Hoofdstuk 7: Moderne samenlevingen zijn altijd multicultureel. Over
cultuurpatronen en hun componenten.
○ Om het sociaal handelen te begrijpen moeten we kijken naar de posities , de
waarderingen (sociale status) en de verwachtingen (sociale rol) van individuen, maar
ook naar de omstandigheden waarin dat handelen zich afspeelt.
⇒ De positionele en culturele dimensie hangen nauw samen, maar cultuur
bezit ook een zekere mate van autonomie. Het is een sociaal feit en deel
van de maatschappelijke structuur.
○ Cultuurpatronen = Samenhangende en overkoepelende gehelen die betrekking
hebben op de betekenis die mensen geven aan wat het omringt.
1. Door de ogen van anderen
○ Handelingen van een bepaalde cultuur zijn vreemd en zelfs lachwekkend wanneer
we ze bekijken door de ogen van een andere cultuur (bv. de westerse vrouwen
steken siliconen onder hun huid, ‘primitieve’ vrouwen vinden dit vreemd. Het westen
vond gaten maken in neus en oren vreemd, nu doen ze het zelf)
○ Het gedrag / handelen van mensen wordt niet alleen door fysische energie of
instinct gedreven (bv. dieren worden gedreven door instinct), maar vooral door
betekenissen.
⇒ De zingeving is even belangrijk om het ‘waarom’ van het gedrag te
begrijpen als de fysische kenmerken of de omstandigheden ervan.
!!! Het fysische substraat van het handelen (geheel van biologische en materiële
omstandigheden van handelen) vormt een noodzakelijke, maar onvoldoende
voorwaarde: Het vervult zijn rol in het menselijk samenleven slechts via
betekenissen.
○ Cultuur (in de sociologie) = Het omvattende, min of meer hechte geheel van
betekenisgeving. Je kan het niet vastnemen, het is immaterieel (bv. wolkenmeter is
geen cultuur want je kan het vastnemen, het is daarentegen wel kunst)
2. Waarvoor staat cultuur?
○ Van oorsprong is cultuur een landbouwkundig en later antropologisch begrip.
○ De antropologen hebben het in de eerste plaats over de materiële cultuur, voor
antropologen omvat cultuur het totale voorwerp van de wetenschappelijk
belangstelling (bv. de antropoloog bestudeerd de indiaanse cultuur aan de hand van
hun haartooi, hun haar,..)
↕ Voor antropologen betekent ‘cultuur’ wat ‘samenleving’ voor sociologen.
, ○ De sociologen hebben het over de immateriële dimensie van cultuur (bv. de sociaal
bestudeerd de indiaanse cultuur aan de hand van de immateriële zaken zoals
denkbeelden doorgegeven van generatie op generatie,..)
⇢ Cultuur betreft (eet)gewoonte, (omgangs)vormen, talen, (kunst)stijlen.
⇒ Materiële producten die het resultaat zijn van cultuur (bv. schilderijen) of
voorwerpen die nodig zijn om cultuur te bedrijven (bv. eetgerief) zijn geen
cultuur.
!!! De materiële cultuur wordt indirect bij het immateriële sociologische
cultuurbegrip betrokken: Soms worden voorwerpen een uitdrukking
van een specifieke zingeving, ze worden met betekenis geladen
vanuit een cultuurpatroon. Objecten worden dan symbolen (bv. een
gekleurde lap stof wordt een nationaal symbool)
3. Cultuur met een grote C en met een kleine c
○ Cultuur ontkent dus geenszins de basale, materiële werkelijkheid / de natuurlijke
noodzaak (bv. mensen eten, drinken, kleden en wonen op verschillende manieren,..)
Mensen vervullen hun natuurlijke noodzaken wel op uiteenlopende manieren, dit
is de culturele diversiteit (bv. eten → niet alles wat eetbaar is komt op tafel, kleden
→ Niet alle stoffen mogen worden in een bepaalde cultuur worden gedragen)
○ Cultuur met een grote C (dagelijkse omgangstaal)
- De grote waarde patronen van de politiek, de economie,..
- Schone kunsten
- Monumenten
○ cultuur met een kleine c (sociologen en antropologen)
- Het hele leven van de leden van de samenleving
- Burgerlijke cultuur, arbeiderscultuur, keuken cultuur,..
○ De relatieve autonomie van cultuur: Onze normen en waarden lopen niet altijd
parallel met de feitelijke ontwikkelingen (bv. mensen leven langer en toch worden
zieken afgezonderd in palliatieve afdelingen daardoor behoort sterfte niet meer tot
alledaagse gebeurtenissen)
⇢ Een sociale realiteit wordt gecreëerd waarin sociale feiten worden
geclassificeerd in dichotomieën: moreel/ immoreel, goed/slecht,
normaal/abnormaal,..
⇒ Cultural lag (William Fielding Ogburn):
1. De (immateriële) cultuur kan achterblijven op materiële situaties (bv.
matriële situatie dat vele mensen sterven door covid, maar de ideen over
sterven blijven onveranderd)
2. Twee aspecten van een cultuur die op elkaar afgestemd waren, kunnen
ontwikkelen zich met verschillende snelheden (bv. Genetische manipulatie:
De technieken hierrond bestaan al, maar de morele context daarvoor
ontbreekt nog (wat mag, wat mag niet,..)).