KWANTITATIEVE
CRIMINOLOGISCHE METHODE
EN TECHNIEKEN
Samenvatting
Joren Brauwers
Academiejaar 2023-24
, H1: DE PLAATS VAN DE
CRIMINOLOGIE BINNEN DE
WETENSCHAP
1. EEN EERSTE BEGRIPSOMSCHRIJVING
CRIMINOLOGIE = “WETENSCHAP”
Criminologie is een wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van crimineel of delinquent gedrag
(misdrijven = gedraging/handeling die strafbaar zijn gesteld door de wetgever), slachtoffers,
strafrechtsbedeling,…
Maar je moet eerst wel een begrip hebben over wat nu juist een “wetenschap” is.
WAT IS EEN WETENSCHAP?
Niet alles is een “wetenschap” je kan pas van een wetenschap praten als er een aantal criteria zijn vervuld, hiermee bedoelt
men de 3 basisprincipes van de wetenschap
(1) Streven naar kennis(opbouw), bij een wetenschap is het ALTIJD de bedoelen om te streven naar het opbouwen van
kennis over een bepaald fenomeen in de werkelijkheid.
- Indien men voldoende kennis heeft opgebouwd, gaat dit worden ondergebracht in een theorie
o = een coherent/samenhangend geheel van uitspraken over de werkelijkheid, het moet een verklaring
zijn voor een bepaald fenomeen (bv: jeugddelinquentie,…)
Maar om deze theorie te kunnen vormen moet je eerst je kennis OPBOUWEN.
(2) Empirisch karakter, dit is het tweede belangrijk kenmerk van een wetenschap. De uitspraken die men doet in een
theorie, moeten gebaseerd zijn op een onderzoek dat men heeft gedaan. We streven naar een empirisch karakter,
waarbij men bepaalde ‘wetenschappelijk’ methoden en technieken gaat gebruiken om zaken die zich in de
werkelijkheid voor doen, te gaan METEN
- Als wetenschapper ZELF onderzoek doen in het veld (primaire data).
- Gebruik maken van data van andere bronnen (secundaire data).
(3) Systematische benadering, dit houdt in dat datgene dat JIJ als onderzoeker hebt gedaan kan nagebootst worden
door ANDERE onderzoekers
- Uw onderzoek moet Toetsbaarheid of testbaarheid zijn, als je een onderzoek doet moet je AL uw
stappen nauwkeurig & volledig beschrijven ZODAT het ook kan nagebootst worden
2. TAXONOMIEËN/CLASSIFICATIE VAN WETENSCHAPPELIJKE DISCIPLINES
Traditioneel worden de wetenschappen op basis van de gehanteerde methode in 2 grote groepen ingedeeld, namelijk
(1) Formele wetenschappen (bv: Wiskunde)
- Bij deze wetenschappen moet je niet in veld gaan, geen empirie. De Axioma’s (toetsbare stellingen) worden
dan ook getoetst op basis van Wiskundige berekeningen (formules)
o Er is hier duidelijk sprake van Deductie, waar men begint met een ALGEMENE stelling en deze
verder gaat onderzoeken.
(2) Ervaringswetenschappen, deze zijn gebaseerd op EMPIRIE (onderzoek, waarnemingen, ervaring vanuit de
werkelijkheid), één van de belangrijkste kenmerken hiervan is dat er sprake is van INDUCTIE (je begint met
kennisopbouw/onderzoek doen, om vervolgens een algemene theorie op te bouwen).
- De ervaringswetenschappen worden wel nog onderverdeeld in 2 groepen
o (1) Natuurwetenschapen (Fysica, Chemie,…)
o (2) Sociale wetenschappen (Criminologie, sociologie, …)
IS DIT ONDERSCHEID WEL ZINVOL??
1
, Criminologie = een multidisciplinaire wetenschap, dit houdt in dat de onderzoeker gebruik gaat maken van inzichten
uit verschillende disciplines (Wiskunde, Biologie, Politicologie, Sociologie,..) bij zijn onderzoek & uiteindelijk om ook
zijn theorie vorm te geven. Er is meestal kruisbestuiving tussen verschillende disciplines., dit is ook wenselijk.
