Hoofdstuk 6: genetica
Inleiding
Genen
= erfelijke eenheden die van generatie op generatie worden overgedragen
= brengen eigenschappen van een organisme tot uiting
> Lokalisatie: op de chromosomen
Bestaan uit 2 chromatiden
Verbonden via centromeer
KRUISINGSEXPERIMENTEN
1. Monohybride overerving
- Experimeten van Mendel
- Conclusie
o voor elke eigenschap 2 erfelijke factoren = 1 van moeder en 1 van vader
o tijdens meiose twee eigenschappen uit elkaar en apart in gameten
o elk chromosoom bevat een homoloog paar genen voor eenzelfde serie
eigenschappen
- Begrippen
> allelen = 1 van de genen die op een bepaalde locus voorkomt
> homozygoot = voor bepaalde eigenschap zelfde allelen
> heterozygoot = voor bepaalde eigenschap verschillende allelen
> genotype = genensamenstelling
> fenotype = welke eigenschap tot uiting komt
> monohybride kruising = kruising met 1 allelen paar voor een eigenschap
> intermediair fenotype = de genen zijn niet recessief of dominant
2. di- en trihybride overerving (= genen met meerdere allelen)
interactie tussen genen :
- epistatisch gen = 2 genen zijn onafhankelijk van elkaar maar hebben beiden invloed op
zelfde fenotype, kan ook effect van ander gen blokkeren
- polygenie = genen die samen inwerken om 1 en dezelfde eigenschap tot uiting te krijgen
- polymorfisme = verscheidenheid aan allelen op een locus, elke variant is duidelijk kwalitatief
complicerende factoren = gen beïnvloeden zodat eigenschap meer/minder tot uiting komt
- penetratie = percentage individuen waarbij een bepaald gen daadwerkelijk tot uiting komt ->
beïnvloeding van bepaalde genen en de omgeving
- niet tot uiting komen van eigenschap=> alles of niets
Inleiding
Genen
= erfelijke eenheden die van generatie op generatie worden overgedragen
= brengen eigenschappen van een organisme tot uiting
> Lokalisatie: op de chromosomen
Bestaan uit 2 chromatiden
Verbonden via centromeer
KRUISINGSEXPERIMENTEN
1. Monohybride overerving
- Experimeten van Mendel
- Conclusie
o voor elke eigenschap 2 erfelijke factoren = 1 van moeder en 1 van vader
o tijdens meiose twee eigenschappen uit elkaar en apart in gameten
o elk chromosoom bevat een homoloog paar genen voor eenzelfde serie
eigenschappen
- Begrippen
> allelen = 1 van de genen die op een bepaalde locus voorkomt
> homozygoot = voor bepaalde eigenschap zelfde allelen
> heterozygoot = voor bepaalde eigenschap verschillende allelen
> genotype = genensamenstelling
> fenotype = welke eigenschap tot uiting komt
> monohybride kruising = kruising met 1 allelen paar voor een eigenschap
> intermediair fenotype = de genen zijn niet recessief of dominant
2. di- en trihybride overerving (= genen met meerdere allelen)
interactie tussen genen :
- epistatisch gen = 2 genen zijn onafhankelijk van elkaar maar hebben beiden invloed op
zelfde fenotype, kan ook effect van ander gen blokkeren
- polygenie = genen die samen inwerken om 1 en dezelfde eigenschap tot uiting te krijgen
- polymorfisme = verscheidenheid aan allelen op een locus, elke variant is duidelijk kwalitatief
complicerende factoren = gen beïnvloeden zodat eigenschap meer/minder tot uiting komt
- penetratie = percentage individuen waarbij een bepaald gen daadwerkelijk tot uiting komt ->
beïnvloeding van bepaalde genen en de omgeving
- niet tot uiting komen van eigenschap=> alles of niets