Geschiedenis & actualiteit – samenvatting
HOOFDSTUK 1: inleiding
Inleiding
Waarom geschiedenis in SW? wereld waarin we leven begrijpen: kleine (eigen context) &
grote wereld (samenleving)
Cognitieve doelstellingen: verbanden kunnen leggen, maatschappelijke fenomenen
kunnen analyseren
Competenties SW
Sociale/affectieve doelstellingen: kritisch zijn, relativeren
Mening = iets dat je zegt zonder op de hoogte zijn van onderzoek
Standpunt = iets dat je zegt op basis van onderbouwde info/onderzoek/bronnen
Geschiedenis als een complexe & allesomvattende wetenschap
Contextueel/integratief: raadpleegt een geheel van bronnen om samen met de
belanghebbenden een inschatting van de situatie te maken.
Historiserend/evoluerend kritisch: signaleert wrijvingen tussen de evoluerende samenleving
en de belanghebbenden
Geschiedenis = een sociale menswetenschap
Gebeurtenissen uit het verleden zijn moeilijk te reconstrueren
Bv: moment dat studenten de klas binnenkomen is voor iedereen anders (uur,
interpretatie van docent, …)
Doordat iedereen andere interpretatie heeft
,Iedere situatie is verschillend/uniek, waardoor je fouten uit het verleden niet kan herhalen
Dus ‘leren’ uit de fouten van de geschiedenis is een beetje zinloos
Geschiedenis is meer dan alleen objectieve feiten
Bv: het gaat niet enkel over hoeveel Congolezen waren gestorven tijdens periode
Leopold II, maar ook over hoe mensen toen dachten (Belgen & Congolezen), waarom
dit zo’n belangrijk punt in geschiedenis was, …
Bronnen:
o Primaire bron: bron uit de tijd zelf
Secundaire bron: bron na het historische feit gemaakt
o Geschreven bron: boeken, rapporten, verslagen, cijfergegevens
Ongeschreven bron: standbeeld, huis, voorwerpen, mondeling verhaal
o Bron heeft altijd een doel
o Maker heeft een achtergrond
o Doel & achtergrond beïnvloeden inhoud bron
Vertrouw geen enkele bron zomaar
Zelfs foto’s kunnen misleidend zijn (photoshop: mensen
aanpassen/verwijderen/toevoegen in foto’s)
Geschiedenis moet gestructureerd worden om overzicht te creëren ordening in historisch
referentiekader (domein, tijd & ruimte)
1. Domeinen
o Politiek domein
Politiek-territoriaal: grondgebied
Politiek-bestuurlijk: bestuur, politieke stromingen
o Sociaal domein: “hoe leven mensen” (wat eten ze, hoe ziet hun huis er uit, wat doen
mensen dagelijks, …)
o Economisch domein: handel, economische systemen, landbouw, welvaart
o Cultureel domein: “hoe denken mensen”, kunst, wetenschap, cultuur, godsdienst
Opdeling is artificieel: domeinen kunnen overlappen met elkaar
, 2. Tijd
o Tijdseenheden: minuut, dag, jaar, decennium, …
o Tijdrekeningen: westen = christelijke tijdsrekening (jaar 1)
(vot = van onze tijdsrekening)
o Tijdrekening: cyclisch (dagen, maanden), lineair (jaartallen)
Synchroon: meerdere gebeurtenissen in 1 periode bekijken
Bv: Stalin & Hitler
Diachroon: meerdere gebeurtenissen van verschillende perioden bekijken
Bv: Obama & Trump
Continuïteit: ontwikkelingen die voor een periode zonder grote veranderingen zorgden
Bv: IVRM
Discontinuïteit: ontwikkelingen die voor een breuk in de geschiedenis zorgen
Bv: IR
o Tijdniveaus
Evenementieel: het is een ‘evenement’ en daar blijft het bij & heeft weinig grote
gevolgen
Bv: Biden wint verkiezing
Conjunctureel: situatie die op wat langere termijn aansleept & heeft grotere
gevolgen
Structureel: iets dat voor langere periode aan het gebeuren is/gebeurt
Bv: dominantie van de VS in de wereld
o Klassieke tijdperiodes: prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid,
middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd, eigen tijd
Opdeling is artificieel: afbakening tijdperken gebeurt door breuken, maar belangrijk
om te beseffen dat dat niet van 1 dag op de andere gebeurde (andere levensstijl,
andere kleding, …)
3. Ruimte
Ruimte is typisch voor interpretatie
o Opdeling: lokaal (bv: Brugge), regionaal (bv: Vlaanderen, Vlaams-Brabant), nationaal,
continentaal, mondiaal/globaal
, Samenlevingssystemen
o Voedselverzamelaars-jagers, landbouwsamenleving, industriële samenleving,
postindustriële samenleving
Kritiek samenlevingssystemen:
o Impliceert verandering: voedselverzamelaars waren zogezegd dommer en met de
jaren waren mensen zogezegd slimmer geworden niet waar
o Je kon ook beiden zijn: bv in de winter jagen & in de zomer landbouw
Integratief: 1 gebeurtenis op alle domeinen bekijken
Evolutief: bepaald thema door de tijd bekijken
Bv: evolutie van slavernij, evolutie van stemrecht
Theorieën binnen geschiedenis
Cyclische benadering (Toynbee):
o
g-G
le
a
s
n
h
C
p
RriV
tIti
/
o Begint bij challenge-response
Bv: klimaatcrisis (challenge)
Bv: Romeinen challenge: macht uitbreiden, groei: rijk uitbreiden,
ineenstorting: rijk valt uit elkaar
o Sterkte: beschaving niet langer ontstaan uit raciale superioriteit
o Zwakte: cultuur/godsdienst determinerende factor beschaving
Clash of civilizations (Huntington):
o Het gaat om een ideologische strijd, een strijd om macht
o Sterkte
Komaf met de illusie dat Westerse waarden “universeel” zijn de universele rechten
van de mens? (ook: Int. Def. SW….)
o Zwaktes