Inleiding filosofie
Hoofdstuk 1: Over het goede en het juiste
1.1 Inleiding
1.2 Ethiek
Begrippenkader
1. Waarden & deugden
Algemene morele uitgangspunten, aspecten van het leven die we belangrijk
vinden/waardevol vinden
Drukken beoordeling of evaluatie uit
Bv.: rechtvaardigheid, vrijheid, veiligheid, gezondheid, waarheid, trouw, ...
Deugd= belangrijke waardevolle karaktereigenschappen
Bv.: vriendelijkheid, eerlijkheid, bescheidenheid, moed, empathie, ....
2. Normen
Concrete gedragsbepalingen, specifieke regels die ons voorschrijven wat we
moeten of mogen doen
Bestanddelen van het juiste leven
Drukken plicht, verbod of permissie uit
Bv.: Je moet waarheid spreken, breek nooit je belofte, wees vriendelijk, ...
3. Afbakening van de ethiek
Moreel= wat overeenstemt met de heersende waarden en normen
Bv.: De zieken verzorgen
Immoreel= Wat de heersende waarden en normen schendt
Bv.: Uitsluiting o.b.v. racisme
A-Moreel= waarbij geen waarden en normen betrokken zijn
Bv.: De zon komt op in het oosten, deze persoon is mooi
Ethiek houdt zich ook met immorele zaken bezig: wat is er immoreel en waarom?
Domein van ethiek: moreel vs a-moreel
4. Moraal & ethiek
Moraal= stelsel van normen en waarden dat betrekking heeft op het handelen
van mensen binnen bepaalde cultuur
Bv.: in de moraal van antiek-Griekse cultuur stond dapperheid hoog
aangeschreven
, Ethiek= studie van normen en waarden, die zich richt op de vraag welke normen
en waarden we kunnen rechtvaardigen
Reflecteert over de geldende waarden en normen
Is het terecht, is het verantwoordbaar, zijn er goede redenen?
Bv.: “Waarom moeten we gezondheid beschouwen als een belangrijke
waarde?”
5. Kerntaak van de ethiek
Niet beschrijven (descriptief), bv.: antropologie, ...
Niet verklaren (oorzaken), bv.: sociologie, geschiedenis, ...
Geldigheid onderzoeken van waarden en normen
Ethiek= normatief: vormt een oordeel over geldende normen en waarden en
geeft dus aan welke normen en waarden we zouden moeten naleven
Normatief: richt zich op wat het zou moeten zijn en dat ideaal tracht voor te
schrijven
Descriptief: richt zich op wat het is en die toestand tracht te beschrijven
6. Rechtvaardiging
Norm rechtvaardigen: niet door oorzaken te formuleren, wel door redenen te
formuleren voor die norm
De reden situeert ih bewustzijn, geprojecteerd in de toekomst. Bv.: “Ik heb een
reden om mijn afspraak niet af te zeggen.”
Met een reden wil je ergens naartoe, je wil iets bereiken
Welke normen en waarden kunnen we met goede redenen verdedigen? = vraag
van ethiek
Wanneer spreken we van goede redenen?
Redenen geven voor de wijze waarop we zouden moeten/mogen handelen in
een specifieke situatie
7. Ethiek: wetenschappelijke discipline
Streeft naar vorm van objectieve geldigheid
Ethiek vooral geconcentreerd op vraag naar rechtvaardiging, ze onderzoekt niet
wat oorzaken zijn, maar of er goede redenen kunnen gegeven worden
Funderingsprobleem
1. Logische kloof tussen “zijn” & “behoren”
Uit de constatering dat iets het geval is, volgt niet dat we iets moeten
doen/naleven
Niet omdat het zo is, dat het zo moet zijn of dat het zo moet blijven
, Uit een feit kan je geen norm afleiden
Bv.: “vlees eten veroorzaakt leed bij dieren”, dus we mogen geen vlees eten=
NIET geldig, logisch niet geldig!