3. CRIMINOLOGIE ALS MULTIDISCIPLINAIRE OBJECTWETENSCHAP
Criminologie wordt vandaag de dag omschreven als een multidisciplinaire objectwetenschap.
- Waarom??? “The criminologist is a king without a kingdom” (T. Sellin)
o Criminologie is een wetenschap, maar is geen discipline op zichzelf.
Criminologie is een MULTIDISCIPLINAIRE objectwetenschappen, we hebben wel een
materieel voorwerp (onderwerp = criminaliteit). Maar geen eigen formeel object
(onderzoekstechnieken), want wij maken gebruik van verschillende methoden en
invalshoeken van ANDERE disciplines (sociologie, politicologie, biologie,…)
MULTIDISCIPLINAIRE OBJECTWETENSCHAP??
Criminologie heeft een “eigen” object (materieel voorwerp of onderwerp= criminaliteit) MAAR GEEN “eigen” methodologie
(formeel voorwerp)
- Onderscheid tussen materieel en formeel
o Materieel = materie of over wat de criminologie gaat. = onderwerp
o Formeel = vorm, hoe wij ons onderwerp gaan onderzoeken. Wij ontlenen methoden en inzichten uit diverse
invalshoeken (disciplines)
GEEN ‘eigen’ formeel voorwerp = als criminologen beschikken we niet over een eigen
methodologisch instrumentarium (manieren zoals interviews…)
We gebruiken allerhande methoden en technieken, maar die zijn niet eigen aan de
criminologie, men gebruikt die ook in andere wetenschappen
OBJECT?
Er bestaat veel discussie over het materieel voorwerp, namelijk de vraag “Wat is criminaliteit?”.
Zelfs binnen de Criminologie is er een discussie over ons MATERIELE VOORWERP, er worden namelijk verschillende definities
gehanteerd over wat nu juist criminaliteit is
- Definitie: ‘Crimineel gedrag is strafbaar gesteld gedrag’
o Dit is een ‘smalle’ definitie
Je kijkt alleen naar wat in de strafwet is aangegeven als crimineel gedrag
MAAR nog zaken die voor ons criminologen interessant kunnen zijn
o Bv. Pesten is niet strafbaar (staat niet in strafwet), maar kan samenhangen met
crimineel gedrag. Pesten is dus belangrijk om te onderzoeken
o Geen ‘harde’ definitie, het blijft met andere woorden niet VASTSTAAN door bijvoorbeeld decriminalisering van
een bepaalde gedraging (het was een misdrijf, maar nu heeft de wetgever beslist dat het toch mag)
o ‘Nationale’ definitie, Er zijn verschillen in de definiëring van een bepaald misdrijf in het strafwetboek over de
landen heen. (Bv. Zware mishandeling is anders in Nederland dan in België)
Bovendien moet je als criminoloog op VEEL VERSCHILLENDE ZAKEN focussen,
- (1) Misdrijven: proberen verklaren (waarom-vraag) & ook proberen deze te voorkomen (preventie)
- (2) Penologie: Domein dat zich bezighoudt met de effectiviteit van de straf. De straf die door een rechter wordt
opgelegd, behoort ook tot de focus van een criminoloog (is deze efficient, nuttig, voldoende,…)
- (3) Victimologie (=Studie van het slachtoffer)
- (4) Strafrechtbedeling (Opsporing Vervolging Straftoemeting Strafuitvoering)
- …..
Conclusie: Is er een eenduidig “object”? NEEN
- “Dé” criminaliteit bestaat niet! Er zijn verschillende soorten en verschijningsvormen van criminaliteit.
o Men gaat streven naar criminaliteitsspecifieke verklaringen: je houdt rekening met verschillende types van
criminaliteit die verschillende motivaties, verschijningsvormen en verklaringen hebben
Je houdt dus rekening met dat er verschillende types van criminaliteit zijn, en dat deze ook
verschillende motieven en verklaringen hebben
2
, MEN KAN NIET één THEORIE opbouwen voor DE criminaliteit!!
