Theoretische orthopedagogiek
Hoofdstuk 1: Alle orthopedagogisch handelen is agogisch handelen
1 Inleiding
Alle orthopedagogisch handelen vertrekt vanuit agogisch handelen.
Elke orthopedagoog is een agoog maar niet elke agoog is een orthopedagoog.
De agogiek is de leer van het doen veranderen van de mensen
2 Wat is agogie(k)?
Pedagogiek: Pais = kind, Agogos= hij die leidt, de gids, de bestuurder, agein=
begeleider, leiden, voeren, besturen, ergens heen brengen).
Agogiek is de wetenschap met betrekking tot het begeleiden (ondersteunen) van
mensen.
Een agoog is een ‘veranderaar’, ‘iemand die anderen begeleidt om hen door middel
van hun eigen handelen tot gedragsveranderingen te laten komen.
3 Doen veranderen: ‘Theory of changing’
Theory of change:
Veranderingen ten gevolge spontane veranderingsprocessen. (langs je neus weg)
Theory of changing:
Veranderingsprocessen die bewust en doelgericht worden opgezet met het oog op
verandering.
Anders maken, doen veranderen…
Agogie is nooit langs je neus weg
4 Met of zonder K?
Geen k achter = het handelen zelf, de praktijk
Agogie of het agogisch handelen staat voor “de intentionele, niet wederkerige
beïnvloeding door één of meerdere personen gericht op een wenselijk geachte
wijziging, door de cliënt ervaren als welzijnsbevordering” (ten Have, 1973)
K erachter = de wetenschap, de leer ervan
Agogiek, zo schrijft Koffeman (1976), “is een verzamelnaam voor de leer van het
leiden, begeleiden van mensen, ongeacht hun leeftijd, op een beroepsmatige manier.”
5 Drie sleutelbegrippen van het agogisch handelen
5.1 Sleutelbegrip 1: Veranderen of beïnvloeden
Doel agogie = het handelen van mensen veranderen
Een ‘ideaalbeeld’, ‘totale vorming’ bestaat niet
Iedereen moet blijven ‘veranderen’.
We spreken over ‘permanente educatie’, ‘altijd durend leren’, ‘eeuwig durende
opvoeding’
5.2 Sleutelbegrip 2: Handelen
,Gedrag
Zichtbaar & (objectief) observeerbaar
Ook instinctief en impulsief
Handelen
Wat we bewust doen, ‘denkmoment’
Ook wat onzichtbaar is: gedachten, gevoelens, intenties, drijfveren, motieven,
redenen, betekenisverlening
Doen veranderen, is kijken naar het handelen en in dialoog gaan observeren
en communiceren
= Gedrag gebeurd spontaan, het handelen moet je zelf ondernemen (zelf over
nadenken).
5.3 Sleutelbegrip 3: Emancipatie of empowerment als doel
Emancipatie = zich losmaken van de vaderlijke macht, veranderen in de richting van
de persoon zelf
6 Richtinggevende kenmerken van het agogisch handelen
Psychosociale verandering (Iemand zijn gevoelswereld, in combinatie hoe die in
interactie treed bij een ander.)
Doelgericht (Gezondheid verbeteren, verstandigheid vergroten, emotioneel
stabiel te worden)
Systematisch (Stapsgewijs)
Bewust (Goed over nagedacht)
Gewenst door betrokkenen (Zal niet altijd zo zijn, soms op voorwaarde van)
Niet even wederzijds (Complementaire relatie, asymmetrische relatie)
Beroepsmatig (Professionele invalshoek, ontstaan uit vrijwilligerswerk)
Waardengebonden (Eigen waarden en normen, prescriptieve wetenschap)
7 Professionalisering van het agogisch handelen
7.1 Ontwikkeling van wetenschap en techniek
Simpele leven valt weg, industrialiseren alles wordt complexer
Gevolg: mensen met een beperking vallen uit de boot
Vrijwilligers trokken zich dat aan en hielpen: hieruit creëren veel doelgroepen.
Nu (vroeger in middeleeuwen en later niet): mensen met leerstoornissen, mensen met
angststoornissen, mensen met dementie, spijbelen, middelenafhankelijkheid
Evolutie: sinds corona digitaal geworden.
7.2 Stijgende individualisering
Dorpsgemeenschappen: je voegde in, families kinderen deden wat ouders deden enz.
Nu weg, vele minder en anoniemer, kerngezin valt weg
Nu: niet meer duidelijk want iedereen moet zelf over nadenken, opvoeden enz.
Professionalisering agogisch handelen
Ontstaan van het welzijnswerk
Aanvankelijk als vrijwilligerswerk (liefdadigheidswerk)
, Later zien we de ontwikkeling van het ‘agogisch werkveld’ met agogische
beroepen;
Risico op valkuil van pedagogisering
Valkuil: zelf verantwoordelijk je weet het niet meer zeker, angst, onzekerheid,
impostersyndome
Het agogisch werkveld
Hulpverlening welzijnswerk
Vormingswerk jeugdwerk, sociaal cultureel vormingswerk
8 Het vertrekpunt van het agogisch handelen
8.1 Exagogiek of curatief agogisch werk
Een probleem, curatief, de situatie oke maken, de leer van het begeleiden.
