PEDAGOGIE
1. BEGRIPSOMSCHRIJVING
1.1 definitie van opvoeden
1.2 opvoeding als wetenschap
1.3 opvoedingsmodellen
2. DE PRAKTIJK VAN HET OPVOEDEN
2.1 opvoeden: een kwestie van vraag en aanbod
2.2 de pedagogische vraag van het kind
2.3 het pedagogisch aanbod
2.4 het samenleven tussen ouder en kind
2.5 wat is goed opvoeden
3. OPVOEDINGSPROBLEMEN
3.1 opvoeden in de hedendaagse maatschappij
3.2 begripsomschrijving
3.3 indeling naar ernst
3.4 indeling naar oorsprong
3.5 opvoedingssteun
4. HET ETHISCH RELATIONEEL PERSPECTIEF OP OPVOEDEN
4.1 inleiding: contextuele theorie
4.2 de vier dimensies
4.3 loyaliteiten
5. DIVERSE GEZINSTYPES
5.1 ouders met een kind met een beperking
5.2 scheiding
5.3 nieuw samengestelde gezinnen
5.4 adoptie
6. PEDAGOGISCHE VAARDIGHEDEN
6.1 een positief opvoedingsklimaat
6.2 aanmoedigen
6.3 belonen
1
,1. BEGRIPSOMSCHRIJVING
psychologie: menselijk gedrag staat centraal
pedagogie: opvoeding, onderwijs en vorming staan centraal
1.1 definitie van opvoeden
1.1.1 opvoeden
definitie Hellinckx: opvoeden is een complex fenomeen, de kern van opvoeden is
samenleven
functionele opvoeding: onbewust beïnvloeden (80%)
intentionele opvoeding: bewust beïnvloeden (20%, vb. gesprekken rond hoe studeren, …)
1.1.2 opvoeder
definitie Hellinckx: een opvoeder is iemand die gedurende langere tijd dagelijks met een
kind samenleeft en zich verantwoordelijk voelt voor de toekomst van het kind
complementair: kind en ouder nodig
circulair: wisselwerking tussen kind en ouder, beïnvloeden elkaar (interdependente
asymmetrie = invloed van ouder weegt zwaarder door)
multifactorieel: verschillende beïnvloedende factoren
=> niet kijken naar wie de schuldige is
-> babysitter = geen opvoeder (niet genoeg tijd met het kind)
-> geïnterneerde biologische ouder = geen opvoeder (niet genoeg tijd met het kind)
-> nanny = opvoeder
-> leerkracht = opvoeder
-> pleegouder = opvoeder
1.2 opvoeding als wetenschap
1.2.1 het kind
temperamentkenmerken:
- genetische factoren
- neurobiologische invloeden
- pre-, peri- en postnatale invloeden (voor, tijdens en na de zwangerschap)
-> sommige kinderen makkelijker dan anderen
andere kenmerken:
- fysieke kenmerken
- geslacht
- constant aanpassen aan kind
- kind accepteren zoals het is (zijn allemaal anders)
- probleemgedrag = signalen
1.2.2 de opvoeder of ouder
persoonlijkheidskenmerken van de ouder
- temperament/persoonskenmerken (cognitief, affectief, sociaal, …)
- leeftijd
2
,- gezondheid (fysiek en mentaal)
opvoedingsgeschiedenis
- indirecte invloed
- directe invloed: intergenerationele overdracht, pedagogisch besef (weten wat een kind
nodig heeft), belangenconflicten
- zowel bewust of onbewust
- geschiedenis bepaalt niet alles, we kunnen veranderen
1.2.3 de opvoedingscontext
1.2.3.1 subsysteem en gezinskenmerken
subsysteemkenmerken:
- partnerrelatie (kwaliteit belangrijk)
-> draagkracht vergroten (+) of draaglast vergroten (-)
- siblings (aantal, samenstelling en plaats in kinderrij)
-> beïnvloeden elkaar
-> elk kind is anders en heeft dus andere opvoeding nodig
algemene gezinskenmerken:
1. gezinsorganisatie
- afgrenzingsprocessen binnen het gezin
- ruimtelijk territorium: eigen plekjes/taken (vb. plek aan tafel)
- psychisch territorium: denken/voelen wat je wilt (vb. eigen politieke mening)
- handeling terrein: eigen handelingen (vb. niet gaan studeren, kinderen krijgen)
-> 2 gezinstypes (kluwen, los zand)
- alliantie: sterke verbanden (+)
- coalitie: kind met ouder tegen anderen ouder/kinderen (-)
- triangulatie: wisselen van ouder me samenspanning (-)
- stabiele opvoeder-kind coalitie
- detouring
- zondebok positie: altijd 1 iemand fout
- parentificatie: kind krijgt taken van ouder (-)
2. gezinscultuur
= het kader van opvattingen, expressieve symbolen en waarden, in termen waarvan de
gezinsleden hun situatie, zichzelf en hun onderlinge betrekkingen definiëren, hun gevoelens
uitdrukken en hun mening geven
-> rekening houden met normen, cultuur van gezin
-> belang kind en belang gezin afstemmen op elkaar
-> eigen referentiekader niet bij betrekken
3. gezinsdynamiek
- ontwikkeling van kind beïnvloed de dynamiek
- scheiding, nieuwe kinderen, nieuwe ouders, …
- mogelijke opvoedingsproblemen: te veel/te weinig zelfregulatie
3
, gezinstypes:
1. kluwen: gezin/verbinding > autonomie
2. los zand: gezin/verbinding < autonomie
=> alles kan werken buiten de uiterste
1.2.3.2 de materiële en sociale context
- materiële mogelijkheden
- familiale omgeving, buurt en familiekring
- de omgeving
1.3 opvoedingsmodellen
1.3.1 eco-model Bronfenbrenner
- wederzijdse beïnvloeding
- focus op omgeving
microsysteem: dicht bij kind, directe toegang (vb. ouders, grootouders, crèche, buren, …)
mesosysteem: uitwisselingen, relaties (vb. uitwisseling tussen ouder en leerkracht, …)
exoniveau: geen directe toegang van kind, indirecte invloed (vb. werkcontext ouders, …)
macroniveau: geen directe invloed, cultuur en subcultuur (vb. samenleving)
chronosysteem: tijdslijn (vb. nieuwe broer/zus, energiecrises)
4