100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting 'Tussen Wet en Wetenschap' H1 t/m H35 (volledig) ISBN 9789462129313 €10,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting 'Tussen Wet en Wetenschap' H1 t/m H35 (volledig) ISBN 9789462129313

2 beoordelingen
 196 keer bekeken  23 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling
  • Boek

Samenvatting van het volledige boek (hoofdstuk 1 t/m 35) van Tussen Wet en Wetenschap (De psychologie van het recht), met ISBN-nummer 9789462129313. De samenvatting is geschreven in augustus-september 2024 en betreft de 1e druk. Het boek wordt aanbevolen voor studenten rechtspsychologie en recherch...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 82  pagina's

  • Ja
  • 16 september 2024
  • 82
  • 2024/2025
  • Samenvatting

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: maudsheridan • 6 dagen geleden

review-writer-avatar

Door: oleelshof • 2 weken geleden

Erg duidelijk en volledig

avatar-seller
Samenvatting “Tussen Wet en Wetenschap”


A) FUNDAMENTEN

Hoofdstuk 1 Over de rechtspsychologie
Annelies Vredeveldt, Robert Horselenberg en Jan W. de Keijser

Er zijn twee taken voor rechtspsychologen binnen het recht:
1. De studie van het recht als een gedragstechnologie
2. De studie van gedrag dat onder invloed van het recht staat of zou moeten staan

Verschillen tussen het recht en de psychologie:
- Het recht is normatief
o Normatief: Wat hoort en wat hoort niet en met welke procedures dient de juiste toestand
bereikt te worden?
- De psychologie is descriptief
o Descriptief: Hoe spelen regels feitelijk een rol in het gedrag van mensen, hoe worden
beslissingen genomen en hoe verhoudt zich dat tot het normatieve juridische kader?
 De verschillende perspectieven van het recht enerzijds en de psychologie anderzijds leiden soms tot
misstanden.

Verschillen tussen de rechtspsychologie en de forensische psychologie:
- Oorsprong
o Rechtspsychologie komt voort uit de psychologische functieleer (algemeen menselijke
functies, bijv. waarnemen, herinneren en beslissen)
o Forensische psychologie komt voort uit de klinische psychologie (afwijkend gedrag van
individuen)
- Type onderzoek
o Rechtspsychologie heeft empirische studies als basis
o Forensische psychologie heeft individuele casuïstiek als basis

Toepassingen van de doorwerking van rechtspsychologische inzichten:
1992: Publicatie Dubieuze zaken van Hans Crombag, Peter van Koppen en Willem Albert Wagenaar.
1997: Publicatie Een theorie over rechterlijke beslissingen van Hans Crombag, Johan de Wijkerslooth en Job
Cohen.
2002: Start van Project Gerede Twijfel door Peter van Koppen.
2005: Start van de Commissie Evaluatie Afgedane Strafzaken (CEAS of Posthumus II) waarbij
politiefunctionarissen twijfels over de schuld van een veroordeelde konden melden.
2012: Wet hervorming en herziening
o Wetgeving waarbij de definitie van een novum is verruimd waarbij een nieuw
deskundigenrapport voortaan ook onder een novum kan vallen wanneer aannemelijk is dat
deze kennis tot een ander oordeel zou hebben geleid.
o Start van de Adviescommissie Afgedane Strafzaken (ACAS; opvolger van CEAS) waarbij ook
wetenschappers en overige deskundigen van buiten het juridische vakgebied in de commissie
zitten om herzieningsadviezen aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad te doen, en
waarbij ook veroordeelden een herzieningsaanvraag konden doen.
Kritiek op de ACAS:
 De ACAS moet een oordeel vellen over het novum waarbij wordt afgewogen of de
Hoge Raad tot herziening zou besluiten (in plaats van of de veroordeelde onschuldig
zou kunnen zijn)
 De financiële drempel voor veroordeelden om de ACAS in te kunnen schakel ligt
(nog) te hoog



Pagina 1 van 82

, Samenvatting “Tussen Wet en Wetenschap”


