Microbiologie - samenvatting
Wat? Bestudeert de ‘kleinste levende wezens’, mico-organismen zoals bacteriën, schimmels,
gisten en virussen. (zijn overal)
è Negatief: diegenen die ziekten veroorzaken of voedselbesmetting/bederf
è Positief: darmflora in balans houden, waterzuivering, stikstofcyclus… Er wordt ook
gebruik gemaakt van MO voor de conservering van voedingsmiddelen!
Doel diëtiste:
• Mensen leren omgaan tot ‘voedselveilig gedrag’ (sensibilisering), om
voedselbesmetting te vermijden
• Door Microbiële Analyses voedselveiligheid en kwaliteit van levensmiddelen
garanderen, om de consument van veilig en hygiënisch bereid voedsel te voorzien.
è HACCP: Hazard Analysis Critical Control Point = controleren van voedsel tijdens het
volledige proces: van grondstoffen tot aan eindproduct!
3 Het Microbiologisch laboratorium
• Autoclaaf: dient om Microbiologische media (middelen) te steriliseren. Min temp :
121°C.
• Balans: om hoeveelheiden te wegen met een nauwkeurigheid van 0,1gr
• Broedstoof: dient om een temperatuur binnen de gestelde grenzen te houden
• Buizenmenger/vortex: dient om kleine hoeveelheden vloeistof te mengen
• Bunsenbrander: voor uitgloeien van entnaalden
• Koelkast: dient om een temperatuur binnen de gestelde grenzen te houden
->Bij vermelding “Biohazard” op kk: bedoeld voor het bewaren van stalen e.d met
besmet materiaal <-> steriele kk
- Kolonietelapparaat: Apparaat op batterijen voor het tellen en markeren van kolonies
• Magnetron: voor het oplossen van media (middelen)/opkoken agarmedia -> nadeel:
ongelijke warmteverdeling (overkoken)
• Microscoop: Lichtmicroscoop 40x-1000x: gebruikt voor het beoordelen van gekeurde
preparaten (bijv. Gramkleuring)
Gebruikte materialen bij microbiologisch onderzoek:
• Glaswerk bijv buizen, kolven en pipetten
• Petrischalen: is een lage platte ronde glazen- of kunststofschaal met een ruim
eroverheen passend deksel. Ze worden vooral gebruikt in de biologie en in
de bacteriologie om bacteriekweken mee te verrichten als ze tot op een hoogte van
enige millimeters gevuld zijn met een voedingsbodem
1
, è Een voedingsbodem is een substraat met voedingsstoffen, bedoeld
om schimmels, bacteriën, planten of dieren te kweken, meestal voor onderzoek. Zoals
de naam aangeeft, levert deze ondergrond de voedingsstoffen voor de organismen die
erin/-op leven; eventuele larven kunnen zich erin nestelen.
• Pipetten: die moeten steeds voorzien zijn van een wattenpropje om besmetting van de
analist met het product te voorkomen/monster te contamineren
Bij volumes wordt er gebruik gemaakt van een pipetpeer
4 Controle van de spijslijn
Door de HACCP methode kan er direct ingegrepen worden en bijgestuurd worden bij de juiste
stap ipv dit te testen bij het eindproduct. Microbiologisch onderzoek kan je voeren op 2
manieren: kwantitatief -> hoeveel MO en kwalitatief-> welke MO.
4.1 Gebruik van Indicator en index organismen
Indicatororganismen: deze geven een aanwijzing over de toestand van het product. Zijn er
indicatororganismen aanwezig, dan is de kans reëel dat er pathogenen=ziektekiem of een te
hoog aantal bacteriën aanwezig zijn. We kunnen een onderscheid maken tussen:
• Procesindicatoren: MO die een indicatie zijn voor een procedurefout bij een product dat
een bacteriedodende behandeling heeft ondergaan
• Hygiëne-indicatoren: MO die een indicatie zijn voor slechte hygiëne omstandigheden
De indexorganismen zijn doorgaans minder schadelijk en veiliger om ‘op te kweken’ in het lab
dan pathogenen(ook moeilijker te bepalen en tijdrovend).
