1
FARMACEUTISCHE
ETHIEK
Samenvatting 2015-2016
, 2
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1 : Ethische modellen voor een farmaceutische ethiek 5
Inleiding 5
Terminologie: Wat is ethiek? 5
Indeling van de ethiek 6
Descriptieve ethiek 6
Normatieve ethiek 6
Meta-ethiek 6
Waarden en normen 7
Belang van het mensbeeld 7
6. Verschillende modellen binnen de normatieve ethiek 8
6.1. Utilitarisme 8
Deontologische theorieën 8
Het principe-denken 9
6.4. Personalistische verantwoordelijkheidsethiek 11
Groeiethiek en het kleiner goed 13
ETHISCH STAPPENPLAN 14
1a. Verkenning vd feiten en gegevens: wat is het ethische dilemma of het moreel conflict? 14
1b.De omstandigheden 14
2. Model + verschillende mogelijke handelingsopties 14
3.Ethische afweging en beslissing 14
HOOFDSTUK 3 MEDICIJNVERSLAVING EEN MULTIDIMENSIONELE BENADERING 15
Inleiding 15
1. Traditioneel medisch-farmaceutisch denkmodel omtrent medicijnverslaving 15
1.1. Genetisch verklaringsmodel 15
1.2. Biochemisch verklaringsmodel 16
1.3. Mogelijkheden en grenzen van het medisch-farmaceutisch denkmodel 16
2. Van lichamelijke naar psychische afhankelijkheid 18
3. Een psycho-relationele benadering van medicijnverslaving 19
3.1. De ‘addictieve’ persoonlijkheid 19
3.2. Relationele dimensies van medicijnverslaving 19
4. Medicijnverslaving als maatschappelijk fenomeen 21
4.1. Medicijnverslaving als exponent van een algemeen sociaal klimaat 21
4.2. Vrouwen en middelenmisbruik 21
4.3. Geneesmiddelengebruik bij jongeren 22
5. Medicijnverslaving en zingevingsproblematiek 23
5.1. Kritiek op het wetenschappelijk reductionisme 23
5.2. De mens als 'wil-tot-zingeving’ 24
5.3. Een 'reden' tot geluk en zelfontplooiing 24
5.4. Als de reden tot geluk ontbreekt 24
5.5. Zinleegte en verslaving 25
5.6. Verwarring tussen reden en oorzaak 25
5.7. Zingeving als hulpverlening 25
Besluit: Ethische perspectieven voor de apotheker 26
ETHISCHE UITDAGINGEN BIJ HET EINDE VH LEVEN 27
1. Inleiding 27
2. Brede achtergrond van het debat omtrent levensbeëindigend handelen 27
, 3
3. Uitleg bij de termen (BELANG VAN TERMINOLOGISCHE HELDERHEID) 27
vermijden van pijn en lijden 28
Levensverkortend handelen door een arts 28
4. De voorstanders van euthanasie 28
5. De voorstanders van palliatieve zorg 29
bestaan er dan toch geen grensgevallen? 29
Besluit 29
Wetteksten euthanasie en paliatieve zorg 30
Wet euthanasie 2002 30
Wet palliatieve zorg 2002 31
Wet euthanasie bij kinderen 2014 31
Federatie Palliatieve zorg Vlaanderen (27.1.2000) 32
Palliatieve zorg, euthanasie en menswaardig sterven (Definitie en doel van PZ) 32
Palliatieve zorg en ethanasie: één juiste en drie foute vooronderstellingen 32
Besluit: Een concreet voorstel 33
VVI: zorg voor een menswaardig levenseinde (visietekst) 33
1. Fundamentele opties 33
2. PALLIATIEVE ZORG VOOR IEDEREEN 34
3. Ethische kwaliteit van de besluitvorming inzake handelwijzen van artsen bij het levenseinde van
patiËnten/bewoners 34
4. AANDACHT VOOR EUTHANASIE 35
5. AANDACHTSPUNTEN in verband met besluitvorming 36
6. Besluit 36
Belgische Bisschoppen 1994 37
Inleiding 37
Het mysterie van de dood 37
Aangepaste medische zorg 37
Verzachten van de pijn 37
affectieve begeleiding 37
Meedelen van de nakende dood 37
Een waar zieke mens doden? 37
Het leven blijven eerbiedigen 37
Wat wenst de zieke eigenlijk? 38
Het zelfbeschikkingsrecht heeft grenzen 38
Sterven als hoogtepunt in het leven 38
Oproep tot hen die hier macht over hebben 38
de dood haar karakter van absoluut einde ontnemen 38
Religieuze begeleiding 38
Tot slot 38
De farmaceutische praktijk en euthanasie 39
Aanvullende wetgeving 39
De rol van de ziekenhuisapotheker in het ziekenhuis 39
De apotheker in de officina en de euthanasiekit 41
Hoofdstuk 6: Integriteit en wangedrag in het wetenschappelijk onderzoek 42
samenvatting slides 42
Achtergrond 42
Het belang van wangedrag en integriteit 45
Hoe vaak komt wangedrag in wetenschappelijk onderzoek voor? 46
, 4
Richtlijnen? 48
Wat kan er aan gedaan worden? 50
KULeuven 52
Ethische code van het wetenschappelijk onderzoek in België 52
Zorgvuldigheid en voorzichtigheid 53
Betrouwbaarheid en controleerbaarheid 53
onafhankelijkheid en onpartijdigheid 53
The lancet: gids voor onderzoeks integriteit: geen unie in europa. 53
heterogeniciteit in Europese onderzoeks integriteit richtlijnen: vertrouwen op waarden of normen? 53
, 5
HOOFDSTUK 1 : ETHISCHE MODELLEN VOOR EEN FARMACEUTISCHE ETHIEK
INLEIDING
Delicate ethische dilemma’s in farmaceutische wetenschappen: Wat is goed? Wat mag? Mag wat kan?
