H3: koorts en andere stoornissen
van de thermoregulatie
1 inleiding
Mens = homoiotherm inwendige temperatuur (kerntemperatuur) onder normale omstandigheden
perfect constant houden onafhankelijk van de omgevingstemperatuur
Vele fysiologische functies zijn gevoelig aan temperatuursveranderingen!
2 fysiologie van de thermoregulatie
- Set point: een te behouden temperatuur is ingesteld
- Sensor-apparaat: meting (kern)temperatuur
o Afwijking? Error signaal
- Effector-systeem: bijsturing lichaamstemperatuur bij error signaal -> pathologische gevolgen
van abnormale lichaamstemperaturen vermijden
2.1 effector-apparaat
Warmteproductie & warmteverlies leiden tot uiteindelijke lichaamstemperatuur
2.1.1 warmteproductie en aanpassingsmechanismen
Wetten van thermodynamica: omzetting van energie in andere vorm gaat gepaard met
warmteproductie. Energie die in brandstof zit zal omgezet worden tot warmte, toename in massa of
fysische arbeid
Factoren die bijdragen tot warmteproductie:
- Basaal celmetabolisme
o Nodig om functie van cellen in rust te garanderen
o W geleverd door oxidatie van suikers, vetten en eiwitten
o Toename temperatuur doet celmetabolisme stijgen !
- Extra metabolisme door spieractiviteit
- Effect van schildklierhormoon & catecholamines toename van celmetabolisme
- Extra metabolisme bij digestie, absorptie en voedingsopslag
Warmteproductie:
- Hoofdzakelijk productie door lever, hart en hersenen vs inspanning door spieren
- Kan oplopen tot 400-600 kcal/u (skeletspieren, hart en ademhalingsspieren)
Snelle toename in warmteproductie:
- Door opdrijving spiertonus en door rilling -> warmteproductie neemt 4 tot 5 maal toe
Tragere toename in warmteproductie:
- Door catecholamines en door aanpassing schildklierfunctie
o Zorgen voor toename van celmetabolisme (stijging glycogeenafbraak, stimulatie van
enzymes en eiwitsynthese)
o = chemische thermogenese
, 2.1.2 warmte-afgave en aanpassingsmechanismen
Warmte-afgave bepaald door:
- Conductiesnelheid waarmee warmte van productieplaats w doorgegeven naar huid -> w
bepaald door doorbloeding vd huid:
o Enorme variatie mogelijk! 8 maal toename is mogelijk: huiddoorbloeding neemt 30%
vd CO in ipv 0% (vasoconstrictie)
Vasoconstrictie van arteriolen & arterioveneuze anastomosen w
gecontroleerd door sympathisch zenuwstelsel als antw op veranderingen in
kern/omgevingstemperatuur
o Matige warmte: bloedflow naar huid neemt toe tkv andere organen
o Hogere omgevingstemperaturen: complexe cardiovasculaire adaptatie
Vermeerdering bloedflow in huid en andere organen
Toename met 10% of meer vh circulerend volume (compensatie afname
perifere weerstand) -> verlaging plasma-oncotische druk
Oedemen door verlaging plasma-oncotische druk & toename perifere
bloedflow
Toename ademfrequentie
Toename hartdebiet & hartfrequentie
- Transfer vanuit huid naar omgeving (door conductie, convectie, radiatie en evaporatie):
o Radiatie: belangrijk bij lage omgevingstemperaturen 60%
o Conductie (via materialen) 3% Warmteverlies
groter in water
o Convectie (via lucht) 15%
o Evaporatie 20-30%
Wanneer omgevingstemperatuur > lichaamstemperatuur
Verdamping van 1ml water onttrekt 0,58 kcal aan organisme -> verlies van
ong 18 kcal/uur
Helft gebeurt via huid & longen (saturatie uitgeademde lucht met
waterdamp: perspiratio insensibilis)
Mens: constant warmteverlies, want geen duidelijke regeling van dit
proces
Andere helft via zweet
Controleerbaar proces
Regeling door autonoom zenuwstelsel: zweetklieren geïnnerveerd
door cholinerge zenuwvezels
Samenstelling zweetsecreet lijkt op plasma, uitgezonderd de eiwitten
Hoge zweetproductie: geen normale reabsorptie van Na + en Cl-
manifest verlies van elektrolyten & water
Acclimatisatie: toename in max zweetproductie -> meer
warmteverlies
o Door verandering in cellen vd zweetklieren
o Daling [NaCl] in zweet door toename in aldosterone-secretie
o Gedragsaanpassingen bv kledij vermindert conductie & convectie
2.2 Sensor-apparaat
Bestaat uit uitgebreid net van thermoreceptoren
- Perifeer (huid): vnl gericht op koude detectie
o Koudereceptoren meer abundant dan warmtereceptoren i/d huid
van de thermoregulatie
1 inleiding
Mens = homoiotherm inwendige temperatuur (kerntemperatuur) onder normale omstandigheden
perfect constant houden onafhankelijk van de omgevingstemperatuur
Vele fysiologische functies zijn gevoelig aan temperatuursveranderingen!
