ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
HOOFDSTUK 1: GESCHIEDENIS, THEORIE EN
ONDERZOEKSSTRATEGIEËN
1. DEFINIËRING ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
= de wetenschap die stabiliteit en verandering van gedrag wil begrijpen over de levensloop
- Verschillende domeinen: fysiek, perceptueel, cognitief, emotioneel en sociaal
- Interesse voor beïnvloedende factoren voor ontwikkeling
Is ook
- toegepast (= heeft belang voor de praktijk) -> met kennis het verschil proberen maken voor
mensen in de praktijk, het echte leven.
- Interdisciplinair (= ontwikkelt zicht door gecombineerde inpassingen uit vele wetenschappen)
Samenwerken met mensen uit andere disciplines bv. historici, vaak ook microanalyses
TOEPASSING: Welke mindset heb je?
Groei mindset:
- Via inspanning, flexibele strategieën wil je betere versie van jezelf zijn, kan je trainen en
bijbrengen, niet bang om actie te ondernemen
- Scoren algemeen beter op school
- Kunnen beter omgaan met obstakels
- Door veel te oefenen maak je nieuwe verbinding in hersenen => groei mindset groeit
Fixed mindset:
- Capaciteiten zijn in steen gebeiteld aangeboren talent
- Kan snel je set-point niet veranderen, hulpeloos, sneller opgeven
Theorieën over ontwikkeling:
- Beschrijven: tonen systematische patronen
- Verklaren: helpen verklaren waar het vandaag komt
- Voorspellen: wat zou er later kunnen gebeuren?
Theorie: geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag beschrijft, verklaart en
voorspelt. Helpt ons om een betere samenhang te zien in complexe gebeurtenissen en
gedragingen in het dagelijkse leven
- Nuttig voor:
o Begrijpen: geeft richting en betekenis aan wat we zien
o Basis voor praktijk (weten wat te doen)
o Behoefte aan wetenschappelijke bevestiging = belang van replicatie
2. STRUCTURELE KENMERKEN VAN DE
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
2.1. CONTINUE ONTWIKKELING VS DISCONTINUE ONTWIKKELING
1. Continue ontwikkeling:
- Kwantitatieve veranderingen: uitbreiden van al bestaande vaardigheden,
hoeveelheid/intensiteit/snelheid daarvan kan veranderen
Bv. sociaal netwerk, leeftijd, woordenschat, lengte, gewicht
- Verloopt meestal aan een vrij rustig, gestaag tempo
- NIET altijd rustig -> begin puberteit komt abrupt
2. Discontinue ontwikkeling:
,- Kwalitatieve veranderingen: nieuwe manier van reageren in specifieke periodes; plots in je
leven op een andere manier beginnen functioneren, andere manier van naar de wereld kijken
- Trapsgewijs, met meer overgangen schokken
- Kan soms snel gaan, op bepaalde leeftijd
Bv. scheiding, relatiebreuk, overgang naar universiteit, overlijden, ouder worden
- Fasetheorie zoals die vn Freud, Piaget (kleuters: fantasie - lagere school: logisch redeneren)
Tijdens iedere discontinue verandering is er altijd veel continue verandering gaande
- Bv. 1e stappen van een peuter -> lijkt discontinue verandering maar is eigenlijk continu
Trainen van spieren vooraleer je 1e stappen gaat nemen