Ethiek als vaag begrip?
= het is soms lastig aan te geven wat de ethische aspecten zijn van een (farmaceutisch) vraagstuk.
Wat is de output van ethiek?
Persoonlijke standpunten uitwisselen
Wat is doel van ethiek?
Met een ethisch betoog willen we juist laten zien wat er zou moeten gebeuren of wat er behoort te gebeuren.
Wat is kenmerkend voor ethiek?
Ethiek zet ons aan het denken over wat goed handelen is. Iedereen heeft een moreel aanvoelen.
Morele ervaring (intuitie, aanvoelen) als opstapje: iedereen is ethicus in notendop
Wanneer we een caus lezen heben we een onmiddelijke reactie dat sommige aspecten goed zijn en andere
verwerpelijk. Ethiek komt voort uit het verlangen van mensen om zichzelf beter te begrijpen.
Voor verdere argumentatie en communicatie is ethiek nodig: een systematische bezinning op verantwoordelijk
handelen.
TERMINOLOGIE: WAT IS ETHIEK?
Ethiek 2 betekkenissen (éthos en èthos) :
gewoonte (van de gemeenschap) én innerlijke houding (van individu dat gewoonte volgt of niet)
moraal: (verband met gewoonte en innerlijke houding) geheel van gedragsregels dat binnen een groep als
vanzelfsprekend gehanteerd wordt; wat ‘men’ doet
= waarden en normenpatroon van een bepaalde groep.
= wat iemand behoort te doen indien iemand van een gemeenschap wil zijn én blijven.
moraliteit: (verband met innerlijke houding) handelen op grond van een inwendige overtuiging, men is ervan
overtuigd daarmee het goede te doen.
moreel: i.o.m. de gewoonten en gegrond op innerlijk gevoel van zedelijkheid (= overeenkomtig de zeden)
-> algemeen: moreel = ethisch <-> amoreel
-> specifiek: moreel = goed, wenselijke, behoorlijke <-> immoreel
deontologie: plichtenleer, beroepscodes (=het geheel vanconcrete aanbevelingen en richtlijnen voor ethisch
verantwoord handelen binnen een bepaalde professionele groep)
ethiek: een systematische studie van het morele.
, 6
INDELING VAN DE ETHIEK
= 3 verschillende manieren waarop men ethische problemen kan benaderen.
DESCRIPTIEVE ETHIEK
= beschrijvende ethiek = vaststellen en verklaren van feitelijkheden.
Onderzoek naar de feitelijke normen en waarden in een specifieke gemeenschap
Twee stappen:
• empirische studie van het ethos
(=hoe het morele in uiteenlopende groepen op verschillende momenten in de geschiedenis gestalte gekregen
heeft. Hiervoor wordt eerst gekeken naar de verschijnselen die zich feitelijk manifesteren. Niet alleen een pure
beschrijving)
• een eerste vorm van inwendige verklaring
(= proberen verklaren waarom gangbare normen gegroeid zijn tot hun huidige vorm.)
Critici vinden dat bij descriptieve ethiek nog niet echt sprake is van ethiek, aangezien het normatieve element
otbreekt.
NORMATIEVE ETHIEK
= feitelijkheden beoordelen, waarderen en bekritiseren
Eerste stap afstand (niet welke normen gangbaar zijn maar): hoe de gangbare normen en waarden beoordelen?
= wat is ethisch verantwoord handelen?
à Hiervoor zoeken naar ethische criteria ter beoordeling van het menselijk handelen.
Via de uitwerking van theoretisch kader: oordelen over gangbare of toekomstige handelingspraktijken.
= er wordt een abstract en universaliseerbaar kader geformuleerd waarin kan worden beargumenteerd waarom de
ene norm beter is dan de andere.
De kern van de ethiek
META-ETHIEK
= analyse van methoden gebruikt bij normatieve ethiek
De kritische studie van de concepten en methoden die men in normatieve ethiek gebruikt
Welke gangbare morele regels en gehanteerde normen zijn goed?
= wijze waarop morele domein door verschillende normatieve theorieën wordt afgebakend en vormgegeven.
Wat wordt in de norminatieve ethiek bedoeld met thermen als ‘goed’, ‘gezond’, ‘geneeskunde’?
