Constructie 3B
Binnenbepleistering ≠ afwerking
Moeilijke woorden:
• Vliespleister (rond betonnen constructie) = niet zo dikke laag pleister
• Primers = ander soort voorstrijklaag = eerste kleine laag op oneffenheden en profielen
zodat pleister daar blijft hangen, er wordt hiermee minder water verbruikt
• Bekledingsgroef = groef voor bekleding tussen het dak en de muur
• Gyplatplaten = ideaal voor elke situatie waarin je niet rechtstreeks op een oppervlak
kunt bezetten
• Stucanet = pleisterdrager = wapeningsnet waar tussen de wapeningsnaden karton
geweven wordt en op
• Apu raamprofiel = luchtdichting verzekeren in in een raamprofiel in plaats van met
folie
• Pleisterkitten = netje met glaasje om ingewerkte lichten wegte werken met pleister
• Spackmes = om gips te verdelen over het oppervlak
• Kerdi doek = watervaste doek tussen muur en tegelafwerking
Een binnen bepleistering vervult doorgaans volgende functie(s):
• het uitvlakken, egaliseren, … van de ondergrond
• het vormen van een geschikte ondergrond voor de uiteindelijke (wand)afwerking
• de luchtdichting
• …
→ eisen vallen te linken aan deze functies
Enkele algemene belangrijke aandachtspunten:
• Binnenbepleistering niet zomaar aangesloten op latwerk (hellend dak)
• Bij overgang tussen 2 verschillende materialen
→ krimpen en uitzetten
→ scheurtjes en luchtlekken
→ afkitting nodig
→ dit alles voorkomen? Pleistering wapenen: kunststof wapening die
krimpspanningen opvangt
• Bekledingsgroef om bekleding van de dagkanten van het dakoppervlak aan te brengen
+ isolerend kader rond het schrijnwerk dat tot boven aan het dak komt om overgang
te maken met de dakisolatie
• Geen pleister bij droge verbindingen
• Verlaagd plafond? Pleisterlaag 10 cm laten doorlopen boven de verlaging zodat er een
uitvlakking is voor de randprofielen
• Keuze om dagkant deur wel dan niet te bepleisteren; als niet dan omlijsting
• Leidingen kunnen overpleisterd worden
1
, • Pleisteren binnenshuis gebeurd vaak op een ondergrond van gyproc platen, bij gyplat
pleisteren we de voegen mee, zo is de hechting ook verzekerd
• Als we pleisteren op 2 verschillende ondergronden dan kunnen er spanningen
ontstaan en scheurtjes komen
• Bv. Omgekeerde balk met daarboven stenen: scheurtje als er geen
wapeningsnet aangebracht wordt
• Ruwe onderkant aan welfsels waaronder gepleisterd wordt
• Stucanet kan zorgen voor mooie overgangen tussen de materialen en zo treden er
geen scheuren op, pleisterwerk moet alleen wat dikker worden aangebracht
• Boogvorming? helpen met kuststoffen of andere makkelijk plooibare profielen
• Als er een stalen ligger tussen betonplaten ligt moet deze gelijk lopen zodat er beter
tegen gepleisterd kan worden
• Wandverwarming? pleister in grotere dikte om leidingen weg te werken
• Z-profieltje aan rand als hout: strakke afwerking tussen vloerafwerking en verticale
constructie
• Openingen in profiel zodat het goed blijft zitten en goed contact heeft
• Na droging mag de pleister niet afkrijten
De uitvoering van de pleisterwerken kan pas aanvangen:
• na voldoende verharding en droging van de ondergrond
• nadat de openingen van vensters en buitendeuren afgesloten kunnen worden
• eens de te overpleisteren leidingen geplaatst zijn
• nadat de nodige beschermingsmaatregelen werden getroffen tegen bevuiling en/of
beschadiging (ontstoffen)
• nadat de eventueel nodige aanpassingswerken aan de ondergrond werden
uitgevoerd.
