Complete/uitgebreide samenvatting, Basiskennis taalonderwijs, hele boek, zo haal je de LKT!
87 keer bekeken 6 keer verkocht
Vak
Landelijke Kennistoetsen
Instelling
Hogeschool IPABO (IPABO)
Boek
Basiskennis taalonderwijs
Dit document bevat een complete en uitgebreide samenvatting van alle hoofdstukken van het boek Basiskennis Taalonderwijs, onderdeel van de leerstof van de Landelijke kennistoetsen (LKT) van de Ipabo/Pabo. Met deze samenvatting haal je de toets gegarandeerd! Zelf heb ik hiermee de LKT in één keer ...
Hoofdstuk 2 Taalonderwijs en taal
2.1 Taalonderwijs
2.1.1 Belang taalonderwijs
Kinderen maken zich de moedertaal eigen in interactie met de omgeving. Moet het taalonderwijs dan nog wel
worden aangeboden? Er zijn 5 goede argumenten om het taalonderwijs toch aan te bieden:
Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan
Mondelinge taalvaardigheid leer je in interactie met je omgeving maar schriftelijke taalvaardigheid (lezen en
schrijven) leer je op school.
Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen maken
Niet alle kinderen hebben Nederlands als moedertaal thuis.
Op school leer je een ander soort taalgebruik dan in het dagelijks leven
Op school leer je Standaardnederlands. Het Standaardnederlands is een wat officiëlere taal, waar de nadruk
meer ligt op het goed formuleren en verzorgd uitspreken. Zo leer je:
De regels die bij Standaardnederlands horen.
Bepaalde woorden en begrippen, die in het dagelijks leven niet worden gebruikt.
Uitdrukkingen die in het dagelijks leven minder worden gebruikt.
Je leert over taal te praten. Met begrippen als oorzaak, gevolg, werkwoord enz.
Om deze regels, woorden en begrippen te leren is er gericht taalonderwijs nodig.
Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs
Je leert bepaalde taalvormen (brief schrijven, samenvattingen maken, discussie voeren) alleen op school.
Binnen het taalonderwijs is er meer ruimte voor de regels van bepaalde taalvormen.
Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar apart aandacht aan
besteden.
Boeken bieden kinderen de mogelijkheid om weg te duiken in de wereld van een verhaal, om kennis te maken
met andere mensen, met andere culturen of om in een spannend avontuur te ontsnappen. Je kunt het plezier in
boeken alleen bevorderen als je kinderen hier ook mee in aanraking brengt.
2.1.2 Taalonderwijs op de basisschool
Het lesgeven met behulp van een methode noem je ook wel traditioneel taalonderwijs. Het woord traditioneel
geeft aan dat het de meest oudste en gangbare manier is van lesgeven.
Binnen het taalonderwijs is het gebruikelijk om de leerstof op te splitsen in verschillende gebieden. In de Wet op
het Basisonderwijs zijn voor het taalonderwijs kerndoelen opgenomen die worden onderverdeeld in:
Mondeling onderwijs
Schriftelijk onderwijs
Taalbeschouwing, waaronder strategieën
In de praktijk zie je dat taalmethode een verdeling in de volgende domeinen hanteert:
Mondelinge taalvaardigheid
Bij mondelinge taalvaardigheid staat het spreken en luisteren en het voeren van allerlei mondelinge
gespreksvormen centraal. Kinderen leren spreek- en luisterstrategieën. Het domein wordt ook wel aangeduid
als spreken en luisteren. → zie hoofdstuk 3
Woordenschat
Bij woordenschat gaat het om het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen, zegswijzen
en spreekwoorden. Het gaat ook over het leren van strategieën om achter de betekenis van nieuwe woorden te
komen. → zie hoofdstuk 4
Beginnende geletterdheid
1
, Onder geletterdheid verstaan wij het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en te gebruiken. De
ontwikkeling van geletterdheid bestaat uit drie stadia:
Stadia 1. Ontluikende geletterdheid: dit is de ontwikkeling van de geletterdheid in de voorschoolse periode van
0 tot 4 jaar.
