BINDWEEFSEL
Algemeen
→ verbinden cellen, spierbundels, beenderen … aan elkaar
● endomysium = dunne reticulaire bindweefsellaag rond spiervezels
● perimysium = dikker collageen en elastine bindweefsel rond spierbundel + bloedvaten + zenuwbundels
● epimysium = dicht collageen bindweefsel rond spier
● meest verspreide weefseltype in het lichaam in alle organen
● grootste variatie van alle weefseltypes → veel subtypes
○ zacht & gel-achtig, hard & rigide, taai, fijnmazig …
○ fijnmazige netwerken
○ dichte strengen
■ regelmatig: parallelle bindweefselstrengen (bv. pees)
■ onregelmatig
○ rigide beenderen
○ vloeistof (bloed) en mucoïde bindweefsels
● relatief weinig cellen en relatief veel extracellulaire matrix
Functie
● steunfunctie: op niveau van individuele weefsels en organen (kapsels, ligamenten …) en skelet
● transport: van bloed, cellen (afweer) en stoffen (voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen) tussen
verschillende delen van het lichaam
● bescherming/verdediging tegen bv. verspreiding van micro-organismen (afweer)
○ viscositeit van matrix zorgt ervoor dat micro-organismen minder snel verspreid worden
● herstel (wondgenezing): morfologisch herstel ≠ functioneel herstel
○ hartinfarct door ischemische toestand: harstpierweefsel herstellen onder de vorm van
bindweefselvorming (littekenweefsel), geen contractiele eigenschappen
● opslagfunctie: reserve aan vocht, ionen, eiwitten, vet …
○ voeding van andere weefsels
○ belang bij thermoregulatie
Embryologisch
afkomstig van ongedifferentieerde multipotente mesenchymale cellen uit het mesoderm
● migreren door het lichaam en vormen uiteindelijk de verschillende soorten bindweefsels
● waaruit embryonale kiemweefsels (mesenchym) ontwikkelt
○ botcellen: osteocyt, osteoblast
○ kraakbeencellen: chondrocyt, chondroblast
○ fibroblast = eigenlijke, actief bindweefsel → produceren bindweefselvezels en matrix
, ○ mesotheelcellen (organen in thorax en abdomen)
○ endotheelcellen = lumen van bloed- en lymfevaten aflijnen
○ gladde spiercellen
gedifferentieerd uit beenmergstamcellen
● mestcellen: releaser van histamine bij allergische reacties
● osteoclast: meerkernige cel, botafbraak
● cel van Langerhans = antigeen-presenterende cel (≠ eilandjes van Langerhans)
● bloedcellen: RBC, WBC, macrofagen
Extracellulaire matrix
= intercellulair materiaal dat zich tussen de cellen bevindt
matrix bestaat uit
● grondsubstantie
● eiwitvezels
● weefselvloeistof = intermediair medium voor transport
⇒ eigenschappen van de matrix (en eiwitvezels) bepalen de structurele kenmerken van bindweefsel
Grondsubstantie
● vormt de verbinding tussen cellen en eiwitvezels in bindweefsel
● hoge viscositeit → belemmering van verspreiding van micro-organismen en vreemde partikels
● bestaat uit
○ vaste grondsubstantie
■ proteoglycanen
■ structurele glycoproteïnen
○ hieraan gebonden watermoleculen
Proteoglycanen
= centrale eiwitketen met hierop glycosaminoglycanen (GAG) gebonden, meestal als proteoglycaan
aggregaten
● centrale eiwitketen: vaak hyaluronzuur
● aseiwit met GAG
,GAGs (mucopolysacchariden) = lineaire, niet-vertakte polysacchariden,
opgebouwd uit lange ketens van disacchariden
● heel hydrofiel → binden aan watermoleculen
● bestaan uit uronzuur en hexosamine
● vormen proteoglycanen (vroeger: mucoproteïnen)
● ongesulfateerd: hyaluronzuur
● gesulfateerd: chondroïtinesulfaat, heparansulfaat, keratansulfaat,
dermatansulfaat
glycosaminoglycaan gesulfateerd eiwitkoppeling voorkomen elektrostatische binding met
collageen
hyaluronzuur nee nee synoviale vloeistof in geen interactie
kraakbeen, huid, steunweefsel
chondroïtinesulfaat ja ja kraakbeen, bot, huid, veel interactie met collageen
steunweefsel, bloedvaten, type II
aorta
dermatansulfaat ja ja huid, pezen, aorta geringe interactie met
collageen type I
heparansulfaat ja ja basale membraan, gemiddelde interactie met
longarteriën, lever, aorta collageen type III en IV
keratansulfaat ja ja kraakbeen, cornea, wervels geen interactie
hyaluronidase
● enzym dat hyaluronzuur afbreekt → viscositeit verminderen, doordringbaarheid vergroten
● geproduceerd door bacteriën (bv. streptokokken) met sterk invasief vermogen
● subcutane injectie van medicatie → betere verspreiding in weefsel
Glycoproteïnen
● complexen van veel eiwitten en weinig koolhydraten
○ eiwitten: domineren hier sterker dan in GAGs
○ koolhydraten: kleiner en bevatten geen lineaire polysacchariden ketens van disacchariden
● spelen rol bij interacties tussen cellen en de hechting van cellen aan vezels of andere componenten
van de extracellulaire matrix
fibronectine
● hechting van bindweefselvezels aan bindweefselcellen
● sterk invasief karakter
● door zowel epitheelcellen als bindweefselcellen gesynthetiseerd
● bindt met cellen, glycosaminoglycanen (GAG) en collageen
● afwezig in tumorcellen
● rol in adhesie en migratie
lamininen: hechting van epitheelcellen aan basale membranen
≠ laminen: intermediaire filamenten aan binnenkant van kernmembraan (bij progeria)
chondronectine
● gesynthetiseerd door kraakbeencellen
● fibrillen die geen vezels vormen
, ● hecht kraakbeencellen aan type II collageen
Matrixreceptoren (integrines)
→ binden aan componenten van de extracellulaire matrix
● op oppervlak van cellen, kunnen binden aan bv. collageen, fibronectine, GAGs (bv. integrines)
● intracellular meestal verbonden met cytoskelet
● door koppeling en ontkoppeling van integrines kunnen
cellen over het substraat bewegen en de omgeving
verkennen (celmigratie)
Bindweefselvezels
→ orceïnekleuring (bovenop HE of AZAN)
Collageen
● voornaamste bindweefselvezel en meest voorkomende eiwit in mammalia en bindweefsel
● ‘witte vezels’
● geproduceerd door meerdere celtypen
● meestal gerangschikt in bundels
○ individuele fibrillen vertonen dwarsstreping (overlangse
doorsnede)
● onderverdeeld in
○ fibrilvormende collagenen
○ netwerkvormende collagenen
○ verankerde collagenen
● grootste weerstand tegen trekkrachten
● zeer weinig rekbaar, taai en sterk
● voornamelijk opgebouwd uit
○ 35% glycine
○ 12% proline
○ 10% hydroxyproline (marker voor de hoeveelheid bindweefsel in vlees)
○ < 10% hydroxylysine
Typen collageen
29-tal typen collageen (op basis van chemische samenstelling)
● type I: in huid, pees, bloedvat, bot, organen
○ zeer trekvast
○ collageenfibrillen samengevoegd tot collageenvezels, dewelke collageenbundel vormen