Het gaat om hulpverlening.
8.2 Anagogiek of positief agogisch werk
De uitgangssituatie wordt min of meer als normaal ervaren.
Het gaat om vorming.
8.3 Katagogiek of preventief agogisch werk
De huidige situatie is oke, dus we gaan ze zo behouden.
Daartoe zal men preventie opzetten.
9 Niveaus van veranderingsprocessen
Micro: ‘klein’, één persoon (of kleine groep) individuele gesprekken
Meso: ‘midden’, groep, organisatie Begeleiden van groepjes van slachtoffers
Macro: ‘groot’, (delen van) de samenleving Sensibiliseringscampagne
10 Samengevat
Agogisch handelen is
Wat?
Een vrijwillige, gewenste verandering in het handelen op psychosociaal vlak
Wie?
(Jong)volwassenen als individu, in groep, in een organisatie of als lid van een groter
samenlevingsverband
Hoe?
Op een systematische, bewuste, doelgerichte en professionele manier en door een
herkenbaar agoog
Waarom?
Met emancipatie en empowerment als doel
Hoofdstuk 2: Wat is orthopedagogie(k)
1 Inleiding
2 What’s in a name?
,Definitie
Orthopedagogiek is de wetenschap van het methodisch handelen in die situaties
waar het gewone opvoeden tekortschiet, met de bedoeling om de problematische
situatie te verbeteren.
Ortho = recht, Pais = kind, Agogos, agein = begeleider, gids, opleiden
Bij orthopedagogie wordt het handelen, het doen of de praktijk beklemtoond.
Orthopedagogiek duidt op de theorie of de wetenschappelijke benadering.
“Opvoeden is het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de
opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat,
creëert dat persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze
optimale kansen bieden tot zelf-ontplooiïng.” (Kok, 1997)
“De orthopedagoog komt in actie wanneer kinderen ondanks al hun inspanningen
niet meer groeien, onvoldoende tot zelfontplooiing komen of anders gezegd:
wanneer het gewone opvoeden, de gewone ‘pedagogie’ tekortschiet. Op dat
moment moet het gewone opvoeden overgaan in een opvoeden met bijzondere
accenten, wat Kok het ‘specifiek opvoeden’ zal noemen.” (van Heteren et al, 2000).
3 De wortels van de orthopedagogiek
Orthopedagogiek 1949
Naam is historisch gegroeid.
Heil wordt geassocieerd met Hitler dus sinds 1949 veranderd.
Negatieve connotatie bij heilpedagogiek na Tweede Wereldoorlog.
Historisch is de orthopedagogiek ontstaan vanuit de pedagogiek,
vanuit de praxis van hulp aan afwijkende, opvallende kinderen.
Bleidick stelt dat de orthopedagogiek ontstaan is uit twee
belangrijke wortels.
- Zorg voor ‘gehandicapte’ kinderen (ontdekking speciale kind)
genezen door opvoeding
- Zorg voor kinderen ‘die niet deugen’ (het moeilijke kind)
morele betekenis van helen (groene helende omgeving creëren)
Kinderfehler = kinderen die niet deugen, gebrekkigheid, mislukking
4 Definities van de orthopedagogiek
“De leer van het opvoedkundig handelen ten behoeve van het in zijn
opvoedbaarheid beperkt kind.” (Van Gelder, 1962)
“Orthopedagogiek is de wetenschap, met de praktijk van de opvoeding van
afwijkende kinderen.” (Grewel, 1969)
“De menselijke planwetenschap die als veld van actie heeft het
opvoedingsgebeuren dat zodanig leed met zich mee brengt dat men meent niet
verder te kunnen.” (ter Horst, 1980)
“De wetenschap over en ten bate van de hulpverlening aan betrokkenen in een
stagnerende opvoeding” (De Ruyter, 1987)
“Orthopedagogiek is een wetenschap gericht op het ontwikkelen, toepassen en
evalueren van interventiestrategieën, die bedoeld zijn om voor de opvoeding
verantwoordelijke volwassenen in hun taak bij te staan, zodat de persoonlijke
keuzevrijheid van het zich ontwikkelde individu wordt verruimd en de integratie van
de individuen binnen de samenleving wordt bevorderd.” (Van Acker, 1987)
“Orthopedagogiek is de wetenschap van het methodisch, integratief en zinvol
, sociaal interactief handelen in opvoedkundige situaties die als problematisch
ervaren worden, met als doel de leefsituatie, de kwaliteit van bestaan en de
participatie in de maatschappij van alle betrokkenen te verbeteren, en dit door
wetens. Onder-bouwde kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden”
(Broekaert, 2015)
Definities niet gevraagd.
Als je alle definities leest (kijk jaartal) merk je op dat in het begin (tijden van het
heilpedagogiek) de fout bij het kind lag, daarna opvoedingsgebeuren.