- Criminologie = Synthesewetenschap, je gaat inzichten verkrijgen over VERSCHILLENDE criminaliteitsfenomenen aan de
hand van methode, technieken & inzichten uit ANDERE DISICPLINES. Uiteindelijk zal je deze informatie dan
SAMENBRENGEN (synthese) in één discipline, namelijk “De criminologie”
4. DE INVLOEDRIJKSTE WETENSCHAPPELIJKE PARADIGMA’S BINNEN DE CRIMINOLOGIE
WAT IS EEN PARADIGMA?
Paradigma = een benadering/perspectief/zienswijze, hoe men kijkt met een bepaalde bril naar de werkelijkheid + wetenschap
- = Een paradigma bevat een door een groep wetenschappers gedeelde opvatting over
o 1) Wat wetenschap is;
o 2) Waar een wetenschappelijke theorie aan moet voldoen;
o 3) Op welke manier wetenschap bedreven dient te worden; (methoden en technieken)
o 4) Ideeën over sociale structuren (politieke systemen, machtsstructuren,…) die in de werkelijkheid
aanwezig zijn;
o 5) De rol die die structuren spelen in het leven van mensen in samenlevingen
Je kan op twee manieren wetenschap gaan doen:
- (1) Ontologie = Zijnsleer, (studie van dingen die bestaan)
o Wat is er, wat kan je zien in de werkelijkheid?
Bv. bestaat ‘criminaliteit’, of is dit gewoon een LABEL dat men erop heeft geplakt?
- (2) Epistemologie = Kennisleer, de Epistemologie houdt zich bezig met de vraag hoe we (criminologische)
kennis over de werkelijkheid kunnen opdoen/verwerven
DRIE GROTE PARADIGMA DIE DOMINANT AANWEZIG ZIJN IN DE CRIMINOLOGIE:
(1) EMPIRISCH-ANALYTISCHE BENADERING
Ontstaan midden 19e eeuw, vanuit de natuurwetenschappen (fysica, Chemie,..). Bij de Natuurwetenschappen heeft men
“wetmatigheden” (een algemene & universele VASTE regel die ALTIJD geldt, zoals zwaartekracht), de bedoeling was om binnen
de sociale wetenschappen (criminologie) ook van die wetmatigheden op te bouwen (soort van vaststaande regel, van als dit
gebeurd dan VOLGT AUTOMATISCH DIT).
Ze probeerde met andere woorden, Alles wat men in de werkelijkheid vaststelde in bepaalde (vaststaande) wetten te gieten.
- (1) Bovendien ging met ook de werkelijkheid onderzoeken op basis van NATUURWETENSCHAPPELIJKE METHODE, ze
lagen de klemtoon op het meten van zaken die men DIRECT kon waarnemen (echt zien) & hierop de
natuurwetenschappelijke methoden hanteren
Stap 1: Onderzoeksvraag opstellen: wat wil je onderzoeken
Stap 2: Hypothese opstellen: wat denk je dat de uitkomst is
Stap 3: Onderzoek doen (resultaten verkrijgen)
Stap 4: Conclusie: klopt je hypothese of niet
Stap 5: Zijn er nieuwe vragen? Zo ja, begin opnieuw bij stap 1
o Kwantitatieve methoden en technieken (stammen van deze benaderingen af, natuurlijk niet alle methoden
en technieken die wij gaan zien maar wel een groot deel)
- (2) Combineert rationeel denken (rationele mens, elke mens is rationeel. Denkende mens) met empirisch denken
(empirische waarnemingen , proberen zoveel mogelijk zaken te meten om daarna uitspraken te doen)
- (3) Nastreven van waardenvrijheid: derde-persoonsperspectief (= onderzoek niet beïnvloedt door persoonlijk waarde
en normen, je gaat je als onderzoeker zeer neutraal opstellen): derde-persoonsperspectief onderzoek doen)
o Belangrijkste principes:
Reproduceerbaarheid (uw onderzoek moet opnieuw kunnen worden gedaan door een andere
onderzoeker)
intersubjectiviteit (objectiviteit: waarnemingen van A mogen niet anders zijn dan B, over hetzelfde
onderwerp/subject/object of met andere woorden “De observatie door onderzoeker A mag niet tot
andere gegevens leiden dan de observatie van onderzoeker B”)
- Hoe gaat men binnen dit paradigma te werk???