, 7
WAARDEN EN NORMEN
Norm:
= iets waarmee men meet, waarmee je een handeling beoordeelt. Op deze manier is het zowel een richtsnoer als
criterium ter beoordeling.
= het resultaat van historisch gegroeide ervaringswijsheid
verklaring voor argumenten: gegroeid vanuit particuliere verhaalgemeenschappen.
à Historisch en contextueel gekleurd. Meestal negatief geformuleerd in de vorm van verbod. Meestal haalbaar en
sanctioneerbaar. (vb. Rookverbod)
Waarde:
= meestal vaag en bijna nooit ten volle realiseerbaar.
= kwaliteiten die wij als positief ervaren
Bvb: een comfortabel leven, een opwindend leven, een gevoelen van voldoening, vrijheid, tevredenheid en geluk,
innerlijke harmonie, genot, zelfrespect en wijsheid, gelijkheid, broederlijkheid, familiale geborgenheid, gerijpte
liefde, geloof in het bestaan van God, sociale erkenning en waardering, waarachtige vriendschap, wereldvrede,
schoonheid, veiligheid en solidariteit
Verschillen én samenhang
Normen zijn regels en geven ons een antwoord op de vraag wat te doen
Maar hoe zijn deze normen tot stand gekomen? (vanuit waarden: waarden geven idealen aan)
Normen worden vanuit waarden bepaald
= Om bepaalde waarden zoveel mogelijk te realiseren worden specifieke normen geformuleerd.
Normen: tijds en cultuur gebonden
Waarden: meer permanent karakter. (bv veilig verkeer)
?= hoe bepaalde waarden vertalen: waarde van het leven 2 opties voor normen
1. Positieve waardering indien leven zo lang mogelijk in stand gehouden
2. Positieve waardering indien de kwaliteit verhoogd wordt.
= verschillende normen voor dezelfde waarden
BELANG VAN HET MENSBEELD
Normen < Waarden < Mensbeeld
Op zoek naar een criterium om de spanning tussen het feitelijke en het behoorlijke te toetsen: het menselijke
= dat soort reflectie waarin mensen zich bezig houden met de spanning tussen het feitelijke en het behoorlijke, en
waarbij het behoorlijke wordt geformuleerd in termen van het menselijke, is ethiek.
Ethiek berust op een mensbeeld of op een antropologie
= ethische waarden (en de eruit af te leiden normen) hebben hun werkelijke draagkracht niet uit zichzelf, maar
vanuit een relatie tot dit funderende mensbeeld.
Onderzoeken in welke mate de toepassing van nieuwe biomedische mogelijkheden ertoe bijdraagt om de mens tot
zijn recht te laten komen
, 8
6. VERSCHILLENDE MODELLEN BINNEN DE NORMATIEVE ETHIEK
Doel = criteria aanreiken waarmee menselijk handelen geëvalueerd kan worden. Het resultaat is afhankelijk van de
gebruikte argumentatiemethode en het onderliggende mensbeeld. 4 ethische modellen:
6.1. UTILITARISME
Een handeling is moreel goed als ze zoveel mogelijk nut oplevert aan zoveel mogelijk mensen en zo weinig mogelijk
schade berokkent aan zo weinig mogelijk mensen.
à vnl geïnteresseerd in het nut en de gevolgen van een handeling. (mathematisch voor & nadelen afwegen)
Utilistische calculus?
Problemen
- hoe ijk je je weegschaal? (voordelen voor wie? volgens wie? Voor wat?) makkelijk te manipuleren
- morele ervaring past zich niet zomaar aan aan de uitkomst van een rekensom. Een rekensom kan onze motiee
niet bepalen en ons geweten niet uitschakelen.
- iets voor de sterksten? (het dreigt zo te zijn dat het grootst mogelijke voordeel of nut uitloopt op hoogste baat
voor de sterkeren. Iedereen is geneigd om het laken naar zijn kant te trekken.
Ethische manipulatie!
Utilistische calculus geeft geen antwoord op de vraag of een bepaalde handeling moreel juist of toegelaten is. Het
optellen van de voor- en nadelen is een vorm van manipulatie. Het in kaart brengen van standpunten is wel een
belangrijke stap.
DEONTOLOGISCHE THEORIEËN
Het strikt naleven van ethische principes moet het zwaarst wegen, ongeacht de gevolgen in positieve of negatieve
zin.
Het uitgangspunt is de plicht om bepaalde ethische principes te eerbiedigen, ongeacht tijd plaats, en situatie.
= de zedelijke waarde van een handeling hangt af van de innerlijke kwaliteiten van de daad zelf, los van de
omstandigheden en gevolgen.
Nadruk op de innerlijke kwaliteiten van een handeling
Vb 1 : Kant: handelen uit plicht; belang van gezindheid
Vb 2: Katholieke traditie: natuurwet boven alles
Normen worden voorgesteld als onveranderlijke verplichtigen, eigen aan de menselijke natuur.
= deontologisch model: de mens als toeschouwer moet een bestaande orde beamen.
Vragen
• menselijke onmacht?
• fundamentele waarde van het leven?
• statisch wereldbeeld?
Orde bevestigen of orde uitwerken?