Op grond van bewegingsmogelijkheden kan er een andere
indeling worden gemaakt, namelijk het aantal
gewrichtsassen waaromheen de botstukken zich kunnen
bewegen. Het aantal gewrichtsassen wordt bepaald door het
verloop van de ligamenten:
- eenassige gewrichten: kan maar in één richting
bewegen zoals scharniergewrichten (bijv.
ellebooggewrichten)
- tweeassige gewrichten: zadelgewricht zoals het
gewricht tussen duim en handwortel. Hebben twee
gewrichtsvlakken loodrecht op elkaar
- drieassige gewrichten: gewrichtskop is bolvormig,
kom is holvormig; kunnen in alle richtingen bewegen
in drie loodrecht op elkaar staande assen (kogelgewrichten)
4. Bloed en immunologie
Bloed brengt voedsel, zuurstof en andere stoffen naar de weefsels en neemt kooldioxide en andere
afvalstoffen mee terug. Ook speelt het een rol in de bescherming en verdediging van het lichaam
tegen ziekteverwekkers en is medeverantwoordelijk voor de homeostase en bloedstolling.
Samenstelling van het bloed
Een volwassen mens heeft +/- 5 liter bloed en is opgebouwd uit vaste bestanddelen: bloedcellen
(+/-45%), en een heldere lichtgele vloeistof, bloedplasma (+/-55%).
Bloedcellen
Bloedcellen worden gevormd in het rode beenmerg, dat o.a. in de platte beenderen (bekken, ribben)
aanwezig is. Alle bloedcellen zijn afkomstig van dezelfde soort vel, de stamcel of de hemocytoblast.
Deze heeft het vermogen zich te ontwikkelen tot erytrocyt, leukocyt of trombocyt.
Bloedcellen zijn te verdelen in:
- erytrocyten (rode bloedcellen) verantwoordelijk voor transport van zuurstof en in mindere
mate van kooldioxide. Ze zijn ongeveer 7,5um lang en 2um breed. Het bevat geen kern en
heeft geen zuivere bolvorm, maar is een biconcave (dubbelholle) schijf. Ze worden gevormd
uit de hemocytoblast en ontstaan via een aantal tussenstappen als voorlaatste stap de
reticulocyt en tenslotte de erytrocyt. In deze ontwikkelingsreeks verdwijnt bij elke tussenstap
langzaam de kern, en uiteindelijk verdwijnt het helemaal.
- leukocyten (witte bloedcellen) betrokken bij de afweer en immuniteit. Deze zijn naar vorm en
inhoud onder te verdelen in:
● granulocyten: zijn ongeveer 8-12um groot. Ze hebben granulae (korrels) in hun
cytoplasma en kunnen verschillende typen worden onderscheiden. Dit wordt gedaan
aan de hand van de zuurgraad van de kleurstof waarmee ze in een microscopisch
preparaat zichtbaar kunnen worden gemaakt. Zo wordt onderscheiden: neutrofiele
(aankleurend met neutrale kleurstof), eosinofiele (aankleurend met eosine en andere
zure kleurstoffen) en basofiele (aankleurend met basische kleurstof) granulocyt.
● lymfocyten: zijn ongeveer 10um; de kern vult bijna de gehele cel
● monocyten: zijn ongeveer 10-20um. De kern is enigszins hartvormig
Lymfocyten kunnen zich pas tot volwassen cellen ontwikkelen in lymfoïd weefsel. Daarbij
verlaten onrijpe lymfocyten het rode beenmerg en ontwikkelen zich elders in het lichaam (milt
en lymfeklieren).
17
, - trombocyten (bloedplaatjes) onderdeel van de bloedstolling
De kleinste bloedcellen met een diameter van =/- 0,5-2,5um, zijn onregelmatig van vorm en
hebben geen kern. Ze worden gevormd door het rode beenmerg, door afsplitsing van het
cytoplasma van een bepaalde vel (megakaryocyt (cel met een hele grote kern). Deze ontstaat
uit de stamcel, hemocytoblast.
Bloedplasma
Plasma bestaat voor 90% uit water. Het bevat bloedeiwitten, zouten,
voedingsstoffen, afvalstoffen en werkstoffen. Tot de bloedeiwitten
behoren onder meer de antistoffen, betrokken bij de afweer, het
fibrinogeen, dat betrokken is bij de bloedstolling en het albumine dat
zorgt voor de hoge colloid osmotische druk van het plasma. Plasma
waaruit het fibrinogeen is verwijderd, heet bloedserum (onstolbaar).
Fysiologie van het bloed
Het bloed heeft verschillende functies. Naast transport van talrijke stoffen die het lichaam nodig heeft
of afstoot, heeft het bloed ook een regulerende functie en beschermt het lichaam tegen infecties en
tegen bloedverlies via het proces van bloedstolling.
Transport
Via de bloedcirculatie worden stoffen naar de gewenste plekken vervoerd. Sommige stoffen zoals
zouten en glucose zijn in het plasma opgelost, andere zijn gebonden aan eiwitten of bloedcellen.
- Transport van zuurstof en kooldioxide
Hemoglobine bindt zich in de longen aan zuurstof en transporteert deze zuurstof naar de
weefsels. Hemoglobine zorgt voor de afvoer van kooldioxide (verbrandingsproduct van de
cel) van weefsels naar de longen.
- Transport van voedingsstoffen en afvalstoffen
Het bloed vervoert voedingsstoffen naar de cel en brengt de verschillende afvalstoffen naar
de uitscheidingsorganen (zoals ureum, afval van de eiwitstofwisseling of bilirubine, afval bij
afbraak erytrocyten).