3
, o (1) Standaardisatie van onderzoekssituaties (Men gaat duidelijk vooraf bepalen, wat/hoe men gaat onderzoeken)
o (2) Openbaarheid van regels
o (3) Repliceerbaarheid van onderzoek
o (4) Rationeel
o (5) Geen intern tegenstrijdige conclusies
(2) INTERPRETATIEVE BENADERING
Dit paradigma kwam er als reactie op de empirisch-analytische benadering, bij de interpretatieve benadering ziet men de
mens als een “betekenisgevend wezen”. Volgens hen is de werkelijkheid eigenlijk een interpretatie van een persoon
- Interpretatief betekent dat je op zoek bent naar de interpretatie, de uitleg die personen aan een situatie geven.
Volgens dit paradigma kan je dus NIET VERALGEMENEN (doortrekken naar andere personen), er zijn dus geen
“wetmatigheden” (zoals bij empirisch-analytisch benadering).
Elk individu heeft een andere INTERPRETATIE, deze moet je gaan onderzoeken, door:
- Belevingsonderzoek: begrijpen van de ervaarde werkelijkheid
o De kwalitatieve methoden & technieken (participerende observaties, diepe interviews,..) vinden hun
oorsprong in deze benadering
Ze hadden kritiek op de kwantitatieve methoden & technieken die gebruik maken van “statistiek &
cijfer” om een uitspraak te doen over een bepaald fenomeen.
Ze zeggen dat Statistische data een sociale constructie zijn en gekleurd door processen
binnen de strafrechtsbedeling (labeling)
o Dit heeft ertoe geleidt dat bepaalde kwalitatieve methodologen een afkeer
hebben tegen het in kaart brengen van een bepaalde fenomeen op basis van
data/statistieken.
Kritiek: “Kun je wel zaken uitdrukken in CIJFERS, kun je de werkelijkheid wel begrijpen op basis van
CIJFERS, NEEEEEN!!!!! daarom KWALITATIEVE METHODEN EN TECHNIEKEN”
(3) KRITISCH-EMANCIPATOIRE BENADERING
Houding van deze benadering: zeer maatschappij kritisch is, en zelfs wetenschap kritisch.
- Deze benadering is voornamelijk kritisch ten opzichte van de maatschappij (zoals ze is vandaag), kritiek op
bv politiek systeem, maar ook bv kritiek op strafrechtsbedeling, kritiek op criminaliseringsproces,…
- Naast Maatschappij kritisch zijn ze ook wetenschapskritisch, ze stellen veel bestaande wetenschappelijke
methoden en technieken in vraag
o Wetenschap is NIET OBJECTIEF, ER IS GEEN WAARDEVRIJHEID, je neemt altijd bepaalde waarden
en normen mee in je onderzoek. (= subjectiviteit)
Je zult als onderzoek altijd waarden (wat jij belangrijk vindt,…) meenemen in uw
onderzoek. (je kan niet neutraal zijn)
Methode die ze hanteren???