2017: Start van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) voor rechtspsychologen op drie
gebieden: (1) validiteit van verklaringen, (2) leugendetectie en (3) bewijs en bewijsvergaring.
Hoofdstuk 2 Klassieke experimenten in de rechtspsychologie
Jan W. de Keijser, Robert Horselenberg, Linda M. Geven, Peter J. van Koppen & Marko Jelicic

Klassiek experimenteel onderzoeksdesign:
1. Voormeting
2. Manipulatie (interventie) bij de experimentele groep, geen manipulatie bij de controlegroep
3. Nameting
Proefpersonen zijn at random toegewezen aan de experimentele groep of aan de controlegroep, wat maakt
dat elk verschil tussen beide groepen tijdens de nameting en dat nog niet waarneembaar was tijdens de
voormeting, toegeschreven kan worden aan de experimentele manipulatie.

Interne validiteit = mate waarin je met zekerheid kunt stellen dat een effect het gevolg is van een bepaalde
oorzaak (manipulatie). Binnen de rechtspsychologie is deze hoog vanwege de zuivere toepassing van het
klassieke experimentele onderzoeksdesign waarmee causale verbanden kunnen worden gemeten.
Externe validiteit = mate waarin je met zekerheid de resultaten kunt generaliseren naar andere
omstandigheden of groepen. Binnen de rechtspsychologie is deze laag omdat er niet wordt gewerkt met
grote steekproeven die representatief zijn voor de populatie, en de onderzoeksomstandigheden niet
representatief zijn voor de werkelijke situaties.

Bij survey-onderzoek daarentegen is de interne validiteit laag en de externe validiteit hoog.

Er worden acht beroemde en invloedrijke rechtspsychologische onderzoeken besproken.

1. Suggestie en de invloed van post-hoc informatie (studie met botsende auto’s)
Elizabeth Loftus (1974)
Proefpersonen kregen zeven korte filmpjes te zien met daarin aanrijdingen van twee auto’s. Na het zien van
ieder filmpje werd hen een vraag gesteld.
Experimentele groep: “About how fast were the cars going when they hit/bumped/collided/smashed
each other?”
Controlegroep: “About how fast were the cars going when they contacted each other?”
In de nameting moesten de proefpersonen de snelheid van de auto’s inschatten.
Experimentele groep: 40 mijl per uur
Controlegroep: 31,8 mijl per uur
Dus, de vorm van een vraag kan het antwoord van getuigen beïnvloeden.
In het verlengde hiervan, misleidende informatie achteraf kan de herinnering van een gebeurtenis doen
veranderen. Daarnaast kan suggestieve informatie achteraf een herinnering van een niet gebeurde
gebeurtenis creëren (bijv. het aanpraten van de herinnering aan een ballonvlucht).

2. Veranderingsblindheid (deurstudie)
Daniel Simons & Daniel Levin (1998)
Voorbijgangers werden op een universiteitscomplex aangesproken door een jongeman met een plattegrond
in zijn hand die hen de weg vroeg. De voorbijganger begon te vertellen welke richting hij op moest lopen.
Experimentele groep: de voorbijganger en de ‘verdwaalde jongeman’ werden beide aan de kant
geduwd door een tweetal mannen dat een deur droeg. Op het moment dat de deur het zicht
wegnam bij de voorbijganger, wisselde de ‘verdwaalde jongeman’ van plaats met één van de mannen
die de deur droeg, die qua lengte, postuur en stem niet overeen kwam met de ‘verdwaalde
jongeman’, maar die wel het gesprek overnam met de voorbijganger.
In de nameting werd de voorbijganger op het eind van het gesprek – wanneer deze had verteld hoe hij op de
plaats van bestemming moest komen – gevraagd of hij iets ongebruikelijks had gezien toen zij ruw door de
twee mannen met de deur werden gestoord.

Pagina 2 van 82

, Samenvatting “Tussen Wet en Wetenschap”


Experimentele groep: meer dan de helft had de persoonsverwisseling niet opgemerkt.