2. Implicaties
Het wetenschappelijke instrumentarium van feiten, verklaringen, experimenteel
bewijs, ... = is niet bruikbaar in de ethiek
De hele wetenschap (de exacte) kan geen sluitend argument geven over hoe we
ons leven moeten leiden
Bv.: De geneeskunde kan ons dus niet vertellen over hoe we moeten leven
3. Geen ultieme fundering
Een correcte redenering om normen te rechtvaardigen bevat naast feitelijke ook
normatieve argumenten
Bv.: vlees eten veroorzaakt leed bij dieren (Feitelijke uitspraak) MAAR we mogen
geen leed veroorzaken bij dieren (normatieve uitspraak) = dus we mogen geen
vlees eten
MAAR: wat rechtvaardigt de bewering dat we geen leed mogen veroorzaken bij
dieren? Niet iedereen zal het hier mee eens zijn!
Puur op basis van feiten, kun je geen normen afleiden. Je hebt daar opseminst
opnieuw een andere norm voor nodig, en die norm heeft ook opnieuw
normatieve rechtvaardiging voor nodig, blijft zo doorgaan. (Waarom dit, waarom
dat, waarom, ...)
Funderingsprobleem: het is onmogelijk om tot een ultieme fundering voor
ethische stellingnamen te komen
In westerse samenleving geen algemeen aanvaarde geldige basis of bron voor
morele normativiteit (bv. God)
Voorbeeld ultiem fundament= “omdat het in de grondwet staat”
4. Objectivisme & relativisme
Objectivisme= Het is mogelijk om de juistheid van algemene morele principes aan
te tonen
Relativisme= Uiteindelijk zijn normen en waarden altijd relatief; het is zinloos om
te proberen ze te rechtvaardigen
Tussenweg= Het heeft zin om algemene morele uitgangspunten te onderzoeken
en na te gaan welke morele consequenties ze met zich meebrengen (we kunnen
altijd goede redenen geven, ook al kunnen we niet funderen)
5. Het probleem van relativisme
Je meningen/opvattingen hangen af van waarden en normen in jouw cultuur
, Cultuurrelativisme (geografisch & historisch), bv.: de doodstraf => fundamentele
verschillen tussen culturen
Wat bv. Met vriendschap? Liegen?
Cultuuroverstijgende normen & waarden
Redenen kunnen overtuigend zijn
Subjectivisme, bv. Emotivisme
Morele uitspraak is uitdrukking van een gevoel (meningen), van onze
gevoelens
Bv.: Ik vind vriendschap belangrijk omdat ik mij daar goed bij voel en omdat ik
mij slecht voel als er tegen de waarden van vriendschap wordt ingegaan
Als we ons er niet goed bij voelen, dan vinden we het immoreel
Ethische discussie= uiten en beinvloeden van gevoelens
6. Bezwaren tegen emotivisme
Afkeer leidt niet altijd tot morele afkeuring en waardering niet altijd tot morele
goedkeuring
Bv.: bewondering voor de schurk
Bv.: als ouders het niet leuk vinden om neen te zeggen tegen je kinderen,
terwijl ze weten dat het beter is voor de kinderen
We hechten veel betekenis aan de rechtvaardiging van onze morele keuzes
Bv.: zelf in de gevangenis moeten omdat je je vriend niet verklikt, omdat
loyaal blijven aan je vriend belangrijker is dan jezelf
Morele gevoelens zijn niet de oorzaak, maar het gevolg van morele opvattingen
Bv.: trein of vliegtuig op reis, de trein is ethischer ook al weet je dat er kans
op vertraging, overstappen, duurder, ... dus geen positieve emotie ervaren als
er daadwerkelijk vertraging zal zijn, maar kan ook leiden tot positief gevoel
omdat je toch voor de meer ethische keuze bent gegaan
Vrijheid, authenticiteit, geluk
1. Het goede leven
Waarden= algemene uitdrukking van wat we in ons leven belangrijk vinden=
goede leven
Rechtvaardiging? Tussenweg objectivisme & relativisme: redenen geven waarom
we deze waarden zo belangrijk vinden.
2. Vrijheid
2 concepten van vrijheid
1) Negatieve vrijheid: afwezigheid van beperkingen
2) Positieve vrijheid: aanwezigheid van reele keuzemogelijkheden