- Mixed methods onderzoek: zowel de voordelen van de kwantitatieve methoden als de kwalitatieve kan men
gaan combineren. Mix tussen kwantitatieve en kwalitatieve technieken. Ze gaan wel meer de focus leggen
op theorievorming (een ALTERNATIEVE/andere theorie opstellen, een alternatief voor de theorieën die
door de “wetenschap” zijn opgesteld)
5. FUNDAMENTEEL VS. PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK
JE HEBT TWEE TYPES/MANIER VAN ONDERZOEK:
Fundamenteel onderzoek = kan je beschouwen als “basisonderzoek”
- Is theorie gestuurd, je wilt een nieuwe theorie opstellen met als uiteindelijke doel is kennisvermeerdering. (meer
kennis hebben over een bepaald fenomeen)
o Je gaat fundamentele onderzoeksvragen die jij uzelf hebt gevraagd als onderzoeker, eigenlijk gaan proberen
te beantwoorden. Dit antwoord = kennisvermeerdering
4
, Praktijkgericht onderzoek = “toegepast onderzoek”
- Je gaat een onderzoek doen met als doel om de uiteindelijk conclusie ook toe te kunnen passen in de
praktijk. Je gaat werken in functie van wat nuttig is voor de praktijk: het beleid van de politie, justitie…
o Vraaggestuurd Je krijgt bijvoorbeeld: een opdracht van een overheidsinstantie, politie,.. met het
doel om uw werk in de praktijk toe te passen. (je gebruikt wel theorieën als basis, maar het
uiteindelijke doel ligt altijd bij de praktijk)
6. OP ZOEK NAAR BETROUWBARE KENNIS
Je gaat altijd opzoek naar BETROUWBARE KENNIS, als je aan wetenschap doet vertrekken we (bijna) ALTIJD vanuit
een “Postulaat”. Dit is een CENTRALE stelling die men behoudt totdat er verpletterend tegenbewijs wordt gevonden
(falsificatie, men blijft deze stelling gebruiken totdat het tegendeel bewezen is. Zoeken naar iets wat uw stelling
weerlegt, wanneer iets is gevonden moeten we de stelling gaan bijsturen)
- ≠ dogma aanname die niet in vraag gesteld wordt, blijft behouden ondanks tegenbewijs (bv: religie)
HET IDEAAL VAN BETROUWBARE KENNIS.
We streven dus naar een BETROUWBARE KENNIS (door de Postulaat te toetsen) maar hoe kan je dat het best bereiken???
Drie voorwaarden om te kunnen spreken van betrouwbare kennis:
(a) Waarnemingen verkrijgen volgens streng gecontroleerde observatie en experiment;
o Hierdoor weet je dat datgene wat je hebt gemeten en gevonden ook CORRECT IS.
(b) Het formuleren van de resultaten moet in een ondubbelzinnige taal (goed jargon hebben)
o Je gaat heel duidelijk definiëren wat je resultaat is zodat er geen andere interpretatie mogelijk is
(c) Het met elkaar verbinden van die resultaten in “algemene wetten” (vast terugkeren patroon), die dan weer in
theorieën worden veralgemeend. Mag niet louter blijven bij waarnemingen, je wilt patronen gaan terugvinden in al
hetgeen dat je verzamelt.
o We vinden steeds opnieuw iets, het is een vast terugkerend patroon. Dit wordt dus beschouwd als een
algemene wet. Op basis van deze algemene wet of terugkerend patroon kan men dus een theorie opbouwen
DRIE GROTE PROBLEMEN BIJ DE ZOEKTOCHT NAAR BETROUWBARE KENNIS
Drie grote problemen die opduiken bij de zoektocht naar betrouwbare kennis:
(1) Observatie, er kunnen zich al problemen voordoen op het valk van waarneming (observatie en experiment)
o Verworven gegevens uit uw experiment kunnen om allerlei redenen fout zijn
Bijvoorbeeld:
Zintuigen (ogen, oren,..) kunnen ons bedriegen
Technische afwijkingen (meetfouten of measurement error) van het meetinstrumenten
…
(2) Taal die wordt gebruikt tijdens een onderzoek is ook ENORM belangrijk, het is van belang dat de termen die je gebruikt
(uw taalgebruik) zo eenduidig mogelijk is. Dit houdt in dat je termen moet gebruiken (in uw vragen bijvoorbeeld) die
maar op één manier geïnterpreteerd of begrepen kunnen worden
o Bv. angst voor criminaliteit
Voor de ene betekent het iets anders dan bij iemand anders
(3) Wetmatigheden en theorieën, er kunnen zich ook problemen voordoen op het niveau van het formuleren van
wetmatigheden en inhoudelijke criminologische theorieën
o Je wilt je waarnemingen omzetten in wetmatigheden en theorieën.
