de islam
Tijd van steden en staten, 1000 - 1500
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een
agrarisch-urbane samenleving (verkort: Herleving agrarisch-urbane samenleving)
14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
15. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de
geestelijke macht het primaat behoorde te hebben (verkort: Investituurstrijd)
3
, 16. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van
de kruistochten (verkort: Kruistochten)
17. Het begin van staatsvorming en centralisatie (verkort: Staatsvorming en centralisatie)
Aangezien het begin van staatsvorming en centralisatie een reactie is op de opkomst van de
stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van de steden bespreken we die altijd
na dit kenmerkend aspect.
Tijd van ontdekkers en hervormers, 1500 - 1600
18. Het begin van de Europese overzeese expansie (verkort: De Europese overzeese
expansie)
19. Het veranderde mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een
nieuwe wetenschappelijke belangstelling
20. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
21. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot
gevolg had (verkort: Hervorming of de reformatie)
22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse
staat (verkort: De Nederlandse Opstand)
Bij deze kenmerkende aspecten beginnen we in de lessen altijd bij het veranderde mens- en
wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke
belangstelling en de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.
Tijd van regenten en vorsten, 1600 - 1700
23. Het streven van vorsten naar absolute macht (verkort: Absolutisme)
24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel
opzicht van de Nederlandse Republiek
25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie
26. De wetenschappelijke revolutie
Tijd van pruiken en revoluties, 1700 – 1800
27. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen (verkort: De
Verlichting)
28. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verkort: Verlicht absolutisme)
29. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën
en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het
abolitionisme (verkort: Uitbouw van de Europese overheersing in de vorm van
plantagekoloniën, driehoekshandel (/trans-Atlantische slavenhandel) en abolitionisme
30. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Ook hier houden we in de lessen vaak een andere volgorde aan. Aangezien de vorige KA de
Republiek was kijken we vaak eerst naar de wereldwijde handelscontacten,
handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie, dan naar de bijzondere plaats in
staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse
Republiek dan naar het absolutisme en we eindigen met de wetenschappelijke revolutie.
Tijd van burgers en stoommachines, 1800 - 1900
31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële
samenleving (verkort: De industriële revolutie)
32. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie (verkort:
Modern imperialisme die verband hield met de industrialisatie)
33. Discussies over de ‘sociale kwestie’ (verkort: De sociale kwestie)
34. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme en feminisme
35. De opkomst van emancipatiebewegingen (toevoeging socialisme en feminisme want
dat bedoelt het examen hiermee)
36. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en
vrouwen aan het politieke proces (verkort: Voortschrijdende democratisering: steeds
meer mannen en vrouwen doen mee)
Ook hier houden we in de lessen een andere volgorde aan. We springen van de industriële
revolutie naar het modern imperialisme omdat er gelijk behoefte kwam aan grondstoffen voor
4
,de industrie. Daarna kijken we naar de sociale kwestie. Ook beginnen we eerst bij de
politiek-maatschappelijke stromingen omdat deze een reactie zijn op de Franse Revolutie en
de ontstane sociale kwestie door de industrialisatie.
Tijdvak 1 t/m 8: Historisch overzicht
Prehistorie: Eerste mens – 3000 v.C.
Tijdvak 1: tijd van jagers en boeren, tot 3000 v. Chr.
De prehistorie begint bij de eerste mens en eindigt bij de ontwikkeling van het schrift.
De levenswijze van jagers-verzamelaars
In eerste instantie leven mensen als jagers en verzamelaars. Ze leven in kleine groepen
(zo'n 20-30 personen) en leven als nomaden (ze trekken rond). Door het rondtrekken hebben
ze nauwelijks bezit en alleen eenvoudige werktuigen. Ze leven van de jacht (mannen) en van
het verzamelen (vrouwen) van noten, zaden en vruchten. Omdat de jagers-verzamelaars in
de prehistorie leven (dus nog voor de uitvinding van het schrift) hebben we geen geschreven
bronnen uit deze tijd een daarmee ook minder kennis dan uit de historie. Dit is een egalitaire
samenleving (iedereen is gelijk). Ze geloven in een natuurgodsdienst.
