Samenvatting Multinationals (International Business)
Hfdst 1. Globalizing business ............................................................................................................................................ 2
1 European and global business .............................................................................................................................. 2
2 A unified Framework ........................................................................................................................................... 7
3 What is Globalization? ......................................................................................................................................... 8
4 Drie visies op globalisering ................................................................................................................................. 10
5 The Global Economic Pyramid ............................................................................................................................ 10
Hfdst 2. Formele instituties – economisch, politiek en rechtstelsels ............................................................................... 12
1 Institutioneel kader ........................................................................................................................................... 13
2 Debatten en uitbreidingen ................................................................................................................................. 15
Hfdst 3. Informele instituties – Cultuur, Religie en Talen ................................................................................................ 16
1 Cultural intelligence ........................................................................................................................................... 16
2 Cultuur .............................................................................................................................................................. 17
3 Taal ................................................................................................................................................................... 21
4 Geloof ............................................................................................................................................................... 21
Hfdst 4. Identificeren en beoordelen van bedrijfsmiddelen ............................................................................................. 22
1 Identifying resources ......................................................................................................................................... 22
2 Beoordeling van resources: THE VRIO FRAMEWORK........................................................................................... 24
3 Toepassing van de analyse van de resources: BENCHMARKING .......................................................................... 25
4 Toepassing: outsourcing .................................................................................................................................... 25
Hfdst 5. Manieren en theorieën van internationalisering ................................................................................................ 27
1 FDI (Foreign direct investments) ........................................................................................................................ 27
2 Contractual expansion modes ............................................................................................................................ 28
3 Theories of internationalization ......................................................................................................................... 29
Hfdst 6. Strategische beslissingen over FDI & Internationale strategieën ......................................................................... 32
1 Waarover gaan strategische beslissingen rond FDI? ........................................................................................... 32
2 Integration-responsiveness framework .............................................................................................................. 36
Hfdst 7. Competitive dynamics ....................................................................................................................................... 39
1 Dynamics of Competition ................................................................................................................................... 39
2 Marktstructuren ................................................................................................................................................ 41
3 CASE: de fusie tussen AB Inbev en SAB Miller ..................................................................................................... 42
4 Instellingen en prijzen ........................................................................................................................................ 45
5 Formal Institutions: Anti-dumping...................................................................................................................... 45
6 Local firms versus big MNEs ............................................................................................................................... 46
7 Implications for Action ....................................................................................................................................... 46
Hfdst 8. Cross-border acquisities .................................................................................................................................... 47
1 Fusies of overnames: wat is het verschil? ........................................................................................................... 48
2 Overnames beheren .......................................................................................................................................... 50
1
, Hfdst 1. Globalizing business
Opening Case: Adidas: sales, suppliers and stakeholders around the world
Hoe slaagt Adidas erin zijn schoenen en sportkleding snel en tegen lage kosten te
leveren?
OPENINGSSFEER: ADIDAS ter illustratie van het onderdeel "Internationaal zakendoen" van de cursus:
Zie, als openingsvoorbeeld, bijvoorbeeld hoe Adidas, een Duitse fabrikant van sportschoenen en ondertussen
ook sportkleding, internationaliseerde. Het kan zijn schoenen en sport/vrijetijdskleding ondertussen leveren Om
u een voorbeeld te geven van hoe de internationalisering is verlopen: Adidas concurreerde oorspronkelijk op
zijn thuismarkt met Puma, een concurrent uit dezelfde regio, Herzogenaurach in Duitsland.
Na Nike werd Adidas de tweede grootste leverancier van sportschoenen en -kleding nadat het in 2005 Reebok
had overgenomen (Over fusies en overnames komen we te spreken in hoofdstuk 14).
Adidas heeft een wereldwijde verkoop. In 2014 was West-Europa goed voor 28,3% van de verkoop, gevolgd door
Noord-Amerika met 20,4% en ongeveer de helft van de verkoop van Adidas was afkomstig van opkomende
markten, waaronder Europese opkomende economieën (13,3%), Groot-China (12,5%), overig Azië (14,3%) en
Latijns-Amerika (12,2%).
Rest zie doc apart.
1 European and global business
1.1 Wat is wereldwijd zakendoen?
Internationaal zakendoen kan worden gedefinieerd als a) bedrijven (of firma's) die zich bezighouden met
internationale, dus grensoverschrijdende, economische activiteiten of b) de handeling van het zakendoen in
het buitenland.
Global business is de som van internationale en binnenlandse bedrijfsactiviteiten
Dit wordt meestal gedaan door multinationale ondernemingen (MNO's)
Kijk eens goed naar onze definitie van multinationale ondernemingen, die breed is en onmiddellijk verwijst
naar buitenlandse directe investeringen:
- Een multinationale onderneming is een bedrijf dat zich bezighoudt met buitenlandse directe
investeringen
Vandaar onze definitie van directe buitenlandse investeringen (BDI): dit zijn investeringen met het oog op de
controle en het beheer van activiteiten met een toegevoegde waarde in andere landen;
CAVEAT:
1) Buitenlandse directe investeringen zijn NIET portfolio-investeringen (kruisparticipaties van
ondernemingen in andere ondernemingen)
voor een goed begrip: dit doel van controle en beheer van het buitenlandse bedrijf is niet aanwezig bij
portefeuillebeleggingen
2) Franchising, licentiëring is GEEN buitenlandse directe investering (zie het model van Pang & Tse,
Journal of International Business Studies, 2000)
2
,1.2 Belangrijke economische begrippen
Stel u nu voor dat u voor het bedrijf Nestlé aan business development moet doen voor de babyvoeding, en zij
vragen u de markten te vergelijken waarin het bedrijf aan business development wil doen.