Een “wet” of wetmatigheid bestaat uit het herhaaldelijk zien van ene bepaald patroon in uw
observaties (tijdens uw experiment)
Dit kan je dan in een Theorie gieten, maar uiteindelijk blijft deze theorie een GOK (je denkt dat de
verklaring is voor een bepaald fenomeen)
Uw theorieën kan gemakkelijk weerlegt worden door een andere theorie
7. WETENSCHAPPELIJK OF RATIONEEL DENKEN IN DE EMPIRISCH-ANALYTISCHE TRADITIE?
Rekening houdend met wat hierboven staat beschreven is de vraag of we niet beter “Rationeel denken” in de plaats stelt van
“wetenschappelijk denken”???
5
, - Rationaliteit heeft 2 betekenissen, namelijk:
o Kennis-rationaliteit (K-rationaliteit)
Hoe verwerf ik betrouwbare kennis? (wijze waarop men dus betrouwbare kennis verwerft)
Hoe? Steeds rationelere middelen/technieken gebruiken om doelen te bereiken
o Doe-rationaliteit (D-rationaliteit)
Hoe handel ik rationeel in functie van mijn wetenschappelijke doelstellingen?
Hoe doe ik dat precies, hoe gebruik ik die verschillende methoden (k-rationaliteit)
8. DE PLAATS VAN DE CRIMINOLOGIE OP DE WETENSCHAPSLADDER
Wetenschapsladder (Putnam, 1978)
7 niveaus met toenemende complexiteit
o Filosofie hierachter: naarmate je op een hoger niveau aan onderzoek doet, naarmate je onderzoek
complexer gaat worden.
Van niet-fysisch (0) tot complexe organismen (7)
Niveau 0: statistiek (kan je niet waarnemen in de werkelijkheid, niet fysisch niveau)
Niveau 1, 2: niet-relevant voor criminologie (elementair, atomair)
Niveau 3, 4, 5, 6, 7: (criminologisch interessant)
o Moleculen
o Cellen
o Individuen
o Groepen
o Producten van groepen (wat voortkomt uit die groepen: subcultuur, groepsnormen,
gedragscodes,..
Belangrijkste methodologische implicaties van de wetenschaps-ladder voor de kwantitatieve criminologie:
- Criminologie situeert zich op abstracte wetenschapsniveaus (abstracte themas, moeilijk te begrijpen), op
relatief hoge niveaus van de wetenschapsladder
o Hoe hoger op de wetenschapsladder, hoe abstracter (complex = moeilijk te begrijpen) te verklaren
fenomenen,
o Hoe moeilijker om verbanden te vinden, hoe complexer om structuren te observeren en te meten
o Hoe hoger op de wetenschapsladder, hoe lager de K-rationaliteit en D-rationaliteit
DUS als criminologie en wetenschapsdiscipline moet je ook methoden en technieken gebruiken die in staat zijn om die
abstractheid te kunnen gaan verduidelijken
6
, - Complexe fenomenen meten is uitdagend en moeilijk, maar men gaat ze meetbaar proberen krijgen
o Bv. mijdgedrag van mensen meten aan de hand van vragenlijsten
Mijdgedrag wordt vaak gemeten om onveiligheidsgevoelens te bestuderen (of angst voor
criminaliteit)
H2: CRIMINOLOGISCH
ONDERZOEK EN
METHODOLOGISCH KEUZES
1. SPECIFIEKE PROBLEMEN IN DE CRIMINOLOGIE
INLEIDING
Specifieke problemen in de criminologie:
• 1) Verborgen populaties
• 2) Dark number (niet geregistreerde criminaliteit) en pakkans
• 3) Scheve verdeling van criminaliteit
• 4) Ethische en deontologische dilemma’s
Kwalitatieve versus kwantitatieve methoden (de problemen waar je mee geconfronteerd wordt, zal voor een
stukje bepalen of men kwalitatief of kwantitatief te werk zal gaan)
VERBORGEN POPULATIES
Populatie is niet altijd gekend Soms zijn er gewoonweg populaties die NOOIT aan het licht zijn gekomen. We zijn
vaak geïnteresseerd in slachtoffers van een bepaald misdrijf, maar meestal weten we zelfs niet WIE een slachtoffer is
geweest (verborgen slachtoffers). Ten tweede als wij geïnteresseerd in een bepaald misdrijf, en de dader ervan, kan
het zijn dat we deze dader enorm moeilijk vinden. Het rekruteren van de populatie is niet makkelijk. Bv. inbreker.