Change blindness = verschijnsel waarbij een persoon blind is voor verandering.
Dus, veranderingsblindheid verklaart waarom ooggetuigen soms onschuldigen die toevallig op de plaats
delict waren, identificeren als de dader.
In het verlengde hiervan, veranderingsblindheid treedt vooral op wanneer mensen informatie op een
oppervlakkige wijze encoderen.

3. Valse bekentenissen (Alt-toets-experiment)
Saul Kassin & Katherine Kiechel (1996)
Proefpersonen voerden in tweetallen een reactietijdentest uit waarbij de ene persoon letters opnoemde en
de ander die letters intoetste. Eén van de proefpersonen was een confederate. De proefpersonen kregen van
tevoren een instructie waarin duidelijk werd gemaakt dat de Alt-toets niet mocht worden aangeraakt, want
anders zou de computer crashen. Tijdens de reactietijdentest wanneer de confederate letters opnoemde en
de daadwerkelijke proefpersoon deze intoetste, crashte de computer en kwam de onderzoeksleider binnen
waarbij hij de daadwerkelijke proefpersoon beschuldigde van het hebben aangeraakt van de Alt-toets. De
onderzoeksleider vroeg hierbij aan de andere proefpersoon (de confederate) of hij iets had gezien.
Experimentele groep: de confederate gaf aan te hebben gezien dat de proefpersoon de Alt-toets had
aangeraakt (vals bewijs).
Controlegroep: de confederate gaf aan niets gezien te hebben (geen vals bewijs).
In de nameting werd bezien of de proefpersoon bekende de Alt-toets te hebben aangeraakt. Na afloop
werden ze nog door een andere confederate bevraagd over wat er nu gebeurd was voor het testen van
internaliseren. Vervolgens gingen ze nog met de onderzoeksleider in gesprek waarbij details van de
gebeurtenis werden uitgevraagd voor het testen van confabuleren.
Experimentele groep: 89% bekende bij een laag voorleestempo; 100% bekende bij een hoog
voorleestempo. 44% internaliseerde bij een laag voorleestempo; 65% internaliseerde bij een hoog
voorleestempo. 35% confabuleerde details.
Controlegroep: 35% bekende bij een laag voorleestempo; 65% bekende bij een hoog voorleestempo.
0% internaliseerde bij een laag voorleestempo; 12% internaliseerde bij een hoog voorleestempo.
Dus, uitsluitend het confronteren met vals belastend ooggetuigenbewijs kan leiden tot een enorme toename
in valse bekentenissen.

4. Commissies in het geheugen: crashing memories en source monitoring errors
Hans Crombag, Willem Albert Wagenaar & Peter van Koppen (1992)
In 1992 is er een vrachtvliegtuig neergestort op de Bijlmerflats. Hiervan bestaan géén beelden.
Proefpersonen werden hierop bevraagd.
Experimentele groep: “Heb je de opnames gezien van het neerstorten van de Boeing?” + “Hoe lang
duurde het voordat het vuur begon na de crash?”
In de nameting werden de antwoorden op bovenstaande vragen in kaart gebracht.
Experimentele groep: 55% gaf aan de opnames gezien te hebben; 82% hiervan dacht dat het vuur
direct of kort daarna begon.
Dus, suggestieve vragen kunnen verklaringen over herinneringen uitlokken al kunnen deze herinneringen niet
bestaan doordat het om een niet-bestaande gebeurtenis gaat.
Mogelijke verklaringen:
- Inferentieproces: op basis van ideeën en kennis over wat er gebeurd zou kunnen zijn, worden
conclusies over waarnemingen gevormd.
- Source monitoring error = verschijnsel waarbij kennis foutief wordt aangemerkt als externe bron
(waarneming) in plaats van als interne bron (fantasie).