• Meestal brengt men eerst de binnen bepleistering aan en dan pas de dekvloer
• Men brengt peilmaten aan van waar tot waar bepleisterd moet worden
klimaatvoorwaarden:
• minstens 5°C, die moet worden aangehouden minstens 10 dagen na het beëindigen
van de werken
• maximum 30°C
• te snelle uitdroging is niet goed voor de snelle hechting, goede verharding en
verdeling van de krimp
• niet te veel windinvloeden om scheuren te vermijden
materialen en pleistersoorten:
soorten:
• traditionele pleisters: ze worden op de bouwplaats gedoseerd en gemengd; ze worden
tegenwoordig overwegend toegepast voor restauratie
• fabriekspleisters: ze worden in de fabriek gedoseerd en droog op de bouwplaats
geleverd, waar ze met water worden aangemaakt (kant en klaar in een pakje)
2
, • gebruiksklare pleisters: ze worden volledig gebruiksklaar op de bouwplaats geleverd
door een mortelcentrale; ze worden in ons land zelden gebruikt (zijn al nat)
pleistersoorten met speciale functies
• gewassen
• gekante
• gerolde
bestanddelen
• bindmiddel (cement, kalk, gips) + toeslagstoffen of vulstoffen (zand) + (vezelmateriaal)
+ water + (hulpstoffen voor waterweerstand, plastificeren,…)
voorbehandelingsproducten
• Voorbehandelingsproducten hebben één of meerdere functies, zoals het
absorptievermogen van de ondergrond beperken of gelijkmatiger maken, de hechting
aan de ondergrond of de onderlinge cohesie verbeteren, …
randprofielen
• Randprofielen worden gebruikt om de bepleistering te beschermen t.p.v. scherpe
randen, ter beëindiging van een bepleisterd oppervlak of voor de bescherming van
uitzetvoegen in het pleisterwerk
Versterkingsnetten van metaal en textiel
• Versterkingsnetten worden in de pleisterspecie ingebed. Indien hechtingsproblemen
te verwachten zijn, worden metalen netten mechanisch aan de ondergrond bevestigd.
Stalen netten zijn tegencorrosie beschermd.
• Men onderscheidt:
• metalen netten met een maaswijdte van 15 tot 30 mm en draaddikte
van 0,6 tot 1,5 mm
• metalen netten met een rug van karton, meestal gebruikt als
pleisterdrager (stukanet)
• steengaas, blokjes gebakken aarde op een metaalnet, meestal gebruikt
als pleisterdrager = voor complexe vormen
• glasvezeltextiel
Keuze van pleistertype, oriëntatie van keuze afhankelijk van:
• verhardingstermijn
• hechting aan de ondergrond en tussen de lagen onderling
• schoksterkte, ponssterkte
• vochtgevoeligheid (voor badkamers een speciaal pleisterwerk nodig; waterdicht)
• eindafwerking
3
, Ondergrond
• Waterabsorptievermogen, snelheid van wateropzuiging, dimensionale stabiliteit,
cohesie en ruwheid van het oppervlak zijn belangrijke eigenschappen van de
ondergrond die invloed hebben op de keuze en het gedrag in de tijd van de
bepleistering.
• Hechten op ondergrond die zelf niet veel samenhang heeft gaat niet
• Soorten ondergrond
• Beton ter plaatse gestort en prefabelementen (krimp en kruip → druk-
en schuifspanningen → beperkt als beton voldoende ouderdom heeft
vooraleer er op gepleisterd wordt. ; aanwezigheid van ontkistings- en
curingsproducten kan nadelig zijn voor de hechting van de pleisterlaag
met deze ondergrond ; als betonwapening te dicht bij oppervlak →
roestvlekken)
• Cellenbeton (krimp en kruip → scheurvorming tot in de pleisterlaag)
• Gebakken klei, silicaatstenen, betonelementen (drogingskrimp →
scheurvorming tot in de pleisterlaag ; vochtwerende schermen anders
neemt het metselwerk vocht op wat schade brengt aan het
pleisterwerk ; uitbloeiingen vermijden ; kalk- en pyrietpitten zorgen
voor putten en roestplekken in de bepleistering)
• Gipsgebonden producten (gipsblokken hebben grote krimp ;
gipskartonplaten)
• Hout en houtderivaten (houten latjes bij verbouwingen, houten platen
doorgaans niet)
• Metaal (bescherming nodig tegen aantasting; metaalplaten niet echt
gebruikt ; draatnetten zijn de speciale voorzorgen die genomen dienen
te worden soms)
• Isolatiematerialen (op minerale vezelplaten spant men een draadnet
waarop men pleistert ; harde platen van kunststofschuim afgewerkt
met kunststofnet)
voorbereidende werken
• Constructievoegen worden steeds meegenomen in de bepleistering, het wordt
aangesloten tegen randprofielen die ter plaatse van de voeg voorzien worden. De
profielen laten beweging toe en de randen komen gelijk met het afgewerkte
oppervlak van de bepleistering. De voeg wordt afgewerkt met een elastische kit. Kit
gaat wel maar zo’n 10-15 jaar mee. Profielen voor uitwendige hoeken dienen als
bescherming tegen afbrokkelen bij stoten en voor eventueel visuele verfraaiing
• Aansluiting op het buitenschrijnwerk
• schrijnwerk geplaatst na uitvoering van de bepleistering: voorlopige afsluiting
voorzien omlijstingen
• schrijnwerk geplaatst voor uitvoering bepleistering: omlijstingen (kitvoeg), apu-
lijst, deklat, folie, kader
4