Herbivorenvoeding: nadruk op paard
Morfologie
Carnivoor, omnivoor, herbivoor
• Hoe meer planten ze eten van nature -> hoe een complexer maag-darm stelsel
Grazers
• Eten met hun hoofd naar beneden
• Eten grote volumes (ruwvoer)
• Trage vertering
Browsers
• Zoeken dele van de plant waar de meeste energie in zit, gaan ook vooral aan de
bomen eten
Herbivoren
• Benuttigen plantenvezels
• Afbraak door microbiota (bacteriën, fungi, protozoa)
• Doen aan fermentatie
Fermentatieproces
• Half vloeibaar plantaardig materiaal verder verweekt en afgebroken door microbiële
enzymen tot:
o VVZ (vluchtige vetzuren) = azijnzuur, propionzuur, boterzuur
▪ Dit zijn de belangrijkste vetzuren voor herbirvoren -> deze leveren de
energie
o AZ
o Gassen
▪ Meestal kort na voeding (30 min tot 1u)
• Gasvormige bacteriën -> CH4
• Reactie tussen zuren en HCO3-: CO2
• Microbiële vertering fibreuze koolhydraten -> omgebouwd tot VZZ
o Azijnzuur (CH3 – COOH)
o Propionzuur (CH3 – CH2 – COOH)
o Boterzuur (CH3 – CH2 – CH2 – COOH)
• Afbraak => cellulose/hemicellulose/lignine/pectine (vezels)
23
, • Levert energie voor het dier (= als paard vermagerd is het vaak door tekort aan hooi en dus
vezels)
• Soort vetering: Allo-enzymatisch vertering -> microbiële vertering
• Zwart: soort flora
• Plots veranderen van voeding -> flora
moet zich heel snel aanpassen maar dit
lukt niet
o Verteringsproblemen
o Rustig voedsel aanpassen (2 a 3
weken)
• Melkzuur neemt toe
o Flora nodig om deze om te zetten (opeens veranderen met voeding = deze
flora valt weg)
o Als deze niet omgezet wordt -> de PH kan onder 5 zakken en dit is
levensgevaarlijk
▪ De penscellen worden beschadigt
• Cellulolystische flora
o Productie azijnzuur en boterzuur
o Belangrijk voor de VVZ
o Als de PH waarde daalt heeft het een slechte invloed op deze flora
Locatie van de fermentatie
• Dikke darm: Hindgut fermenteren
o Eiwit is niet benutbaar => deze dieren hebben wel nood aan essentiële aminozuren
in hun voeding (want ze krijgen het zelf niet verteerd dus gaat door de mest kwijt
behalve konijn die dit opeet)
• Voormagen: foregut fermenters
o Eiwit ontstaat in begin dus optimale benutting want fermenteerd in de voormagen
=> deze dieren moeten dus niet essentiele aminozuren extra krijgen in hun voeidng
bij weinig productie
24
, Verteringsfysio paard
Voedingsgedrag paard
• Steppedieren
o Grazen 12-20u/etmaal
o Onze weides bevatten te veel eiwit en energie => te vetten dieren, koliek
▪ Zaaigras bedoelt voor rundvee
• Grazen met lippen
• Voorkeur voor graslengte >7 cm
o Korter dan 7 cm gaan ze grazen met hun tanden
• Voorkeur voor eten van grond – > ze zijn hier ook anatomisch voor gebouwd!