Pagina 3 van 82

, Samenvatting “Tussen Wet en Wetenschap”




5. Simpele pseudo-herinneringen (Deese-Roediger-McDermott-paradigma)
James Deese (1959), Henry Roediger & Kathleen McDermott (1995)
Proefpersonen leren een lijst van woorden die sterk geassocieerd zijn met één woord, de critical lure, maar
dit woord is zelf niet in de lijst opgenomen.
Experimentele groep: Er werd gevraagd of de critical lure de proefpersoon bekend voorkwam of dat
zij het zich herinnerden dat het in de woordenlijst stond.
In de nameting werd in kaart gebracht of er pseudoherinneringen ontstonden door de proefpersoon te
bevragen op het bekend voorkomen of het herinneren van de critical lure.
Experimentele groep: 77% kwam de critical lure bekend voor en 55% herinnerde zich de critical lure.
Mogelijke verklaringen voor het accepteren van de critical lure:
- Activation/monitoring theory = theorie die stelt dat een sterke associatie van de woordenlijsten ook
zorgt voor activatie van de critical lure waarbij er sprake is van een source monitoring error omdat de
persoon zich vergist in de vraag of een woord vanuit een interne of externe bron afkomstig is.
- Fuzzy trace theory = theorie die stelt dat een ervaring zorgt voor twee geheugensporen:
1. Verbatim representation: letterlijk spoor van de ervaring waarin alle kenmerken ervan worden
vastgelegd.
2. Gist representation: algemeen, fuzzy, spoor van de ervaring waarin geen kenmerken ervan
worden vastgelegd.
Hierbij wordt de critical lure geaccepteerd omdat deze overeenkomt met de gist van de woordenlijst
terwijl de verbatim herinnering verdwenen is.
Kritiek op het DRM-paradigma:
- De externe validiteit is laag daar het accepteren van een critical lure bij een woordenlijst niet te
generaliseren is tot een pseudo-herinnering aan seksueel misbruik.
o Het DRM-paradigma laat echter zien dat geheugenfouten makkelijk kunnen ontstaan en dat
er dus ook pseudo-herinneringen kunnen optreden.

6. Compliance (experiment waarbij lijnlengtes in groepsverband geschat moeten worden)
Solomon Ash (1951)
Proefpersonen moesten in het bijzijn van zeven andere proefpersonen – welke in werkelijkheid confederates
waren – de lengte van een getoonde lijn matchen met één van de drie lijnen van verschillende lengtes,
afgebeeld op de referentiekaart. De volgorde was telkens zo dat eerst de zeven confederates hun antwoord
(A/B/C) gaven, en hierna de proefpersoon. Hiervan waren 18 trials.
Experimentele groep: in 12 trials werd door de confederates beurtelings hardop en unaniem een
verkeerd antwoord gegeven; in de andere 6 trials werd door de confederates beurtelings hardop en
unaniem het juiste antwoord gegeven.
Controlegroep: in alle trials werd door de confederates beurtelings hardop en unaniem het juiste
antwoord gegeven.
In de nameting werd gekeken naar hoe veel goede antwoorden de proefpersonen gaven op de vraag met
welk van de drie lijnen (A/B/C) de getoonde lijn qua lengte overeenkwam.
Experimentele groep: in 33% van de gevallen conformeerde de proefpersoon zich aan het verkeerde
meerderheidsantwoord.
Controlegroep: in 1% van de gevallen gaf de proefpersoon een verkeerd antwoord.
Dus, groepsconformiteit/meegaandheid (compliance) met een meerderheidsstandpunt speelt een rol, ook al
is het overduidelijk dat dat standpunt onjuist is, en ook al is er geen sprake van enige vorm van (expliciete)
aansporing of beïnvloeding.
In het verlengde hiervan, het conformiteitseffect is maximaal en verzadigd bij groepen van drie confederates.
Er zijn echter grote individuele verschillen tussen proefpersonen, dus de individuele geneigdheid tot
compliance is van invloed op de daadwerkelijke meegaandheid.
Godjonsson Compliance Scale (GCS) = instrument om de individuele geneigdheid tot compliance te
meten.

Pagina 4 van 82

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ASteijvers. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen

Laatst bekeken door jou


€10,49  23x  verkocht
  • (2)
  Kopen