PAARDENRASSEN
1. De wilde paarden
De Przewalski (Mongools wild paard; Takh)
o Schrikachtig, ontembaar
o Klein, grof, onedel voorkomen, rechtopstaande manen
o Dichte viltachtige vacht, uniform bruin-rode kleur met brede aalstreep (nooit witte
aftekeningen) en blekere buik, veel zwart aan ledematen, grof behang, omgeving mond
bijna wit (meelmuil)
o Tamme tegenhanger Mongoolse pony (neerhangende manen, zebrastrepen op
ledematen, gaf aanleiding tot Polopony’s (in combinatie met kleine Engelse Volbloeden)
De Tarpan
o Nu tam, maar koppig, moeilijk karakter, moedig, soms agressief
o Kleine gestalte, zwaar hoofd, neiging tot snoekshoofd, relatief lange oren en fijne
ledematen
o Muisgrijs met aalstreep en aan ledematen zebrastrepen, geen witte aftekeningen,
winterbeharing is wit, behang matig ontwikkeld, manen deels rechtop
o Ligt aan basis van o.a. de Konik pony’s
2. De volbloeden
De Arabische volboed (Arabier)
o Mogelijk kruising tussen Mongoolse paarden en Tarpan, Bedoeïen kweekten weerstand-
biedende woestijnpaarden in Arabië, gehard tegen schrale voeding en schaars water,
selectie op hardheid, soberheid en wendbaarheid, niet zozeer door snelheid over korte
afstanden, bloedinmenging vermeden, gesloten populatie, raszuiverheid
o Niet al te groot, dunne soepele huid, droog voorkomen, fijn maar hard skelet, behang
zijdeachtig fijn en vooral op ledematen spaarzaam ontwikkeld,, snoekshoofd, uitpuilende
expressieve ogen, zwart glanzende oogleden, grote dunne neusvleugels, korte weinig
gespierde hals (vaak zwanenhals), lange rug, vlak kruis, hoge staartinplanting
o Grijs, lichtbruin, donkerbruin, vos, zwart, weinig aftekeningen
o Vanaf 16e eeuw als rasverbeteraar, grote betekenis bij warmbloed- en
kloudbloedfokkerij, rentype onedeler en hoogbeniger met recht voorhoofdprofiel,
bijkomende haarkleuren en meer aftekeningen, in Centraal-Europa Hongaarse Shagya
Arabieren populair
o Vandaag 3 verschillende hoofdstammen: Kuhaylan (meest mannelijk, grover en
zwaarder), Saqlawi (verfijnder, vrouwelijk), Mùniqi (langlijnig, hoogbenig rentype)
o Kruisingsproducten zoals Anglo-Arabier (Engelse volbloeden, zijn sneller en springen
beter), verenigen in zich snelheid, hanteerbaarheid, spring-, uithoudings- en
recuperatievermogen
De Berber
o Oorlogs- en rijpaard en voor lichte trekkracht
, o Minder edel dan Arabier, laatrijp, maar langlevend, verstandig en goedmoedig, klein met
eerder korte en grove ledematen, lang zwaar ramshoofd, korte sterk gespierde
zwanenhals, lange zadelrug, schuin kruis, laag ingeplante staart
o Donkerbruin, vos, grijsschimmel, zwart, spaarzame aftekeningen
o Vandaag geen zuivere Berbers meer, basis voor Andaloesiër, Lusitaniër, Lippizaner,
Kladruber, Frederiksborger, Knapstruper, Oldenburger, Fries, Orlov Draver
De Engelse volbloed (Thoroughbred: xx)
o Renprestaties is galop, wedrennen, Royal Mares
o 3 stamhengsten: Byerley Turk (1680), Darley Arabian (1700) en Godolphin Barb (1724)
o Herod (achter-achterkleinzoon Byerley), Eclipse (achterkleinzoon van Darley) en
Matchem (kleinzoon van Godolphin) alle drie uitstekende renpaarden, in 19 e en 20e eeuw
overwicht in mannelijke lijn door Eclipse
o Vrouwelijke lijn door merries, Royal Mares (28) en taproot mares (23)
o Sinds 1791 gesloten populatie
o Lange ledematen, in renconditie een opgeschorte buik en geen onderhuids vet, spieren
goed zichtbaar onder kortharige huid, oudere fokmerries groter buikvolume, breder en
meer behaard, huid dun soepel en flink dooraderd, licht hoofd, lange slanke hals, edel
hoofd, breed voorhoofd, rechte neusrug, grote levendige ogen, fijne oren beweeglijk en
lang, wijd openstaande neusgaten, fijne lippen, hals recht ofwel convex gebogen,
neusbloeding soms bij hoge inspanning, hoge lange schoft en in midden duidelijk in 2
overlangse helften verdeeld, relatief lichte voorhand, lange rechte enkelvoudige rug,
sterk gespierde korte soms gebogen lenden, lang kruis, i.t.t. veel sport- en tuigpaarden is
kruis niet breed maar zitbeengedeelte van bekken lang, ribben sterk naar achter en
zijwaarts gebogen, korte flanken, lange schouder, achterkniehoek staat open, in
voorknieën bokbenig, manen en staart niet veel en zijdeachtig, beenbeharing is schaars,
(donker)bruin vos met vos behang zwart grijs
o Vroegrijp, lange levensverwachting, 2 fokrichtingen: sprinterstype en stayerstype, groot
klimatologisch aanpassingsvermogen
3. De halfbloeden (warmbloeden)
HARDDRAVERS OF HALFBLOEDRENPAARDEN
De Amerikaanse Draver (Standardbred)
o Vanaf begin 19e eeuw de naam Standardbred voor alle paarden die aangespannen in
diagonale draf of telgang binnen bepaalde standaardtijd de mijl konden afleggen, rond
1880 drafsport algemeen populair, tuigpaard
o Minder edel, kalmer, goedmoediger
o Matige schofthoogte, hoofd onedel neiging tot ramshoofd, lange oren, brede uitgeholde
keelstreek, lange goed gespierde schouder steil en los, onderarm vrij lang, zowel vooraan
als achteraan opvallende korte pijpen, lange doorgezakte rug, achterhand lang en steil,
vaak koehakkig of wijd in hielen, aanleg voor spat
o Weinig aftekeningen, gewoon en donkerbruin, ook vos, zwart en sporadisch grijs
(Messenger 1780, Engelse volbloed)
o Verlengd zweefmoment in draf en telgang, laatrijp, lange levensverwachting, 2
afzonderlijke onderpopulaties: trotters (grote drafvastheid, diagonaal) en pacers (groot