- Metafoor: plots verschijnt er een wolk: je denkt discontinue, maar eigenlijk is er voorafgaand
heel veel gebeurd voordat die wolk er ‘plots was’
2.2. ÉÉN VERLOOP VS MEERDERE VERLOPEN
Vroeger: aanhangers van stadiaheorieën (bv. Piaget & Kohlberg)
- Iedereen maakt zelfde sequentie van ontwikkeling
- Universeel: iedereen over’ heel de wereld gaat rond dezelfde tijd door hetzelfde statia
- Uni dimensioneel
- Idee: alle mensen op 1 verloop, menselijke ontwikkeling is 1 lijn die geldt voor iedereen, maar
1 mogelijkheid
Nu: meer diversiteit in ontwikkeling: trajecten, iedereen zijn leven lijkt op elkaar maar is voor
iedereen zeer verschillend, combinatie van persoonlijke omgevingskenmerken
2.3. ERFELIJK VS MILIEU
Nu: biologie en omgeving staan complexer in contact met elkaar dan we dachten -> spelen op
complexe manier op elkaar in
2.3.1. BIOLOTISCHE THEORIEËN (ERFELIJKHEID) (NATURE)
- Aangeboren biologische eigenschappen
- Ontwikkeling van binnenuit, kracht die je niet kan tegenhouden -> biologische & genetische
theorieën, wie je wordt en bent ligt voor een groot deel vast (fixed mindset)
bv. idee van maturatie soort grondplan van je ontwikkeling ligt klaar bij je geboorte en
is biologisch gedetermineerd
- Nadruk op ontwikkeling als endogeen= van binnenuit bestuurd
- Benadrukken stabiliteit & belang van erfelijkheid
- Omgeving = belangrijk bij vroege ervaring
Toepassing: Onderzoek van Caspi en collega’s
= Interactie tussen mishandeling en 5HTT gen in voorspelling van depressie
- Twee factoren zouden aanwezig moeten zijn om vergroot risico te hebben op depressie
- Twee groepen adpotiekinderen: 1 met gekend genetisch risico op antisociaal gedrag en 1
zonder; als ze in negatief gecontroleerde omgeving worden opgegroeid. Eerste groep meer
2.3.2. MILIEUTHEORIEËN (OMGEVING, MILIEU) (NURTURE)
= context/omgeving bepaalt wie je als persoon wordt, we worden geboren als tabula rasa
- Fysieke en sociale invloeden uit de context
- Omgeving, kwaliteit van interacties -> doordat je omgeving ieder moment onverwacht kan
veranderen weet je niet waar je zal uitkomen
, o Nadruk op ontwikkeling als exogeen = vanuit buiten gestuurd
o Bekleptonen plasticiteit of veranderbaarheid
o Omgeving= ganse leven door belangrijk
Toepassing: Onderzoek van Capsi en collega’s
= Interactie tussen mishandeling en 5HTT gent in voorspelling van depressie
- Twee factoren zouden aanwezig moeten zijn om vergroot risico te hebben op depressie
- Twee groepen adoptiekinderen: 1 met gekend genetisch risico op antisociaal gedragen en 1
zonder’ risico als ze in negatief gecontroleerde omgeving worden opgegroeid. 1 e groep meer
- Samenwerking van beide
Genetische kwetsbaarheid komt pas tot uiting als er een contextfactor erbij komt.
- Bv. Adoptiekinderen die vlak na geboorte worden afgestaan. Genetisch risico voor agressie
zorgt ervoor dat adoptieouders een negatieve controle ontwikkelen (contextfactor), die de
genetische risico’s nog verder versterken.
Genetica en omgeving spelen op elkaar in, dynamische en complexe interactie, ze bepalen
elkaar!