2 fysiologie van de thermoregulatie
- Set point: een te behouden temperatuur is ingesteld
- Sensor-apparaat: meting (kern)temperatuur
o Afwijking? Error signaal
- Effector-systeem: bijsturing lichaamstemperatuur bij error signaal -> pathologische gevolgen
van abnormale lichaamstemperaturen vermijden
2.1 effector-apparaat
Warmteproductie & warmteverlies leiden tot uiteindelijke lichaamstemperatuur
2.1.1 warmteproductie en aanpassingsmechanismen
Wetten van thermodynamica: omzetting van energie in andere vorm gaat gepaard met
warmteproductie. Energie die in brandstof zit zal omgezet worden tot warmte, toename in massa of
fysische arbeid
Factoren die bijdragen tot warmteproductie:
- Basaal celmetabolisme
o Nodig om functie van cellen in rust te garanderen
o W geleverd door oxidatie van suikers, vetten en eiwitten
o Toename temperatuur doet celmetabolisme stijgen !
- Extra metabolisme door spieractiviteit
- Effect van schildklierhormoon & catecholamines toename van celmetabolisme
- Extra metabolisme bij digestie, absorptie en voedingsopslag
Warmteproductie:
- Hoofdzakelijk productie door lever, hart en hersenen vs inspanning door spieren
- Kan oplopen tot 400-600 kcal/u (skeletspieren, hart en ademhalingsspieren)
Snelle toename in warmteproductie:
- Door opdrijving spiertonus en door rilling -> warmteproductie neemt 4 tot 5 maal toe
Tragere toename in warmteproductie:
- Door catecholamines en door aanpassing schildklierfunctie
o Zorgen voor toename van celmetabolisme (stijging glycogeenafbraak, stimulatie van
enzymes en eiwitsynthese)
o = chemische thermogenese
, 2.1.2 warmte-afgave en aanpassingsmechanismen
Warmte-afgave bepaald door:
- Conductiesnelheid waarmee warmte van productieplaats w doorgegeven naar huid -> w
bepaald door doorbloeding vd huid:
o Enorme variatie mogelijk! 8 maal toename is mogelijk: huiddoorbloeding neemt 30%
vd CO in ipv 0% (vasoconstrictie)
Vasoconstrictie van arteriolen & arterioveneuze anastomosen w
gecontroleerd door sympathisch zenuwstelsel als antw op veranderingen in
kern/omgevingstemperatuur
o Matige warmte: bloedflow naar huid neemt toe tkv andere organen
o Hogere omgevingstemperaturen: complexe cardiovasculaire adaptatie
Vermeerdering bloedflow in huid en andere organen
Toename met 10% of meer vh circulerend volume (compensatie afname
perifere weerstand) -> verlaging plasma-oncotische druk
Oedemen door verlaging plasma-oncotische druk & toename perifere
bloedflow
Toename ademfrequentie
Toename hartdebiet & hartfrequentie
- Transfer vanuit huid naar omgeving (door conductie, convectie, radiatie en evaporatie):
o Radiatie: belangrijk bij lage omgevingstemperaturen 60%
o Conductie (via materialen) 3% Warmteverlies
groter in water
o Convectie (via lucht) 15%
o Evaporatie 20-30%
Wanneer omgevingstemperatuur > lichaamstemperatuur
Verdamping van 1ml water onttrekt 0,58 kcal aan organisme -> verlies van
ong 18 kcal/uur
Helft gebeurt via huid & longen (saturatie uitgeademde lucht met
waterdamp: perspiratio insensibilis)
Mens: constant warmteverlies, want geen duidelijke regeling van dit
proces
Andere helft via zweet
Controleerbaar proces
Regeling door autonoom zenuwstelsel: zweetklieren geïnnerveerd
door cholinerge zenuwvezels
Samenstelling zweetsecreet lijkt op plasma, uitgezonderd de eiwitten
Hoge zweetproductie: geen normale reabsorptie van Na + en Cl-
manifest verlies van elektrolyten & water
Acclimatisatie: toename in max zweetproductie -> meer
warmteverlies
o Door verandering in cellen vd zweetklieren
o Daling [NaCl] in zweet door toename in aldosterone-secretie
o Gedragsaanpassingen bv kledij vermindert conductie & convectie
2.2 Sensor-apparaat
Bestaat uit uitgebreid net van thermoreceptoren
- Perifeer (huid): vnl gericht op koude detectie
o Koudereceptoren meer abundant dan warmtereceptoren i/d huid