Voorbeeld: Escherichia coli in drinkwater. Treft met dit MO aan in water, dan bestaat het risico
dat er salmonella aanwezig is.
De voorspellende waarde van indexorganismen is echter gering + moderne technieken kunnen
pathogenen onmiddellijk aantonen. De term ‘indexorganismen’ wordt dus enkel gebruikt als
“Hygiëne indicator”.
Een indicatororganisme moet voldoen aan enkele criteria:
• In grote aantallen aanwezig zijn
• Er is sprake van vergelijkbare besmettingswijze, groei en afsterving
• Ze moeten eenvoudig en snel kunnen worden aangetoond
Voorbeeld: Indien Staphylococcus aureus in grote aantallen aanwezig is, is dit een aanwijzing
voor de aanwezigheid van stafylo-enterotoxinen en voor slechte hygiënische omstandigheden
waarbij aanraking van voedsel met de handen heeft plaatsgevonden.
Algemeen kiemgetal: is nuttig om een algemene indruk te krijgen van het product. Het zegt nog
weinig over schadelijkheid voor de gezondheid. Het is de parameter voor verder onderzoek
naar pathogenen.
4.2 Samenstelling van media
2
,Om de aanwezigheid van MO te kunnen onderzoeken moeten we ze opgroeien in groeimedia.
Dit kan op een vloeibare- of vaste boedingsbodem. Na groei wordt een vloeibare
voedingsbodem (bouillon) troebel, op een vaste voedingsbodem groeien kolonies* (= een groot
aantal bacteriën zichtbaar met blote oog). Deze bodems beschikken over eigenschappen die
ervoor zorgen dat er een optimale groei is van de micro-organismen.
*1 Kolonie bevat bacteriën van één soort bacteriën ->reinkweek!
Hierbij spelen intrensieke en extrinsieke factoren een belangrijke rol.
è Intrinsieke factoren: aard medium bijv. watergehalte, zuurtegraad (pH)
redoxpotentiaal* (Eh) *Veel enzymatische reacties die van belang zijn in de stofwisseling van een organisme, zijn
redoxreacties. Tijdens de oxidatieve fosforylering ondergaan bijvoorbeeld NADH en zuurstof (O2) redoxreacties om energie vrij
te geven die het organisme nodig heeft om ATP te maken, de universele energiedrager van de cel.
è Extrinsieke factoren: invloeden van buitenaf bijv. temperatuur, gassamenstelling,
luchtvochtigheid tijdens bereiding van de media.
3 Soorten Microbiologische Media:
1) Algemene Media, waarop ‘alle’ micro organismen groeien. Bevat water,
voedingsstoffen en evt geleermiddel. pH en Eh neutraal.
2) Selectieve Media, waarop de meeste MO geremd worden, behalve diegene die we
willen opsporen. Bevat selectieve ingrediënten. pH en Eh- Waarden afhankelijk van de
optimale omstandigheden voor de te bestuderen MO. (bijv Saboureaud voor schimmels)
Er groeit slechts een select aantal soorten en bijna alle andere micro-organismen worden
onderdrukt.
3) Electieve of Differentiële Media, waarop de eigenschappen van de gegroeide MO
waarneembaar zijn.(door electieve stoffen) Deze voedingsbodems zijn zo
samengesteld dat de kolonies van bepaalde bacteriën er een herkenbaar uiterlijk
op krijgen.
1) Algemeen Medium: een medium zonder stoffen die een remmende invloed hebben op
de groei van een groep MO. Bijv. Nutriëntagar (NA), Nutriëntbouillon en Plate Count
Agar (PCA) !Het wil niet zeggen dat alles MO er op willen groeien, maar er gebeurt op
basis van de samenstelling geen selectie!
Een algemeen medium heb je in vaste(met agar-agar = plantaardig geleermiddel) en
vloeibare vorm. Een vloeibare bouillon gebruik je om MO op te kweken alvorens aan
te brengen op vaste voedingsbodem. Waarom? Om de bacterie in goede conditie te
krijgen voor het vervolg van het onderzoek, de zogenaamde resuscitatie. Wil men ze
tellen, moeten ze eerst herstellen!
