Antropologie samenvatting

Antropologie
 Superdiversiteit:
 Kwantitatief: majority-minority = meerderheid burgers bestaat uit brede groep
diverse minderheden -> geen meerderheidsgroep meer
 Kwalitatief: diversiteit binnen diversiteit wordt veel groter
 Normalisering diversiteit
 Transnationally connected: invloed op hoe patiënt omgaat met ziekte
 5 Handelingsprincipes (Bea Van Robaeys) -> wat verwacht patiënt
1. Open, respectvolle basis houding
2. Samenwerking
3. Krachtgerichte kijk: erkennen competenties en inspanningen mensen
4. Communicatie: cultuursensitiviteit -> taaldiversiteit
5. Kritische houding van machtsverschillen
 Health equity: ongelijkheden detecteren en elimineren
 Equity: eerlijkheid in gezondheidzorg, toegang tot zorg zouden niet mogen variëren
bij verschillende patiënten
 Rekening houden met mensen die taal niet kunnen…
 Billijkheid: de mate van rechtvaardigheid in de manier waarop de gezondheidszorg
wordt gefinancierd, georganiseerd en verdeeld.
 Quality 7 principes:
1. Effective: wetenschappelijk bewezen zorg geven
2. Safe: vermijden van pijn doen voor de mensen die zorg nodig hebben
3. people centred: zorg geven dat de individuele normen respecteert
4. Timely: niet te lange wachttijden
5. Equitable: iedereen gelijke zorg verlenen ongeacht de gender, godsdienst,...
6. Integrated: het geven van zorg die het volledige scala aan
gezondheidszorgdiensten gedurende het leven beschikbaar maakt
7. Efficient: maximaliseren van voordeel beschikbare middelen, vermijden van
verspilling
 In de wet:
 Recht op kwaliteitsvolle zorg

,  Recht op informatie over gezondheidstoestand (mondeling)
 Blinde vlekken: bias, niet altijd weten dat je stereotype handelt
 Er zijn geen algemene cijfers over migratie en gezondheid
 Subjectieve gezondheid: graadmeter, indicator voor alle mensen
 Als vragen aan mensen hoe gezondheid is match het met echte gezondheid
 Vrouwen schatten gezondheid slechter in
 Mental health bij nieuwkomers vaak slecht -> trauma, depressie
 Kindergezondheid bij nieuwkomers algemeen goed
 Convergentie hypothese: mensen die hier net komen: eerste jaren incidentie van
kanker lager dan algemene bevolking -> maar hoe langer in Westers land hoe meer
kans op kanker
 Mortaliteit en migratie: een lagere mortaliteit bij mensen met een
migratieachtergrond
 LGBTQIA+: toegang tot gelijke zorg niet altijd optimaal
 Zoeken minder professionele hulp
 Intersectionaliteit/kruispuntdenken:
1. Het idee dat een persoon hoort tot verschillende groepen
2. Het idee dat de machtsinvloed of -beperking van het behoren tot deze groepen
elkaar versterken
 Afhankelijk tot welke groep je behoort op maatschappelijk niveau zal je in domeinen
van het leven meer of minder kansen hebben structureel (niet eigen fout)
 Vrouw zijn + afrikaan -> extra moeilijk (2 nadelige groepen)
 Sociale Identiteit: positie die mensen innemen op verschillende indicatoren
 Kan toegeschreven door anderen zijn, of door jezelf
 Niet statisch
 Niet universeel
 Niet eendimensioneel
 Door fysieke, mentale of sociale kenmerken
 Privilege: meerderheids/dominant groep die voordeel heeft tov andere
 WHO: belangrijk voor eigen privilege te erkennen, zich in andere beter kunnen
plaatsen