BLAD:
-ALGEMEEN
functies
-fotosynthese
-verdamping
-voorraad
-bescherming
-steun
-aantrekking bestuivers
inplanting
-verspreid (a)
-afwisselend (b)
-kruisgewijs (c)
-kransgewijs (d)
-rozet (e)
-DELEN VAN EEN BLAD
bladschede
-bevestigt blad aan stengel
-onderste deel aan stengel = soms schijnstengel
-mogelijke bladaanhangsels:
o steunblaadjes of stipula (gemetamorfoseerd worden tot doornen of tuitje)
o tongetje = bevindt zich op overgang bladschijf en bladschede
o oortjes
bladsteel (=petiolus)
-meestal aan rand van bladschijf
-afwezig: zittend en/of stengelomvattend blad
-omgevormd tot bladachtige structuur (fyllodium): beperkte ontwikkeling bladschijf,
functie wordt overgenomen door verbrede bladsteel
bladschijf
= nerven (vaatbundels) + bladmoes
-samengestelde bladeren = bladschijf zo diep ingesneden dat deelblaadjes ontstaan
op de hoofdnerf (maar één okselknop)
-BLADMETAMORFOSEN
Heterofyllie:
= verschillende bladvormen op zelfde plant
Milieuheterofyllie:
= gevolgt uit variatie in het milieu (bv: waterranonkel)
Fyllodium:
= gereduceerde bladschijf, verbrede bladsteel die de
fotosynthetische functie van de bladschijf overneemt
1
, Bladranken:
= volledig of delen van het blad vormt ranken
-niet geleed (vs. stengelrank)
Bladbeker en vangblad:
-bij carnivore planten
-bladschede is assimilatieorgaan
-bladschijf is omgebouwd tot een beker
= passief systeem
-secreterende trichomen zorgen dat prooi niet ontsnapt
Bladdoornen:
= bladeren veranderd in doornen
Wortelachtige bladeren:
Bv: twee bladrijen bevinden zich op het water en een blad rij
in het water
Bladrokken bij bol(schijf):
= gemetamorfoseerde bladeren (=rokken of schubben)
-ontwikkelt zich uit bladschede van afgestorven bladeren
-voorraad functie
Succulente bladeren:
= verdikte bladeren
-bevatten extra parenchym, hierin kan een grote hoeveelheid
water opgeslagen worden
Laagte bladeren:
= schubben op wortelstokken, bollen, knollen of rond
knoppen
-beschermende functie
2
-ALGEMEEN
functies
-fotosynthese
-verdamping
-voorraad
-bescherming
-steun
-aantrekking bestuivers
inplanting
-verspreid (a)
-afwisselend (b)
-kruisgewijs (c)
-kransgewijs (d)
-rozet (e)
-DELEN VAN EEN BLAD
bladschede
-bevestigt blad aan stengel
-onderste deel aan stengel = soms schijnstengel
-mogelijke bladaanhangsels:
o steunblaadjes of stipula (gemetamorfoseerd worden tot doornen of tuitje)
o tongetje = bevindt zich op overgang bladschijf en bladschede
o oortjes
bladsteel (=petiolus)
-meestal aan rand van bladschijf
-afwezig: zittend en/of stengelomvattend blad
-omgevormd tot bladachtige structuur (fyllodium): beperkte ontwikkeling bladschijf,
functie wordt overgenomen door verbrede bladsteel
bladschijf
= nerven (vaatbundels) + bladmoes
-samengestelde bladeren = bladschijf zo diep ingesneden dat deelblaadjes ontstaan
op de hoofdnerf (maar één okselknop)
-BLADMETAMORFOSEN
Heterofyllie:
= verschillende bladvormen op zelfde plant
Milieuheterofyllie:
= gevolgt uit variatie in het milieu (bv: waterranonkel)
Fyllodium:
= gereduceerde bladschijf, verbrede bladsteel die de
fotosynthetische functie van de bladschijf overneemt
1
, Bladranken:
= volledig of delen van het blad vormt ranken
-niet geleed (vs. stengelrank)
Bladbeker en vangblad:
-bij carnivore planten
-bladschede is assimilatieorgaan
-bladschijf is omgebouwd tot een beker
= passief systeem
-secreterende trichomen zorgen dat prooi niet ontsnapt
Bladdoornen:
= bladeren veranderd in doornen
Wortelachtige bladeren:
Bv: twee bladrijen bevinden zich op het water en een blad rij
in het water
Bladrokken bij bol(schijf):
= gemetamorfoseerde bladeren (=rokken of schubben)
-ontwikkelt zich uit bladschede van afgestorven bladeren
-voorraad functie
Succulente bladeren:
= verdikte bladeren
-bevatten extra parenchym, hierin kan een grote hoeveelheid
water opgeslagen worden
Laagte bladeren:
= schubben op wortelstokken, bollen, knollen of rond
knoppen
-beschermende functie
2