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Landbouw is een verzamelnaam voor akkerbouw (het zaaien en oogsten van planten) en
5
, veeteelt (het houden en fokken van dieren). De uitvinding van de landbouw betekende een
enorme verandering, vandaar dat ook wel wordt gesproken van de landbouwrevolutie (of met
een moeilijker woord de neolithische revolutie). Mensen bleven nu op één plek wonen,
gingen aan landbouw en veeteelt doen, gingen in iets grotere groepen leven (ze woonden in
dorpen) en kregen meer bezit. Het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenlevingen is
geleidelijk gegaan. Het is (per toeval) ‘uitgevonden’ rond 10.000 v. Christus in vruchtbare
gebieden, zoals in de vruchtbare halve maan in het Midden-Oosten.
Niet iedereen ging direct over op de landbouw en lange tijd hebben het jagers-
verzamelaars en boeren naast elkaar geleefd. Het leven van de landbouw was in eerste
instantie vrij onzeker, oogsten konden nog wel eens mislukken (waarmee de voedselbron
verdween). Geleidelijk aan werden mensen steeds beter in de landbouw en werden de
oogsten steeds groter.
Examentip
Op het examen herken je een landbouwsamenleving vaak aan het bezit van grote potten.
Hierin sloegen ze graan op. Wanneer het een landbouwsamenleving uit de Prehistorie
betreft hebben ze nog geen schrift en zijn ze vaak genoemd naar het aardewerk dat ze
maken, bijvoorbeeld: Trechterbekercultuur/Bandkeramiekers.
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Als de landbouw genoeg oplevert, hoeft niet iedereen meer boer te zijn en gaan sommige
mensen zich specialiseren in andere beroepen. Ook kan er gehandeld worden in de
landbouwproducten. Door deze twee ontwikkelingen ontstaan de eerste stedelijke
gemeenschappen. In deze stedelijke gemeenschappen neemt de sociale ongelijkheid toe en
ontwikkelen mensen een (polytheïstische) godsdienst. Omdat het handelen in een stad
complexer is dan in een dorp (meer mensen met wie je contact hebt) kreeg men behoefte
aan een manier om de zaken bij te houden. Hierdoor werd het schrift uitgevonden.
Uiteindelijk bleek het schrift ook handig om wetten en regels mee op te schrijven, al was dit
dus niet de reden dat het schrift werd uitgevonden. Wanneer een samenleving het schrift
heeft ontwikkeld komen ze automatisch in de Oudheid.
Oudheid: 3000 v.C. – 500 n.C.
Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen, 3000 v. Chr. – 500 n. Chr.
Dit tijdvak begint met de uitvinding van het schrift. Het schrift werd op meerdere plekken in
de wereld uitgevonden, maar niet overal werd het tegelijkertijd ingevoerd, daardoor is het
lastig om een duidelijk startpunt te geven voor dit tijdvak. Voor het gemak is gekozen voor
het jaar 3000 v. Chr. Maar weet dus dat je hierover kunt discussiëren. Eenzelfde iets geldt
voor het eindpunt van dit tijdvak wat gemarkeerd wordt door het uiteenvallen van het West-
Romeinse Rijk. Dit gebeurt in het jaar 476, maar voor het gemak is gekozen voor het jaar
500.
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse stadstaat
In de oudheid waren er twee belangrijke culturen: die van de Grieken en van de Romeinen
(en Egypte, maar dat rijk valt buiten de stof). De ontwikkeling van de Griekse cultuur vond
plaats voor de enorme groei van het Romeinse Rijk. We spreken in deze periode over de
oude Gieken/ Griekse cultuur en nog niet over Griekenland. Dit omdat Griekenland nog geen
natie was, de Griekse cultuur bestond uit verschillende stadsstaten (poleis).
Deze stadsstaten zijn volop in ontwikkeling en er wordt ook veel nagedacht over hoe
6
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper stoopmerijn06. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.