In het arrest van het Internationaal Gerechtshof inzake de North Sea Continental Shelf case
merkte het Hof het volgende op:
77. The essential point in this connection—and it seems necessary to stress it—is that
even if these instances of action by non-parties to the Convention were much more
numerous than they in fact are, they would not, even in the aggregate, suffice in
themselves to constitute the opinio juris; [...]
North Sea Continental Shelf, Judgment, ICJ Reports 1969, p. 3, para. 77
(a) Identificeer de rechtsbron waarover wordt gesproken in bovenstaand citaat en leg deze
kort uit, waarbij u verwijst naar de juridische basis van de bron en de effecten van de
vaststelling van het bestaan van een regel voor staten. (5 punten)
De rechtsbron waaraan het Internationaal Gerechtshof hier refereert, door te spreken over
opinio juris, is het internationaal gewoonterecht.[2] De juridische basis van deze bron wordt
gekoppeld aan artikel 38 lid 1(b) van het Statuut van Internationaal Gerechtshof.[1] In beginsel
zal het vaststellen van het bestaan van een regel van internationaal gerechtshof betekenen dat
de regel voor alle staten bindend is,[1] tenzij mogelijk sprake is van constant protest (persistent
objection) door een staat tijdens de ontwikkelingsfase van de regel of wanneer sprake is van een
regionale gewoonte die alleen de staten bindt binnen de betreffende regio.[1]
(b) Bespreek de constituerende elementen van deze bron van internationaal recht, met
gebruikmaking van relevante jurisprudentie. (15 punten)
Potentieel kunt u bij deze vraag veel informatie bespreken. Vandaar dat meer punten zijn aangegeven
dan de 15 punten die voor de vraag staan, en ook wel punten zijn gegeven voor opmerkingen die
hieronder niet worden genoemd. De antwoorden op de subvragen zijn samen beoordeeld; indien u
iets noemt onder (a) wat relevant is voor (b) zijn hier eveneens punten voor toegekend.
Artikel 38 lid 1(b) Statuut IGH spreekt over twee constituerende elementen: een algemene
praktijk, die aanvaard wordt als recht (opinio juris, d.w.z. de rechtsovertuiging).[2+2]
De algemene praktijk kan worden vastgesteld aan de hand van herhaling van gedrag door
staten (de gewoonte).[1] Die praktijk hoeft niet per se over een lange tijdsperiode te
ontstaan, maar kan zich ook relatief snel ontwikkelen (North Continental Shelf zaak: the
passage of time was not necessarily a bar to the formation of a new rule of customary
international law”.[1+1] In dat laatste geval zal volgens het IGH wel sprake dienen te zijn van
een wijdverbreide en vrijwel uniforme praktijk (North Sea Continental Shelf zaak), waarbij die
laatste factor inhoudt dat de praktijk consistent is.[2/3] Ook zal bij een korte periode juist
ook de praktijk van in het bijzonder geraakte staten (specially affected States) van belang zijn.
[1] De praktijk van staten kan handelingen betreffen of hun nalaten, en kan feitelijke
handelingen of verbale uitingen betreffen, van alle staatsorganen.[3] Bewijs kan gelegen zijn
in wetgeving van staten, rechterlijke beslissingen (Jurisdictional Immunities of the State).[1/2]
, De aanvaarding als recht (opinio juris) betreft de normatieve overtuiging van staten dat wat
zij doen of nalaten verboden is, voorgeschreven is, of toegestaan is naar internationaal recht.
[1/2] In de North Sea Continental Shelf zaak concludeert het IGH dat equidistantie als
methode van afbakening niet voorkomt uit een rechtsovertuiging.[1] Indien een staat
constant protesteert (persistent objection) tijdens de ontwikkelings-fase van een beweerde
regel zal deze daaraan niet gebonden worden. Dit was het geval in de Norwegian Fisheries
zaak.[1] Als bewijs van de rechtsovertuiging van het bestaan van een regel van internationaal
gewoonterecht kunnen gelden: verklaringen van ministers op (pers-)conferenties, binnen
internationale organisaties, in het parlement.[1] Verklaringen dienen wel juridische
bewoordingen te gebruiken en niet politiek geformuleerd te zijn of beleid te betreffen.[1]
VRAAG 2 (20/100)
Lees de volgende bijdrage:
Hooggerechtshof: Schotland mag geen referendum houden over onafhankelijkheid
Schotland mag voorlopig geen referendum houden over Schotse onafhankelijkheid. Het Britse
Hooggerechtshof oordeelt unaniem dat het Schotse parlement zo'n referendum niet zonder
toestemming van de regering in Londen mag organiseren.
Het Schotse parlement heeft geen bevoegdheid in zaken die de grondwet raken en daar valt ook
de unie tussen Schotland en Engeland onder, aldus het Hooggerechtshof. Die bevoegdheid ligt bij
het parlement van het Verenigd Koninkrijk in Londen.
De uitspraak is een tegenvaller voor de Schotse onafhankelijkheidsbeweging, die er al decennia
naar streeft los te komen van het Verenigd Koninkrijk. In 2014 gingen de Schotten al eens naar de
stembus om te stemmen over onafhankelijkheid. Bij dat referendum stemde 55 procent tegen
afscheiding.
Voor de nationale regering in Londen was de kous daarmee af: de Schotten hadden weliswaar
toestemming gekregen voor het referendum, maar alleen als er slechts een keer per generatie een
volksraadpleging zou worden gehouden. Dat zou betekenen dat een eventueel nieuw referendum
nog decennia op zich zou moeten laten wachten.
Maar volgens de Schotse premier Sturgeon van de Scottish National Party (SNP) is de politieke
situatie sinds 2014 dusdanig veranderd dat een nieuw referendum gerechtvaardigd is. Zo was er
de Brexit, waar een ruime meerderheid van de Schotten tegen was. Schotland moest dus tegen
zijn zin uit de Europese Unie vertrekken, redeneert Sturgeon. [...]
Sturgeon heeft in een eerste reactie haar teleurstelling uitgesproken. "Als de wet Schotland niet
toestaat zonder de toestemming van Londen over zijn eigen toekomst te beslissen, is daarmee
aangetoond dat het een mythe is dat het Verenigd Koninkrijk op vrijwillige samenwerking
gebaseerd is. Dit pleit voor onafhankelijkheid." [...]
NOS Nieuws, Woensdag 23 november 2022, <https://nos.nl/artikel/2453545-hooggerechtshof-schotland-mag-
geenreferendum-houden-over-onafhankelijkheid>
Stel dat de autoriteiten in Schotland desondanks een referendum organiseren, waarbij een
meerderheid voor onafhankelijkheid stemt, en dat de Schotse regering vervolgens de
onafhankelijkheid uitroept.
(a) Bediscussieer de geldigheid en implicaties van deze onafhankelijkheidsverklaring naar
internationaal recht. (6 punten)
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anoniemestudentaanderug. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.