Vennootschapsrecht: inleiding en deel 1
1. De bronnen van het vennootschapsrecht:
1.1 De wetgeving:
WVV ingevoerd bij federale wet vanaf 23 maart 2019
Publicatie WVV op 4 april 2019
Inwerktreding WVV op 1 mei 2019
Invoering insolventiewetgeving: 11 augustus 2017
Inwerktreding insolventiewetgeving 1 mei 2018
Wetgeving is een belangrijke rechtsbron en is bindend.
WVV: Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen.
1.2 Rechtspraak:
Rechtspraak zijn uitspraken van rechtbanken en hoven die alleen bindend zijn voor de
verbonden partijen (= niet algemeen bindend/inter partes), maar er wordt wel naar
geluisterd (= gezaghebbend).
Rechtspraak is ook een belangrijke rechtsbron.
1.3 Rechtsleer:
Rechtsleer is het geheel van wetenschappelijke juridische verhandelingen geschreven door
rechtsgeleerden oftewel mensen die het recht kennen. Rechtsleer geldt voor enkel voor de
betrokken partijen (= niet bindend), maar is wel gezaghebbend.
1.4 Gewoonte:
Gewoonte zijn de zaken die verwacht wordt te doen:
Bv: Als je geld leent aan 4 personen, dan moet hetzelfde bedrag bij alle 4 personen
opgeëist worden.
Hoofdelijkheid is een uitzondering (omgekeerde van gewoonte):
Bv: Als je geld leent aan 4 mensen, dan kan je al dat geld bij 1 persoon opeisen.
2. De structuur van het WVV:
Algemene bepalingen staan in boek 1,2 en 3.
,3. Overgangsbepalingen:
Door middel van overgangsbepalingen bepaalt de wetgever wanneer
welke bepalingen uit het WVV van toepassing zijn:
Bv: voor nieuwe vennootschappen geldt de inwerkreding op 1 mei 2019.
Voor bestaande vennootschappen geldt de inwerktreding op 1 januari 2020:
Er is de mogelijkheid voor een opt-in: je kiest hierbij om sneller onder het WVV te
vallen via een statutenwijzigingen en dus geldt de inwerktreding voor 1 januari 2020.
Bestaande vennootschappen moeten een statutenwijziging doorvoeren tussen
1 januari 2020 en 1 januari 2024. (4 jaar tijd, uiterlijk 1 jan 2024).
Vanaf 1 januari 2024 gebeurt automatisch/op basis van de wet (= van rechtswege)
een omzetting als volgt:
- Commva wordt nv met enige bestuurder
- Landbouwvennootschap zonder stille vennoten wordt vof
- Landbouwvennootschap met stille vennoten wordt commv
- Economisch samenwerkingsverband wordt vof
- Cvoa wordt vof
- Cvba zonder coöperatieve gedachte wordt bv
- Beroepsvereniging wordt vzw
De nieuwe regels voor de geschillenregeling zijn al vanaf 1 mei 2019
van toepassing voor nieuwe procedures.
De nieuwe regels over bestuurdersaansprakelijkheid zijn van
toepassing op feiten na 1 mei 2019.
Verenigingen kunnen hun statuten wijzigigen tot 1 januari 2019, waarna een
omzetting van rechtswege volgt.
Als je iets doet en later in de toekomst blijkt dat dit niet mag dan mag dit
(= niet-retroactiviteit):
Bv: Limburger heeft seks met dieren, maar er was nog geen wet die zegt dat dit niet
mag, dus het is niet strafbaar.
Voor 1 mei 2019 de oude wet van toepassing, na 1 mei 2019 is de nieuwe wet van
toepassing.
De dwingende bepalingen zijn al van toepassing vanaf 1 januari 2020:
, Bv: alarmbelprocedure.
Bv: De nieuwe regeling voor de winstuitkering in een BV.
4. Diverse bepalingen:
Zie art. 3-44 WVV (pg 1546 – pg 1556).
Hier gaan zoeken om te weten welke wijzigingen het WVV aanbrengt aan andere
wetboeken en wetten. (Hoofdstuk III).
Deel 1 - Algemene bepalingen:
Hoofdstuk 1- inleidende bepalingen:
1. Het begrip vennootschap, vereniging en stichting:
1.1 Een contract – meerhoofdigheid – eenhoofdigheid:
Een vennootschap wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer personen,
vennoten genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft een vermogen en stelt zich de
uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp. Zij heeft tot doel aan
de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te
bezorgen.
Vennoten = aandeelhouders = eigenaren: ze hebben aandelen, zijn eigenaar van iets.
Vermogensvoordeel = winst
De geldigheidsvoorwaarden zijn van toepassing: toestemming, bekwaamheid,
voorwerp en oorzaak.
Art. 1:1 WVV
Een vereniging wordt opgericht bij een overeenkomst tussen twee of meer personen, leden
genaamd. Zij streeft een belangeloos doel na in het kader van één of meer welbepaalde
activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig
vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de oprichters, de leden, de bestuurders of
enig andere persoon behalve voor het in de statuten belangeloos doel. Elke verrichting in
strijd met dit verbod is nietig.
In de statuten belangeloos doel = doel van de vereniging: doel voor de gemeenschap,
dus niet winst zoals bij een vennootschap
Winst enkel uitkeren of bezorgen als het nodig is voor het gemeenschappelijk doel
van de stichting na te streven.
, De geldigheidsvoorwaarden zijn van toepassing: toestemming, bekwaamheid,
voorwerp en oorzaak.
