Ziekteleer bij patiënten met cardiovasculaire
aandoeningen
Geneesmiddelen
→ Voor aandoeningen van hart of bloedvaten
Relevantie
- Geneesmiddelen die een patiënt neemt, geven in grote mate informatie over de aandoeningen
waarvoor de patiënt behandeld wordt (diagnose)
- Goed weten waaraan uw patiënt medisch lijdt, leidt tot een betere, professionele en
geïndividualiseerde aanpak (behandeling)
- Als paramedicus heeft u vaak frequenter/langduriger/persoonlijker contact met de patiënt dan een
arts, waardoor vragen eerder bij u zullen terechtkomen
- Een professioneel antwoord over het gebruik van geneesmiddelen vergt kennis over de
onderliggende aandoening, en over het nut en de werking van het geneesmiddel
o Vooral het geven van een verkeerd advies is te vermijden
Thrombusvorming
= klontervorming in het bloed
- Meerdere factoren betrokken: bloedplaatjes, stollingsfactoren, endotheel (slijmvlies van de
bloedvatwand)
1. Eerst wordt het endotheel beschadigd (bv thv een atheroomplaat, een vulnerabele plaque in de
slagader)
2. Bloedplaatjes zullen zich vasthechten op deze plaats (binden aan de von Willebrand factor en aan
collageen) = ADHESIE
3. Bloedplaatjes die aan collageen gehecht zijn, worden door het stollingseiwit thrombine geactiveerd
= ACTIVATIE
4. Waardoor ze stoffen vrijzetten: thromboxaan, ADP en thrombine
5. Hierdoor worden nog veel meer bloedplaatjes aangetrokken en wordt het proces van
klontervorming versterkt en versneld
6. De vrijgekomen stoffen zullen ook maken dat de bloedplaatjes van vorm veranderen (ADP gaat op
zijn receptor op de bloedplaatjes zitten): ze krijgen armpjes om elkaar beter te kunnen vastpakken
(het GP IIb-IIIa wordt geactiveerd) en het stollingseiwit fibrinogeen wordt betrokken voor het maken
van extra verbindingen tussen de bloedplaatjes (klontervorming) = AGGREGATIE
, 1. Plaatjesremmers = anti-aggregatie (bloedverdunners)
Indicatie: ischemisch hartlijden
- Hierbij is thrombusvorming het gevolg van endotheelbeschadiging, bv ruptuur van een vulnerabele
atheroomplaque of bv het plaatsen van een stent in de slagader
Cox-1-inhibitoren
- Bv. aspirine (acetylsalicylzuur), Asaflow, cardioaspirine
- In pilvorm via de mond in te nemen (peroraal, per os)
- Werken in op de bloedplaatjes (onomkeerbaar), waardoor de bloedplaatjes niet meer goed aan
elkaar kunnen kleven, door inhibitie van het COX-enzyme, waardoor minder thromboxane (TXA2)
wordt gevormd
- Dit is de minst sterke bloedverdunner
- De onomkeerbare binding van de medicatie op de bloedplaatjes, betekent dat de werking van deze
medicatie meerdere dagen zal duren (ook als zij niet meer wordt ingenomen), namelijk tot de
bloedplaatjes vervangen zijn door nieuwe bloedplaatjes die nog niet werden blootgesteld aan de
medicatie
- Vandaar moet deze medicatie 7 dagen op voorhand worden gestopt, als men de werking ervan wil
stopzetten, bv voor een ingreep waarbij men het bloedingsrisico wil beperken
, o Voor de meeste proceduren wordt deze medicatie NIET onderbroken (en wordt het beperkt
verhoogde bloedingsrisico aanvaard), met uitzondering van ingrepen op de hersenen en het
ruggenmerg
P2Y12 ADP-receptor-antagonisten
- Bv. clopidogrel, prasugrel, ticagrelor
- In pilvorm via de mond in te nemen (peroraal, per os)
- Werken in op de bloedplaatjes (onomkeerbaar), waardoor de bloedplaatjes niet meer goed aan
elkaar kunnen kleven, door de werking van het ADP op zijn receptor tegen te gaan, waardoor
minder GPIIb-IIIa activatie
- Deze bloedverdunners zijn sterker dan aspirine, maar minder sterk dan de anticoagulantia
- Clopidogrel en prasugrel binden onomkeerbaar, waardoor het langer duurt vooraleer ze uitgewerkt
zijn, namelijk tot de bloedplaatjes vervangen zijn door nieuwe bloedplaatjes die nog niet werden
blootgesteld aan de medicatie
o Vandaar wordt deze medicatie 7 dagen op voorhand gestopt, als men de werking ervan wil