Let wel, als u de groei van het bruto nationaal inkomen vergelijkt, moet u reële in plaats van nominale waarden
nemen en deze moeten in PPP (koopkrachtpariteit) zijn om te corrigeren voor de verschillende kosten van
levensonderhoud in de verschillende landen.
Woordenschat
Gross national product (GNP)
Wordt gemeten als de som van de toegevoegde waarde van ingezetenen
Bruto nationaal product (BNP)
bedrijven, huishoudens en de overheid die in een economie opereert. Kan
verschillend zijn v BBP omdat hier de uitvoer ook in acht genomen wordt.
Gross domestic product (GDP)
Totale marktwaarde van alle definitieve G&D die in een land geproduceerd
Bruto binnenlands product (BBP)
worden in een bepaalde periode meestal een kalenderjaar. → Binnen een
land, dus OOK door NIET-RESIDENTEN (bv. buitenlandse werknemers)
Gross national income (GNI)
BBP + inkomsten van niet-ingezetenen in het buitenland
Bruto nationaal inkomen (BNI)
(bv. toplanden voor inkomsten uit overmakingen: Libië, Lesotho, Nepal
Purchasing power parity (ppp)
Het is een manier om de koopkracht van twee landen te vergelijken
Koopkrachtpariteit
b.v. Big Mac (van MacDonald's):
- Kosten in Zwitserland: 6,83 $
- Kosten in US: 4,80 $
Het BBP per hoofd van de bevolking in Zwitserland is 81
276 $ in nominale termen.
Vergeleken met de VS is het BBP per hoofd van de
bevolking 53 001 $ in nominale termen
De KKP is de koers waartegen de valuta van een land moet
worden omgezet in die van een tweede land om ervoor te
zorgen dat met een gegeven bedrag van de valuta van het
eerste land dezelfde hoeveelheid goederen en diensten
kan worden gekocht als in het tweede land.
Nu op basis van de KKP (op basis van de wisselkoers met de Big Mac en met de VS als benchmark in de KKP-
berekeningen)
Het BBP per hoofd van de bevolking in Zwitserland op basis van de KKP bedraagt slechts 57.119,3 $, slechts
iets meer dan dat van de VS (53001 $).
Het BBP per hoofd van de bevolking in de VS op basis van KKP is 53 001 $.
3
, Internationaal zakendoen (IB) gaat over:
- Bedrijven (firma's) die zich bezighouden met internationale (grensoverschrijdende) economische
activiteiten
- De activiteit van het zakendoen in het buitenland.
1/ We bespreken wereldwijde kwesties zoals die relevant zijn voor Europese bedrijven en managers, met de
nadruk op:.
o Zakendoen in naburige landen,
o De instellingen van de eu
o Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's),
o Onderzoek door europese geleerden over deze onderwerpen
2/ We gaan verder dan ontwikkelde economieën door veel ruimte te besteden aan opkomende markten (zowel
zakendoen in opkomende markten als EMNE's).(in de cursus: International Business Strategy volgend jaar)
International Business is een discipline die oorspronkelijk is ontstaan in de Verenigde Staten met een grote
binnenlandse economie. Aangezien wij ons in het hart van de Europese Unie bevinden, richten wij ons in onze
aanpak niet op de VS, maar meer op Europese bedrijven en ook op Aziatische bedrijven, aangezien in
tegenstelling tot de Europese, Amerikaanse en Japanse bedrijven (de zogenaamde Triade) veel Aziatische
bedrijven, voornamelijk uit China en India, veel later en veel sneller zijn geïnternationaliseerd.
Daarom besteden wij veel ruimte aan Europa en de opkomende markten!
1.3 Grafieken die wij kunnen gebruiken, b.v. over handelspatronen, die zeer
belangrijk zijn in het internationale zakenleven.
Figure 1.1. International trade in Europe
Wat staat hier afgebeeld?
Intra-EU-handel (invoer en uitvoer)
Het aandeel van de intra-EU-invoer van een specifiek EU-land in
verhouding/percentage van de totale invoer uit dat land
Hetzelfde voor de uitvoer: het aandeel van de intra-EU-uitvoer in de
totale uitvoer en invoer van het land
Wat zijn je 2 belangrijkste conclusies uit deze figuur?:
1. De meeste landen hadden in dat jaar een overschot op de
betalingsbalans, waarbij hun uitvoer (X) groter is dan hun invoer (I) als percentage van de totale handel
(X+M)
2. De intra-EU-handel voor deze EU-landen varieert van 81% (voor een land als België en Tsjechië, die zeer
sterk in de EU geïntegreerd zijn (Tsjechië ligt zeer dicht bij Beieren in Duitsland en is zeer sterk in de EU-
handel geïntegreerd) tot 45% voor de uitvoer en 52% voor de invoer voor het VK, dat uiteraard een
groot deel van zijn uitvoer naar landen buiten de EU exporteert (door zijn handelsintegratie met het
Gemenebest en Noord-Amerika in plaats van met EU-landen) en ook een groot deel van zijn invoer uit
niet-EU-landen importeert (bijna de helft ervan). De meeste landen exporteren meer dan de helft van
hun goederen binnen de Europese Unie.
Dit is overigens iets belangrijks om de asymmetrische positie van het VK ten opzichte van de Brexit te begrijpen
(zie artikel later). Terwijl Ierland 's intra EU import 70% van zijn totale handel uitmaakt, is dit voor het VK slechts
52%, en dus 48% van zijn import van buiten de EU!!!
4