Art 1:2 WVV
Een stichting is een rechtspersoon zonder leden, opgericht bij rechtshandeling door één
of meer personen, stichters genoemd. Haar vermogen wordt bestemd om een
belangeloos doel na te streven in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten
die zij tot voorwerp heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig
vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan haar stichters, de bestuurders of enig
andere persoon behalve voor het in de statuten belangeloos doen. Elke verrichting in
strijd met dit verbod is nietig.
Stichting = een pot geld.
Belangeloos doel zoals bij een vereniging: gemeenschappelijk doel.
Winst enkel uitkeren of bezorgen als het nodig is voor het gemeenschappelijk doel
van de stichting na te streven.
De geldigheidsvoorwaarden zijn van toepassing: toestemming, bekwaamheid,
voorwerp en oorzaak.
Art. 1:3 WVV
De geldigheidsvoorwaarden:
Toestemming: wilsuitdrukking mag geen gebreken vertonen, niet onder dwang, gemeend.
Bekwaamheid: Ja kunnen zeggen, dus meerderjarig zijn.
Voorwerp: moet wettig zijn.
Oorzaak: moet geoorloofd zijn
1.2 Inbreng:
Inbreng is iets in gemeenschap brengen:
Inbreng in geld: geld ter beschikking stellen aan een vennootschap.
Inbreng in natura: goederen ter beschikking stellen aan een vennootshap.
Inbreng in nijverheid: manuele of intellectuele kennis ter beschikking stellen aan een
vennootschap (het verschil dat je maakt met je werk).
Art. 1:8 WVV
Vennoten doen belofte tot inbreng:
Art. 1:9, § 1 WVV
,Het niet nakomen van de belofte tot inbreng van een geldsom kan
aanleiding geven tot het betalen van intresten:
Art. 1:9, § 2 WVV
Wanneer de vennoten hun nijverheid (= arbeid) inbrengen, moeten zij rekenschap geven van
alle winsten die zij gemaakt hebben door hun nijverheid. De vennoot die een inbreng in
nijverheid heeft gedaan, mag de vennootschap niet beconcurreren noch activiteiten
ontwikkelen die de vennootschap schaden of de waarde van zijn inbreng kunnen
verminderen.
Art. 1:9, § 2, 3° WVV
Wanneer een vennoot een inbreng in eigendom doet van een zekere
zaak, draagt de vennootschap het risico van de zekere zaak:
Bv: Een vennoot kan ervoor opteren de wagen die zijn eigendom is, in te brengen in
de vennootschap. Dit betreft een inbreng in natura. Het risico zal in dat geval
overgaan op de vennootschap zodra overeenstemming is bereikt over de inbreng. De
wagen wordt eigendom van de vennootschap, die alle mogelijke rechten als eigenaar
kan uitoefenen.
Eigendom:
Genotsrecht: zelf werken met het eigendom
Gebruiksrecht: verhuren/uitlenen, maar het blijft wel uw eigendom
Beschikkingsrecht: zorgen dat iets niet meer van jezelf is door te verkopen of
vernietigen
Bezit:
Genotsrecht: zelf werken met het eigendom
Gebruiksrecht: verhuren/uitlenen, maar het blijft wel uw eigendom
Risico is de mogelijkheid van tenietgaan:
Door een fout: wie schade veroorzaakt door zijn eigen schuld, moet dit vergoeden
Door overmacht: niemand kan er iets aan doen (bv blikseminslag)
Ingebrekstelling: melden dat iemand een fout heeft begaan.
Risico bij verkoper bij overmacht.
Een vennoot kan beslissen alleen het genot van zaken in te brengen. Als deze zaken niet
door gebruik tenietgaan en niet bestemd zijn om te worden verkocht, dan blijft het risico
voor deze zaken voor de vennoot aan wie ze toebehoren.
, Bv: Een vennoot kan ervoor opteren om alleen het genot van een wagen in te
brengen. In dit geval blijft de vennoot eigenaar en blijft het risico van de zaak bij
de vennoot. De vennootschap beschikt alleen over genotsrechten en niet over de
rechten als eigenaar.
Art. 1:10, § 2 WVV
1.3 Voorwerp – welbepaalde activiteiten:
De vennootschap wordt opgericht om een bepaald voorwerp te realiseren door
welbepaalde activiteiten uit te oefenen.
De vereniging en stichting streven een belangeloos doel na, in tegenstelling tot de
vennootschap.
1.4. Rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel:
Het verkrijgen van een (on)rechtstreeks vermogensvoordeel is het doel van de personen die
een vennootschap oprichten (= vennoten).
Rechtstreeks vermogensvoordeel: in geld opneembaar.
Onrechtstreeks vermogensvoordeel: niet in geld opneembaar.
Bv: kosten besparen.
Het onderscheid tussen de vennootschap en de vereniging en stichting is het al dan niet
uitkeren van een vermogensvoordeel.
Vennootschap mag vermogensvoordelen uitkeren.
Vereniging en stichting mogen geen vermogensvoordelen uitkeren, niet rechtstreeks,
en ook niet onrechtstreeks.
Vereniging mag wel diensten leveren voor haar leden die binnen het voorwerp en
kader van haar doel vallen.
Art. 1:4 WVV
2. Waarom opteren voor een vennootschap?
De ondernemer moet nadenken over de organisatie van zijn bedrijf.
De juridische structuur en haar gevolgen zijn een cruciaal onderdeel
van de organisatie.
De ondernemer kan starten als natuurlijke persoon (= eenmanszaak) of zijn activiteit
onderbrengen in een vennootschap.