stopzetten, bv voor een ingreep waarbij men het bloedingsrisico wil beperken
- Ticagrelor bindt omkeerbaar, waardoor het na stopzetting sneller is uitgewerkt, omdat het
medicament terug loskomt van zijn receptor op het bloedplaatje en daardoor zijn werking verliest
o Dit laat toe om de medicatie eventueel minder dan 7 dagen op voorhand te stoppen, maar
meestal wordt ook hier 7 dagen gehanteerd
o Voor de meeste ingrepen is het noodzakelijk dat deze medicatie op voorhand wordt gestopt
2. Ontstollingsmiddelen = anticoagulantia (bloedverdunners)
Indicaties
- Mechanische kunstkleppen → vitamine K antagonisten, heparine (overgangsfase)
- Voorkamerfibrillatie → DOACs
Vitamine K antagonisten = coumarines
- Bv. Marcouman, Sintrom, Marevan
- In pilvorm via de mond in te nemen (peroraal, per os), de dosis is voor iedereen verschillend (INR-
controles in het bloed → kijken of bloed niet te dun of dik is)
- Werken in op de stollingsfactoren: door het onderdrukken van de vorming van prothrombine,
waardoor minder fibrine wordt gevormd en het bloed minder stolbaar wordt
o Vitamine K zorgt ervoor dat bepaalde stollingsfactoren geactiveerd worden → antagonist
werkt effect tegen
- Deze bloedverdunners zijn sterker dan de plaatjesremmers en vergen regelmatige bloedcontrole
(INR-ratio) om te zorgen dat het bloed voldoende, maar ook niet te veel ontstold is
- Vandaar moet deze medicatie meestal minstens 7 dagen op voorhand worden gestopt, als men de
werking ervan wil stopzetten, bv voor een ingreep waarbij men het bloedingsrisico wil beperken
- Voor quasi alle procedures wordt deze medicatie op voorhand onderbroken
Directe thrombine inhibitoren en factor Xa-inhibitoren = DOAC (direct oral anticoagulation)
- Bv. dabigatran, rivaroxaban, apixaban, edoxaban
- In pilvorm via de mond in te nemen (peroraal, per os), de dosis is voor alle patiënten gelijk (geen
INR-controles nodig)
o Er dient wel rekening te worden gehouden met de nierfunctie (medicament wordt niet goed
verwijderd)
- Werken in op de stollingsfactoren: door het blokkeren van thrombine of het verhinderen van de
werking van stollingsfactor Xa, waardoor minder fibrine wordt gevormd en het bloed minder
stolbaar wordt
, - Deze bloedverdunners zijn sterker dan de plaatjesremmers, even sterk als de vitamine K-
antagonisten
- Vandaar moet deze medicatie meestal 2 dagen op voorhand worden gestopt (tussen 1 en 4 dagen),
als men de werking ervan wil stopzetten, bv. voor een ingreep waarbij men het bloedingsrisico wil
beperken
- Voor alle procedures wordt deze medicatie op voorhand onderbroken
Heparine: ongefractioneerd heparine (UFH), laagmoleculaire heparine (LMWH)
- Bv. UFH, Clexane, Fraxiparine
- Intraveneus (via infuus in de ader) voor UFH, subcutaan (via spuitje onder de huid) voor LMWH, de
dosis wordt berekend op lichaamsgewicht en rekening wordt gehouden met de nierfunctie
- Werken in op de stollingsfactoren: door de werking van stollingsfactor X (en thrombine) te remmen,
waardoor minder fibrine wordt gevormd en het bloed minder stolbaar wordt
- Deze bloedverdunners zijn sterker dan de plaatjesremmers, even sterk als de vitamine K-
antagonisten en de DOACs
- Vandaar moet deze medicatie op voorhand worden gestopt, maar gezien de vrij korte werkingsduur
meestal pas de avond voordien, als men de werking ervan wil stopzetten, bv. voor een ingreep
waarbij men het bloedingsrisico wil beperken
- Voor alle procedures wordt deze medicatie op voorhand onderbroken
3. Cholesterolverlagende medicatie
Cholesterol
- Wordt voor een deel opgenomen via de voeding in de dunne darm
- Wordt voor een deel aangemaakt in de lever, door HMG-coenzyme A
• LDL = low density lipoprotein = slechte cholesterol: brengt cholesterol naar/in de vaatwand →
veroorzaakt atheroomplaque
o Target voor therapie
• HDL = high density lipoprotein = goede cholesterol: haalt cholesterol terug weg uit de vaatwand