o Met de nek naar boven/gestrekt eten => onder kaak gaat naar achter en er
worden haken gevormd in het gebit => paard stopt met eten
• Sociale eters
• Voorkeur voor zoet, niet voor zuur, bitter of zout
Voedingsgedrag ezel
• Voorouders waren combinatie van browsers en grazers
• Overleefden op lignine-rijke
o Panten – zeer E-arm
o Leven in bergen -> schrale gebieden
• Grazen 14-18 h/d en leggen hierbij 20-30 km af
Gebit van een paard
• Snijtanden sluiten vanboven en vanonder perfect aan opelkaar -> appositie
• Tanden blijven heel hun leven lang groeien want anders zouden ze afslijten door het
harde plantenmateriaal
• Molare
o Hebben een gladvlak om hier de voeding in te malen
▪ Zo maken ze de cellen kapot om aan de voedingstoffen te geraken die
hierin zitten
• Anders kunnen ze de celinhoud niet verteren
• Mogelijke problemen
o Doppen => overblijfselen van de melktanden
▪ Veulen gaat stoppen met eten -> beïnvloed de groei
o Haken
• Leeftijd kunnen aflezen
o Hoe de vorm van het bovenvlak van de snijtand verandert naarmate er meer
slijtage heeft
plaatsgevonden
25
Morfologie
Carnivoor, omnivoor, herbivoor
• Hoe meer planten ze eten van nature -> hoe een complexer maag-darm stelsel
Grazers
• Eten met hun hoofd naar beneden
• Eten grote volumes (ruwvoer)
• Trage vertering
Browsers
• Zoeken dele van de plant waar de meeste energie in zit, gaan ook vooral aan de
bomen eten
Herbivoren
• Benuttigen plantenvezels
• Afbraak door microbiota (bacteriën, fungi, protozoa)
• Doen aan fermentatie
Fermentatieproces
• Half vloeibaar plantaardig materiaal verder verweekt en afgebroken door microbiële
enzymen tot:
o VVZ (vluchtige vetzuren) = azijnzuur, propionzuur, boterzuur
▪ Dit zijn de belangrijkste vetzuren voor herbirvoren -> deze leveren de
energie
o AZ
o Gassen
▪ Meestal kort na voeding (30 min tot 1u)
• Gasvormige bacteriën -> CH4
• Reactie tussen zuren en HCO3-: CO2
• Microbiële vertering fibreuze koolhydraten -> omgebouwd tot VZZ
o Azijnzuur (CH3 – COOH)
o Propionzuur (CH3 – CH2 – COOH)
o Boterzuur (CH3 – CH2 – CH2 – COOH)
• Afbraak => cellulose/hemicellulose/lignine/pectine (vezels)
23
, • Levert energie voor het dier (= als paard vermagerd is het vaak door tekort aan hooi en dus
vezels)
• Soort vetering: Allo-enzymatisch vertering -> microbiële vertering
• Zwart: soort flora
• Plots veranderen van voeding -> flora
moet zich heel snel aanpassen maar dit
lukt niet
o Verteringsproblemen
o Rustig voedsel aanpassen (2 a 3
weken)
• Melkzuur neemt toe
o Flora nodig om deze om te zetten (opeens veranderen met voeding = deze
flora valt weg)
o Als deze niet omgezet wordt -> de PH kan onder 5 zakken en dit is
levensgevaarlijk
▪ De penscellen worden beschadigt
• Cellulolystische flora
o Productie azijnzuur en boterzuur
o Belangrijk voor de VVZ
o Als de PH waarde daalt heeft het een slechte invloed op deze flora
Locatie van de fermentatie
• Dikke darm: Hindgut fermenteren
o Eiwit is niet benutbaar => deze dieren hebben wel nood aan essentiële aminozuren
in hun voeding (want ze krijgen het zelf niet verteerd dus gaat door de mest kwijt
behalve konijn die dit opeet)
• Voormagen: foregut fermenters
o Eiwit ontstaat in begin dus optimale benutting want fermenteerd in de voormagen
=> deze dieren moeten dus niet essentiele aminozuren extra krijgen in hun voeidng
bij weinig productie
24
, Verteringsfysio paard
Voedingsgedrag paard
• Steppedieren
o Grazen 12-20u/etmaal
o Onze weides bevatten te veel eiwit en energie => te vetten dieren, koliek
▪ Zaaigras bedoelt voor rundvee
• Grazen met lippen
• Voorkeur voor graslengte >7 cm
o Korter dan 7 cm gaan ze grazen met hun tanden
• Voorkeur voor eten van grond – > ze zijn hier ook anatomisch voor gebouwd!
o Met de nek naar boven/gestrekt eten => onder kaak gaat naar achter en er
worden haken gevormd in het gebit => paard stopt met eten
• Sociale eters
• Voorkeur voor zoet, niet voor zuur, bitter of zout
Voedingsgedrag ezel
• Voorouders waren combinatie van browsers en grazers
• Overleefden op lignine-rijke
o Panten – zeer E-arm
o Leven in bergen -> schrale gebieden
• Grazen 14-18 h/d en leggen hierbij 20-30 km af
Gebit van een paard
• Snijtanden sluiten vanboven en vanonder perfect aan opelkaar -> appositie
• Tanden blijven heel hun leven lang groeien want anders zouden ze afslijten door het
harde plantenmateriaal
• Molare
o Hebben een gladvlak om hier de voeding in te malen
▪ Zo maken ze de cellen kapot om aan de voedingstoffen te geraken die
hierin zitten
• Anders kunnen ze de celinhoud niet verteren
• Mogelijke problemen
o Doppen => overblijfselen van de melktanden
▪ Veulen gaat stoppen met eten -> beïnvloed de groei
o Haken
• Leeftijd kunnen aflezen
o Hoe de vorm van het bovenvlak van de snijtand verandert naarmate er meer
slijtage heeft
plaatsgevonden
25