Stadia 2. Beginnende geletterdheid: dit is de ontwikkeling van de geletterdheid in de groepen 1 tot en met 3.
Stadia 3. Gevorderde geletterdheid: dit is de ontwikkeling van de geletterdheid in de groepen na groep 3.
Beginnende geletterdheid is eigenlijk geen domein in het taalonderwijs. Beginnende geletterdheid gaat over het
leren lezen in groep 3. Hier leert een kind het aanvankelijk lezen. Het technisch lezen heeft betrekking tot de
groepen na groep 3. Bij het aanvankelijk lezen willen we kinderen de beginsels van het leren lezen bijbrengen.
Voortgezet technisch lezen
In de groepen na groep 3 krijgen de kinderen voortgezet lezen. een onderdeel daarvan is technisch lezen. bij
technisch lezen gaat het niet alleen om het ontcijferen van letters en hardop lezen van woorden, maar er wordt
ook aandacht besteed aan efficiënte leesstrategieën. Het doel hiervan is om de vaardigheid van het decoderen
van teksten te vergroten. Het gaat alleen om het nauwkeurig lezen van de tekst, niet om het begrijpen hiervan.
Begrijpend lezen
Een andere vorm van voortgezet lezen is begrijpend lezen. Bij begrijpend lezen gaat het om het begrijpen van
de tekst, het achterhalen van de bedoeling.
Stellen
Bij het stellen gaat het om het schrijven van teksten. Kinderen moeten hun gedachten, ervaringen en
waarnemingen kunnen weergeven in de vorm van verschillende soorten teksten.
Jeugdliteratuur
Bij jeugdliteratuur staat het lezen van literaire teksten centraal. Het onderwijs in jeugdliteratuur heeft als doel
een kind in aanraking te brengen met verschillende literaire genres, hun literaire smaak te ontwikkelen en ze te
laten genieten van het lezen van jeugdboeken. Dit is hopelijk een motivatie tot zelfstandig lezen.
Taalbeschouwing
Bij taalbeschouwing wil je kinderen leren te reflecteren op de taalvorm, de manier waarop iets is verwoord en
het gebruik van taal. Het gaat erom dat kinderen in de vorm van de taal bijzonderheden en regelmaat
ontdekken. Zoals dat een persoonsvorm altijd de tijd in de zin aangeeft. Een belangrijk onderdeel van
taalbeschouwing is de traditionele grammatica. Bij deze traditionele grammatica moeten kinderen zinnen
ontleden in zinsdelen en de verschillende soorten woorden kunnen benoemen.
Spelling
Bij spelling gaat het erom dat de kinderen de meest voorkomende woorden correct kunnen schrijven en de
belangrijkste spellingsregels kunnen toepassen.
2.2 Het taalsysteem
2.2.1 De functies van taal
Taal heeft verschillende functies voor mensen. We maken onderscheid tussen de volgende drie functies:
1. De communicatieve of sociale taalfunctie
De taal heeft een communicatieve of sociale taalfunctie als wij deze gebruiken als communicatiemiddel om in
contact te komen met andere mensen. Een spreker wil een boodschap doorgeven aan de hoorder. Een sociale
taalfunctie geeft meer aan dat het bij talige situaties gaat om de interactie tussen mensen. Er zijn verschillende
sociale taalfuncties:
Functie 1. Zelfhandhaving: hierbij beschermd een kind zichzelf en verdedigd wat het heeft.
Functie 2. Zelfsturing: hierbij ordent een kind met woorden hun handelen en kondigt zo plannen aan. Zoals: ‘ik
ga naar de bakker’ of ‘ik ga nu boodschappen doen’.
Functie 3. Sturing van anderen: Wanneer taal wordt gebruikt om andere te sturen. Zoals het volgende vragen:
‘ga je mee?’.
Functie 4. Sturing van het gesprek: hierbij wordt taal gebruikt om het gespreksverloop te beïnvloeden. Zoals: ‘nu
moeten jullie zeggen wat je wilt kopen’.