Inbrekers verbergen vaak dat ze inbrekers zijn, ze komen er niet gemakkelijk voor uit. Waardoor het rekruteren ook
enorm moeilijk. (verborgen daders)
- Hoe dan oplossen?
o (1) Slachtofferenquêtes (vragenlijst die pijlen naar verborgen slachtofferschap)
Je tracht iets te weten te komen over het slachtofferschap
Hoeveel slachtoffers (“Ben je in de afgelopen 6 maand slachtoffer geweest van
een misdrijf??)
Welke delicten
Heb je het Delict geregistreerd???
o (2) Self-report studies: (vragenlijst die pijlen naar verborgen daders)
Je tracht iets te weten te komen over het daderschap
Wie heeft al is een delict gepleegd (“heb je in de afgelopen 6 maand is een
misdrijf gepleegd?”
Welke delicten heeft men al gepleegd
Opgepakt of niet???
o (3) Combineren van methoden en technieken
VOORBEELD
7
,Bijvoorbeeld: onderzoek naar doelwitselectie door woninginbrekers we vragen ons af hoe een inbreker tot een
bepaalde keuze komt om te gaan inbreken in een specifieke woning (hoe & waarom selecteert men dat doelwit)
- Hoe aanpakken? verschillende manieren/opties
o Interview? (Participerende) Observatie? Slachtofferbevraging? Experiment? Virtual reality
(1) Virtual reality & observatie
Kijk wat inbrekers doen (participerende observatie), men heeft inbrekers
gerekruteerd om aan een virtual reality experiment meedoen, waarbij ze over
straat moesten wandelen en heeft men hen dan moeten laten beslissen bij welk
huis men ging inbreken (kijken wat ze dan doen)
(2) Experiment met inbrekers
Kijk hoe het manipuleren (verandering) van bepaalde cues/triggers beslissing
beïnvloedt
o Men heeft verschillende triggers laten variëren om te zien welke het
gedrag beïnvloeden
Bv:
Open deur
Geen lichten aan
Open raam
….
- Rekening houden met een aantal valkuilen:
o Hoe participanten rekruteren/selecteren? Welke analyse-eenheden (ga je de inbrekers bevragen of de
slachtoffers, politiediensten,…)? Alle inbraken? Opgehelderde inbraken (waar de dader gevat is geweest)?
DARK NUMBER EN PAKKANS
Vele instanties hebben al informatie, maar …
- … niet volledig, onbekend totaal, kwaliteit onduidelijk
- … verschillende processen beïnvloeden officiële
criminaliteitsdata
o Pakkans (meer dan de helft van “veelpleger” worden
niet door de politie gepakt
o Ophelderingsgraad (soms beslissen angenten om ene
bepaald delict toch niet op te helderen of te
onderzoeken)
o Aangiftebereidheid (politie) en registratiebereidheid
(slachtoffer)
o Selectiemechanismen in strafrechtsbedeling, elk
echelon heeft verschillend selectiemechanismen
waardoor er steeds minder zaken doorstromen naar
het volgende echelon dat er toekwamen. (volgende dia)
Parket is grootste filter, met de keuze tot seponering
Geregistreerde criminaliteit is slechts het topje van de ijsberg, we willen vaak van bepaalde fenomenen bestuderen
waarvan we alleen het topje van de ijsberg bezitten in de geregistreerde criminaliteit (beschikbare statistieken/cijfers van de
politie). Er is een enorm groot DARK NUMBER (niet-geregistreerde criminaliteit)
- Geregistreerde criminaliteit = politiestatistieken
- MAAR niet alle misdrijven komen terecht in die statistieken, de niet-geregistreerde criminaliteit (“dark number”)
o Er wordt elke dag criminaliteit gepleegd, maar niet elk delict komt in de statistieken van de politie terecht
HOE KOMT DAT??
