Thomas Mariën HIR
Begrippen leerpad 5
De budgetbeperking
Budgetrechte:
Rechte die wordt gevormd door: Verzameling van goederenbundels die we kunnen
consumeren als we ons beschikbaar inkomen volledig opgebruiken.
Door verandering van beschikbaar budget/inkomen verschuift de budgetrechte evenwijdig.
Bij verandering van prijs van de goederen kantelt de rechte.
Budgetverzameling:
Alle bundels die je kan kopen met je budget. Dus alles onder de budgetrechte.
Uitgaven = y = pdvd*qdvd + pboek*qboek
Voorkeuren van de consument
Indifferent:
Men is indifferent tussen 2 goederen wanneer men beide goederen even goed vindt, geen
voorkeur heeft. We kunnen deze goederen verzamelen in een indifferentiecurve. Deze
curve is ook de scheiding van de slechter en beter dan verzameling. De consument vind dus
een goed dat in de slechter-dan-verzameling ligt minder goed dan een goed dat op de curve
ligt, men heeft een voorkeur voor het goed op de curve.
Volledigheid:
De consument kan elke 2 goederenbundels vergelijken. Consument kan dus concluderen dat
hij bepaalde goederen betere, slechter of even goed vind als andere goederen.
Beter-dan-verzameling:
De verzameling boven de indifferentiecurve. Goederen in deze verzameling krijgen dus de
voorkeur van de consument.
Slechter-dan-verzameling:
De verzameling onder de indifferentiecurve. Goederen in deze verzameling krijgen dus geen
voorkeur van de consument.
Indifferentiekaart:
Er zijn oneindig veel indifferentiecurves voor een consument. Deze curves allemaal samen is
de indifferentiekaart.
Transitiviteit:
Als A minstens even goed is als B, en B minstens even goed als C dan is A ook minstens even
goed als C. Verschillende indifferentiecurves kunnen dus elkaar nooit snijden of raken.
Niet-verzadiging van de voorkeurordening:
We nemen aan dat de consument liever meer goederen heeft dan minder. Dus hoe hoger de
indifferentiecurve hoe beter.
Begrippen leerpad 5
De budgetbeperking
Budgetrechte:
Rechte die wordt gevormd door: Verzameling van goederenbundels die we kunnen
consumeren als we ons beschikbaar inkomen volledig opgebruiken.
Door verandering van beschikbaar budget/inkomen verschuift de budgetrechte evenwijdig.
Bij verandering van prijs van de goederen kantelt de rechte.
Budgetverzameling:
Alle bundels die je kan kopen met je budget. Dus alles onder de budgetrechte.
Uitgaven = y = pdvd*qdvd + pboek*qboek
Voorkeuren van de consument
Indifferent:
Men is indifferent tussen 2 goederen wanneer men beide goederen even goed vindt, geen
voorkeur heeft. We kunnen deze goederen verzamelen in een indifferentiecurve. Deze
curve is ook de scheiding van de slechter en beter dan verzameling. De consument vind dus
een goed dat in de slechter-dan-verzameling ligt minder goed dan een goed dat op de curve
ligt, men heeft een voorkeur voor het goed op de curve.
Volledigheid:
De consument kan elke 2 goederenbundels vergelijken. Consument kan dus concluderen dat
hij bepaalde goederen betere, slechter of even goed vind als andere goederen.
Beter-dan-verzameling:
De verzameling boven de indifferentiecurve. Goederen in deze verzameling krijgen dus de
voorkeur van de consument.
Slechter-dan-verzameling:
De verzameling onder de indifferentiecurve. Goederen in deze verzameling krijgen dus geen
voorkeur van de consument.
Indifferentiekaart:
Er zijn oneindig veel indifferentiecurves voor een consument. Deze curves allemaal samen is
de indifferentiekaart.
Transitiviteit:
Als A minstens even goed is als B, en B minstens even goed als C dan is A ook minstens even
goed als C. Verschillende indifferentiecurves kunnen dus elkaar nooit snijden of raken.
Niet-verzadiging van de voorkeurordening:
We nemen aan dat de consument liever meer goederen heeft dan minder. Dus hoe hoger de
indifferentiecurve hoe beter.