- Transport van werkstoffen
Ook werkstoffen zoals enzymen, vitaminen, hormonen en antistoffen die slechts via de
bloedbaan kunnen komen, worden door het bloed vervoerd.
Regulatie
- Regulatie van water- en zouthuishouding
Doordat via het bloed zouten en water over het lichaam worden verdeeld, wordt de
vloeistofdruk in de haarvaten geregeld. Daarnaast resulteert de hoge concentratie
plasma-eiwitten in een hoge colloid osmotische druk, wat zorgt voor een aanzuigende
werking van water in weefsels.
- Regulatie van warmte
Bloed zorgt voor warmteregulatie. Van plaatsen met een hoge stofwisseling (waar veel
warmte is) neemt het bloed warmte op en verspreidt deze over het lichaam. Doorbloeding van
de huid wordt gereguleerd, wat zorgt voor het evenwicht tussen de uitwendige temperatuur
en de lichaamstemperatuur.
- Regulatie van de zuurgraad (pH)
Bloed houdt de zuurgraad vrijwel constant. Dit is belangrijk omdat kleine verschuivingen in de
zuurgraad grote gevolgen hebben voor het functioneren van ons lichaam. Bij een toename
van zuurgraad, leidt dit tot coma/ Daalt de zuurgraad, dan ontstaan spierkrampen.
18
, Bloedstolling
Bij letsels wordt bloedverlies tegengegaan door het stollingsproces van bloed, bloedstolling
(hemostase). Hierbij spelen het eiwit fibrinogeen, de overige stollingsfactoren en de bloedplaatjes een
rol. Calcium en vitamine K zijn noodzakelijk.
Als het oplosbare fibrinogeen wordt omgezet in het onoplosbare eiwit fibrine, wordt er een
vezelnetwerk van fibrinedraden gevormd, waarbinnen de bloedplaatjes gevangen worden. Deze
omzetting kan alleen plaatsvinden onder invloed van een ander eiwit: trombine. Dit komt normaal
gesproken alleen in een inactief voorstadium (protrombine). Het actieve trombine circuleert niet
zomaar in de bloedbaan, want dan zou het voortdurend fibrinogeen omzetten in fibrine (continu
stolling, ook zonder bloedverlies). Protrombine wordt pas trombine als er aanleiding toe is
(weefselbeschadiging, wond). Uit beschadigd weefsel komt weefseltromboplastine vrij, wat inactieve
protrombine om in actieve trombine dat op zijn beurt fibrinogeen omzet in fibrine.
Afweer
Bloed biedt bescherming voor het lichaam tegen allerlei binnendringende lichaamsvreemde deeltjes.
De afweer verloopt via twee mechanismen: Afweer tegen micro-organismen, lichaamsvreemde
eiwitten en afwijkende lichaamscellen, speelt zich grotendeels af in en via het bloed. Afweercellen
bewegen zich via de circulatie naar de plaats van infectie en antistoffen worden aan het bloed
afgegeven voor de afweer tegen specifieke lichaamsvreemde stoffen.
Functies van de bloedcellen
Erytrocyten
Ze bevatten hemoglobine, wat een verbinding is van globine en een ijzerbevattende stof, haem. De
functie van de erytrocyt (zuurstof- en kooldioxide transport), wordt door hemoglobine mogelijk
gemaakt. Voor de aanmaak van erytrocyten zijn behalve ijzer ook vitamine B12 en foliumzuur nodig.
Ijzer
Ijzer is nodig voor de vorming van haem, basis van hemoglobine. De opname van ijzer is in de
slijmcellen van de dunne darm. Normaal heeft een mens 1 à 2mg per dag nodig (vrouwen meer i.v.m.
menstruatie dan mannen (2x)). Tijdens de zwangerschap is er extra ijzer nodig voor het groeiende
kind (3 tot 4x zoveel).
Vitamine B en foliumzuur
Vitamine B12 is een vitamine die wordt opgenomen in de darm. Hiervoor is een stof nodig, die wordt
geproduceerd in het maagslijmvlies, de intrinsic factor (zonder dit is opname van B12 niet mogelijk).
Deze stof bindt zich met vitamine B12. Ook is deze stof belangrijk voor de aanmaak van foliumzuur
en is de aanmaak bij een normaal voedingspatroon in voldoende mate aanwezig. Foliumzuur is
belangrijk voor de vorming van alle lichaamscellen maar het speelt ook een rol bij de aanleg van het
centrale zenuwstelsel in een vroeg stadium van de zwangerschap. Dagelijkse inname van foliumzuur
wordt dan voor het intreden van een zwangerschap aanbevolen ter voorkoming van een “open rug”
(spina bifida).
Erytropoëtine
Vorming van de erytrocyten staat onder invloed van het hormoon erytropoëtine. Dit is een eiwit,
gemaakt door de nieren. Het zet stamcellen in het beenmerg aan tot de vorming van erytrocyten. De
aanmaak van erytropoëtine neemt toe als er in de weefsels weinig zuurstof aanwezig is, en af want er
een hoog zuurstofgehalte is. De afbraak van de rode bloedcellen vindt plaats in de milt. Het
vrijkomende hemoglobine van de afgebroken erytrocyten wordt eerst gesplitst in haem en globine. Uit
haem wordt ijzer gehaald en wordt getransporteerd naar het beenmerg voor hergebruik. Het
resterende deel wordt omgezet in de galkleurstof bilirubine, dat via de lever in de gal wordt
uitgescheiden. Globine wordt afgebroken tot aminozuren en wordt hergebruikt.
19