In 1819 maakte de eerste stoomboot de commerciële oversteek van de
Atlantische Oceaan.
Door verbeteringen in staalproductie en machinebouw groeide het
spoornetwerk snel.
De transportkosten daalden, waardoor graan wereldwijd goedkoper werd,
wat goed was voor Europese consumenten, maar slecht voor graanboeren.
In sommige landen werden tarieven ingevoerd om de boeren te
beschermen, terwijl andere boeren overstapten op zuivelproductie.
Goedkoop graan werd gebruikt voor veevoer en zuivelproducten. Dit
leidde in Europa tot een leegloop van het platteland, met migratie naar
steden of de VS. De wereldwijde graanmarkt bracht welvaart, maar ook
migratie en ongelijkheid.
10.1. HANDEL = SAMENWERKING
Wanneer een land graan uitvoert en textiel invoert, ontstaat een
afhankelijkheid door samenwerking tussen sectoren.
In de moderne economie is zelfvoorziening niet nodig, omdat handel en
specialisatie efficiëntie bieden. Veel producten die we consumeren, zoals
technologie, voedsel en kleding, komen uit andere landen.
Nationale handel is intensiever dan internationale handel, omdat
landsgrenzen extra barrières creëren. Overheden kunnen internationale
handel reguleren om binnenlandse sectoren te beschermen, wat voordelen
heeft voor sommige maar nadelen voor andere.
Beperkingen op handel kunnen soms welvaart behouden, zoals het
beschermen van cultureel belangrijke sectoren, bijvoorbeeld de landbouw.
Echter, vrijhandel heeft bredere effecten dan alleen prijsvoordelen en kan
de samenleving veranderen.
10.2. GLOBALISERING GEMETEN
België, een kleine open economie, heeft door zijn centrale ligging sterke
handelsbanden met buurlanden. Ongeveer 40% van de Belgische import
en export komt van en naar Duitsland, Frankrijk en Nederland. De handel
is goed voor 165% van het BBP van België, terwijl dit percentage voor
grotere landen zoals Frankrijk en de VS lager is.
België fungeert als transitland, waarbij veel handelsstromen weinig
economische waarde toevoegen.