Voorbeeld van de communicatieve of sociale functie van taal: Een kind maakt aan een ander duidelijk dat er
een bal op de grond ligt.
2. De conceptualiserende of cognitieve functie
De taal heeft een conceptualiserende functie als je het gebruikt als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen
en greep te krijgen op de werkelijkheid. We noemen deze functie ook wel de cognitieve functie van taal, omdat
2
,je met behulp van de taal verwijst naar betekenissen en concepten uit de werkelijkheid. Er zijn drie cognitieve
taalfuncties:
Functie 1. Rapporteren: dit is aan de orde als je verslag doet van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
Functie 2. Redeneren: Hierbij ga je een stapje verder dan beschrijven, want je bewerkt de gebeurtenis door een
extra denkstap in te bouwen. Bijvoorbeeld:
Functie 3. Projecteren: dat wil zeggen dat je je probeert te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van
iemand anders.
Voorbeeld van conceptualiserende of cognitieve functie van taal: een peuter roept het woord bal tegen een rond
voorwerp op de grond en daarmee onderscheidt hij deze van vele andere voorwerpen in de omgeving.
3. Expressieve taalfunctie
Bij de expressieve taalfunctie gebruiken mensen taal om te experimenteren, om hun gevoelens te uiten, om iets
te zeggen dat anderen nog niet eerder zo gezegd hebben. De taal wordt gebruikt als expressiemiddel.
De communicatieve competentie
Jonge kinderen gebruiken taal al snel voor de conceptualiserende of cognitieve functie. Voor de
communicatieve functie is een langer leerproces nodig. Zo moet een kind weten dat je het beste om een koekje
kan vragen door de formulering mag ik een koekje in plaats van koekje. Het vermogen om de communicatieve
functie van taal te gebruiken noemen we de communicatieve competentie. Of je deze competentie goed kunt
gebruiken hangt af van je kennis van het taalsysteem of taalregels. De communicatieve competentie wordt ook
wel onderscheiden in verschillende deelcompetenties:
Grammaticale competentie
Bij de grammaticale competentie (linguïstische competentie) gaat het niet alleen om het kennen van de
grammatica regels, maar ook om woordenschat, het correct vervoegen en verbuigen van woorden en de kennis
van de correcte uitspraak van woorden. Dit is kennis van de taal en de taalregels die nodig zijn om adequaat te
kunnen communiceren.
Tekstuele competentie
Bij de tekstuele competentie gaat het om de kennis van gesproken en geschreven teksten. Bijvoorbeeld weten
hoe je een gesprek begint en eindigt.
Strategische competentie
Bij de strategische competentie gaat het om het vermogen van een taalgebruiker om strategieën te hanteren
om zo bepaalde doelen te bereiken. Het gaat om schrijfstrategieën en spreek- en luisterstrategieën.
Functionele competentie
De functionele competentie is het vermogen van een taalgebruiker om zijn taalgebruik aan te passen aan een
specifieke situatie. Bijvoorbeeld het hanteren van formeel of informeel taalgebruik.
De laatste twee competenties worden ook wel pragmatische competenties genoemd, omdat ze betrekking
hebben op de praktijk en het concrete taalgebruik.
2.2.2 De verschillende niveaus van taal
De taal is een systeem dat is opgebouwd uit allerlei elementen. We spreken van verschillende niveaus in taal:
Niveau Regels voor:
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden
Syntactisch niveau Volgorde van woorden
Semantisch niveau Betekenis
Pragmatisch niveau Gebruik
Orthografisch niveau Spelling
Onze taal is een recursief systeem. Dat houdt in dat een element van de taal weer eenzelfde element van de
taal kan bevatten. Zo kan een zin ook weer een andere zin bevatten. Dit zorgt ervoor dat er een oneindig aantal
taaluitingen kunnen worden geproduceerd.
3
, Een zin die ook een andere zin bevat noemen wij een samengestelde zin.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper femkelutter01. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,47. Je zit daarna nergens aan vast.