- Op latere leeftijd is het moeilijk om te bepalen hoe groot het aandeel is van de genetica en/of
omgeving voor het probleemgedrag. Het is een resultaat van een dialectische interactie
tussen 2 factoren
Levensloopperspectief
2.4. LEVENSLOOPPERDSEPCTIEF; GEBALANCEERD
PERSPECTIEF
= balans tussen natrue en nurture
- Meer genuanceerd denken -> danken aan levensloopperspectief
- Lang niet gekeken naar ouderen: medische wetenschap merkte op dat er heel wat
interessant gebeurt bij oudere mensen
- Is belangrijke vertegenwoordiger dynamische systeembenadering: ziet menselijk levens als
open systeem
- Gegroeid uit onderzoek naar volwassenen en ouderen: menselijke ontwikkeling moeten we
levenslang bekijken -> van baby naar oude mensen
- Ontwikkeling als:
o Levenslang
o Multidimensionale en veelvormig
o Plastisch
o Ingebed in verschillende contexten
2.4.1. LEVENSLANGE ONTWIKKELIG
- In tegenstelling tot bv. Freud, Piaget en Kohlberg zij hadden geen
ontwikkelingsfases na adolescentie
- Volwassenheid= ontwikkeling van vele mogelijkheden +
levenslange ontwikkeling
- 3 brede domeinen van ontwikkeling die interageren
o Fysiek
o Cognitief
o Emotioneel en sociaal
2.4.2. MULTIDIMENSIONELE EN VEELVORMIGE ONTWIKKELING
, = Elke ontwikkelingslijn valt uiteen in sub-dimensies/ deelaspecten, die uiteenvallen in
verschillende facetten, die elk hun eigen traject en tempo volgen. Deze worden ook nog eens
beïnvloedt door omgevingsfactoren.
Bepaald door complex samenspel van biologische, psychologie en sociale factoren
Bv. Taalontwikkeling kan je niet op 1 lijn plaatsen (vocabulaire, grammatica, pragmatiek van het
spreken) -> voc komt vroeger dan gramm want deze is meer gebaseerd op omgeving
- Bij ouderen: op fysiek vlak of info verwerken -> gaan achteruit, maar vooruit op andere
gebieden
- Ook binnen ontwikkelingslijnen: bv. explosiviteit bij hardlopen neemt af, lukt minder goed,
gaat op fysiek vlak achteruit; maar lopen op lange afstand wordt er beter op er was
achteruitgang en vooruitgang binnen 1 richtingslijn
Multidirectioneel of veelvormig: ontwikkeling kan in verschillende richtingen
uiteenspatten.
o Vooruitgang en achteruitgang over alle domeinen heen
o Vooruitgang en achtergang binnen zelfde domeinen
2.4.3. PLASTISCHE ONTWIKKELING
= kneedbaarheid, veranderbaarheid, veerkrachtigheid
- Grote verschillen tussen individuen
- Capaciteit tot veranderbaarheid neemt af over de tijd: toenemende rigiditeit
- Je kan altijd veranderen, ruimte voor verbetering en nieuwe wendingen, het is nooit telaat
ookal zit je op een bepaald moment vast, je toekomst kan altijd veranderen
Bv. moeilijke situatie -> groeien naar een betere versie van jezelf -> ene beter is dan de andere
Bv. ouder worden -> veerkrachtigheid neemt af bv. naar woonzorgcentrum gaan kan lastig zijn
2.4.4. OTNWIKKELING INGEBED IN VERSCHILLENDE CONTEXTEN
= sommige zorgen voor een gemeenschappelijke stam in
het leven, dat iedereen zijn leven op elkaar lijkt, anderen
zorgen ervoor dat iedereen zijn leven uniek is
- Invloeden op ontwikkeling:
o Leeftijdsgebonden= gebonden aan
chronologie van het ouder worden, je
maakt nieuwe dingen mee
Bv. menstruatie, biologische verandering, school overgangen, persioen, halen
van je rijbewijs
o Gebonden aan geschiedenis= bepaalde geschiedenis gebonden factoren die
ervoor zorgt dat we op elkaar lijken, verschillende generaties
Bv. vrouwen meer thuis -> nu werkt iedereen, opkomst van de media, hoe elke
generatie geraakt werd door corona
o Niet-normatief= unieke events die plaatsvinden in het leven van individuele
personen, ze overkomen niet iedereen, maar kunnen ervoor zorgen dat jou leven
een andere wending neemt, maar niet die van anderen
Bv. coming-out, transgender, ingrijpend verhaal, lotto winnen
Zoomsessie (grondig lezen)
Babyboom Generation X Generation Y Generation Z:
Geboortejaa 1945-1960 (WOll) 1960-1980 1980- Millenials i-generatie
r