Resuscitatie wordt ook toegepast als een MO in voor hem slechte omstandigheden heeft
verkeerd en je verwacht dat deze anders niet overleeft of niet goed gaat groeien (en anders in
te kleine aantallen blijft).
Reingekweekte* MO gebeurt (meestal) ook in een vloeibaar medium.
*Reinkweek: elke bacterie heeft zijn eigen specifieke kenmerken zoals celvorm, beweeglijkheid enz. Om achter deze specifieke eigenschappen
te komen dient men het MO in zijn zuivere vorm te kweken dwz zonder de aanwezigheid van andere micro-organismen! Alle MO zijn dan dus
identiek aan elkaar.
Aeroob mesofiele MO = het “aantal” MO als men aeroob bij 32°C incubeert. Je ‘telt’ niet echt
alle MO, de incubatietemperatuur, het al dan niet aeroob incuberen en verhitting als
3
, voorbehandeling zorgen voor een bepaalde selectie. * Een aerobe bacterie is simpelweg een organisme dat
zuurstof nodig heeft voor zijnstofwisseling.
Toevoegingen (meestal) aan de voedingsbodem ;
• NaCl (Natriumchloride=keukenzout) zodat de osmotische waarde van de
voedingsbodem gelijk is aan de osmotische waarde van de bacterie
• Energiebronnen/basisbestanddelen zoals: peptonen (korte eiwitketens, vleesextract
(bron van eiwit, koolhydraten, vitamines), gistextract (vit B)
Ook Media kunnen Selectief + Electief zijn bijvoorbeeld MSA (Mannitol Salt Agar)
4.2.1 Water
• De voedingsstoffen zijn steeds opgelost in het water
• Het water mag geen groeiremmende stoffen bevatten
• Het MO heeft water nodig voor vorming van nieuwe cellen (bacteriecel bestaat zelf ook
uit water)
• Geen leidingwater (vanwege hardheid/mogelijke verontreiniging) bijv. calciumionen in
hard water kunnen reageren op fosfaten uit peptonen van de media => neerslagen
Leidingwater kan geschikt gemaakt worden door destillatie, demineralisatie (mineralen
uit water halen) en omgekeerde osmose*.
* Bij omgekeerde osmose wordt leidingwater onder druk door een aantal filters en een osmose membraan geperst waarbij
nagenoeg alle zouten, mineralen en andere stoffen uit het water worden verwijderd. Je kunt een osmosesysteem zien als een
filterinstallatie met zeer fijne filters. Het fijne membraan in het systeem laat alleen watermoleculen door, de overige stoffen
worden opgevangen en afgevoerd.
- Opslag van water na destillatie bewaren op 80°C om uitgroei van MO te voorkomen
4.2.2 Voedingsstoffen
Voor de groei van MO zijn nodig:
• Koolstofbronnen (enkel-en meervoudige suikers, koolhydraten)
• Stikstofbronnen (organisch, zoals eiwit, peptide* en aminozuren. Anorganisch zoals
nitraat en ammoniak)
• Mineralen, sporenelementen
• Fosfaten
• Vitamines
• Vetten
*Wanneer aminozuren aan elkaar worden gekoppeld, vormen ze ketens die peptiden worden genoemd. Veel mensen vragen
zich af wat het verschil is tussen peptiden en eiwitten. Beiden bestaan uit dezelfde bouwstenen (aminozuren), maar het
verschil zit 'm in de grootte. Peptiden bevatten gewoonlijk vijftig of minder aminozuren. Eiwitten bestaan uit vijftig of meer
aminozuren en kunnen worden gemaakt van polypeptiden (een lange peptideketen). Er zijn verschillende soorten peptiden, en
allemaal bestaan ze uit verschillende combinaties van aminozuren. Deze kunnen worden geclassificeerd of gecategoriseerd
op basis van hun bron en werking.
4.2.3 Energiebron
De meeste bacteriën halen hun energie uit peptonen (=eiwitstoffen) of vetten. Bouillon
bevat peptonen (en geen andere energiebron). Voor snellere groei wordt er een
koolhydraatbron toegevoegd (bijv. glucose), zoals bij Plate Count Agar.
4