Registratiebereidheid: Selectiemechanisme op niveau van de politie zelf (bv: beperkte
capaciteit, geen prioriteit,…) beïnvloeden de registratiebereidheid, door deze factoren
8
, kan de politieagent beslissen om een bepaald delict niet te registreren (PV op te
stellen)
Aangiftebereidheid: Selectiemechanisme op niveau van de slachtoffers, meer bepaalde
aangiftebereidheid
o Relatie met de dader
o Ernst van het misdrijf
o Vertrouwen in de politie,…
o …
Criminaliteitsstatistieken brengen slechts een heel klein deel van de criminele realiteit (alle delicten) in beeld: de meeste
strafbare handelingen zijn niet bij de politie gekend en komen dus niet in de statistieken terecht
- = verborgen criminaliteit/dark number
o Dark number: de onbekende totale hoeveelheid criminaliteit die gepleegd wordt
SCHEVE VERDELING VAN CRIMINALITEIT
Gegevens zijn niet normaal verdeeld, criminaliteit is extreem (rechts)scheef verdeeld
- Criminaliteit is geen Gauss-curve (≠ normaal verdeeld). Criminaliteit is rechtsscheef verdeeld.
o In vergelijking met ander menselijk gedrag is criminaliteit eigenlijk een non-event (je moet
het als criminoloog doen met een klein percentage van de bevolking die in aanraking is
geweest met criminaliteit, als slachtoffer of dader)
Je hebt veel meer mensen in de samenleving die GEEN slachtoffer of dader zijn
geweest, maar een enorm klein stukje is ooit als is dader of slachtoffer geweest
In dit klein stukje (klein %) ben je geïnteresseerd
Naast het feit dat criminaliteit enorm scheef is verdeeld, hangt de criminaliteit ook vast met (1) Ruimte & (2) Tijd
- Criminaliteit gebeurd niet OVERAL (Ruimte), maar ook niet ALTIJD (tijd), er zijn bepaalde plaatsen &
tijdsstippen waar er zich meer criminaliteit voordoet dan andere plaatsen/tijdsstippen
o (1) Ruimtelijke clustering: het grootste aantal criminaliteit (diefstal, verkrachting,…) gaat zich maar
op beperkt aantal plaatsen voordoen in uw stad/gemeente/… (scheve verdeling van criminaliteit
in de ruimte)
Hot spots = Plaats waar veel criminaliteit wordt gepleegd (hierop focussen voor je
onderzoeksactiviteiten).
Je kan deze gebieden gebruiken om te voorspellen dat de kans het grootste is
dat ze hier misdrijven gaan plegen, & dan ook politiediensten inschakelen in
deze gebieden
Cold spots = weinig criminaliteit.
o (2) Temporele clustering: op bepaalde tijdsstippen wordt er meer criminaliteit gepleegd dan op
andere tijdsstippen (scheve verdeling van criminaliteit in de tijd)
Openingsuren winkels, stations etc. beïnvloeden criminaliteitspatronen.
Bv. geweldsdelicten pieken rond sluitingstijd bars
ETHISCHE EN DEONTOLOGISCHE DILEMMA’S
Macht en verantwoordelijkheid van de onderzoeker over welke vragen je gaat stellen, welke methodologie …
Deze macht is niet onbeperkt.
- Drie principes waar we rekening moeten houden:
o (1) Geen schade berokkenen aan je onderzoeksobjecten (de mensen die je bestudeert)
Deze schade kun je enorm ruim interpreteren, zowel fysieke schade als mentale schade
(stress, trauma’s,…)
Bv. Milgram-experimenten (elektrische shocks toedienen aan leerling):
psychologische schade, oplopen van trauma.
o (2) Vertrouwelijkheid & Anonimiteit van het onderzoek waarborgen en anonimiteit respondenten
garanderen.
9