Belangrijke kopstuk ter Horst
1ste Paradigmashift
5 Twee belangrijke verschuivingen met betrekking tot het object van de
orthopedagogiek
- Van het afwijkende kind naar de verontrustende (leef)situatie
Problematische OpvoedingsSituatie (POS)
“Een door de betrokkenen als nagenoeg perspectiefloos ervaren
opvoedingssituatie, waarin men er zonder deskundige hulp van buitenaf niet in
slaagt het geheel zodanig te veranderen dat het weer perspectiefbiedend wordt.” (ter
Horst, 1980)
Focus weg van het (defect bij het) kind of bij de ouder, naar kijken naar de volledige
opvoedingssituatie, gezin, kind en omgeving.
Sinds het ‘Decreet Integrale Jeugdhulp’ (2013) verontrusting: “Wanneer de
ontwikkelingskansen van een minderjarige (meer bepaald de 3P’s: provisie-, protectie-,
particaptierechten) bedreigd of geschonden worden of wanneer de (psychische,
fysieke of seksuele) integriteit van een minderjarige of van één of meer gezinsleden
wordt aangetast” (Vlaamse overheid, 2023).
Dus: Van PLS VOS VLS
- Van “Wat heeft dit dit kind?” naar “Welke vraag stelt dit kind?”
Meerdere vraagstellings- en behandelingstypes van Kok (1973)
Welke orthopedagogische vraagstelling schuilt achter het gedrag van het kind?
Hoe kunnen we als hulpverlener tussen de regels leren lezen?
Het gedrag van een kind of een jongere wordt gezien als een expressie van een
onderliggende vraag.
6 De verruiming van de orthopedagogiek
Orthopedagogiek = bezighouden met kinderen in opvoedingsnood = meer dan de
naam
van het orthopedagogische naar het ortho(ped)agogische
→ kind en opvoeden (kritische orthopedagogiek)
→ alle leeftijden: ondersteuning in werken, wonen, vrije tijd
, van personen met een handicap naar personen in handicapsituatie
→ kwetsbare leefsituatie (omdat de doelgroepen verruimen)
→ kwaliteit van leven verbeteren
7 Het ortho(ped)-agogisch werkveld
Ondersteunen op verschillende domeinen: leren, werken, wonen, vrije tijd.
Werkvormen divers: residentieel, ambulant of mobiel
Tabel werkvelden en doelgroepen
8 Competenties en rollen
De praktijkgerichte orthopedagoog beschikt over volgende competenties:
(ortho)(ped)agogische grondhouding, begeleidingsrelatie
inschatting van de mogelijkheden en beperkingen
handelingsplanning
ondersteunt, begeleidt, organiseert en coördineert wonen, werken, leren en
vrije tijd
een stimulerend klimaat
netwerken
werkt (interdisciplinair) samen
preventief
visieontwikkeling
kritische (zelf)reflectie
micro-, meso- en macroniveau
ethische, normatieve en maatschappelijke vragen
Vele rollen reflective practioner
9 Samengevat
De orthopedagogiek is altijd zoekend geweest.
Het leidde tot een breed en divers orthopedagogisch werkveld.
Hoofdstuk 3: Orthopedagogisch denken & kijken: vijf brillen
1 Inleiding
Mens- en maatschappijvisie: bepaald in verschillende doelgroepen
Hoe we ernaar kijken hangt af van uw ouders, vrienden, media.
Bv. Er vanuit gaan dat mensen met gekleurde huid beroeps doen.
Hoe we naar iets kijken, is afhankelijk van
GELOOF/GODSDIENST
, WETENSCHAP
TECHNIEK & TECHNOLOGIE
ECONOMIE
MEDIA
GESCHIEDENIS
Mens- en maatschappijvisie
Personen uit het orthopedagogisch werkveld = minderheidsgroepen
Deelname aan samenleving van minderheidsgroepen wordt vaak bemoeilijkt
Visie ten aanzien van minderheidsgroepen?
Kan persoonlijk zijn of gedeeld worden door een groep
Wat maakt een bril een bril?
Constellatie van theorieën-overtuigingen die binnen een populatie op een bepaald
moment heerst en die je handelen stuurt (binnen een bepaald vakgebied of
wetenschapsdomein) ook taalgebruik!
Waarom belangrijk?
Geschiedenis van de zorg, is niet altijd zorgend.
Er is een chronologie, maar er is ook geen chronologie
Prehistorie naar eigen tijd (1 tot 5) 5 het laatst dus bijna geen voorbeelden vinden van
in de prehistorie.
Maar bril 1 die we vinden in de prehistorie vinden we wel nu vaak terug.
2 Bril 1 – Uitstoting en segregatie: onvolwaardigen, abnormalen, bezeten
“Gehandicapten”
Kenmerken: Onvolwaardig, abnormaal, bezeten,…
Bedreiging en besmetting
Marginaliseren, uitstoten, segregeren
Natuurlijke selectie (sterksten overleefde, suvival of the fittest)
Maatschappelijk selectie (medemens besliste wie recht had tot leven)
2.1 In de prehistorie (… - 3500 v.Chr.) (survival of the fittest)
Afhankelijk van de natuur (elementen: water, wind, vuur)
Overleven enkel bij gratie van de stam (nomaden rondtrekken) moeten
kunnen jagen, vissen …
Hoofdzakelijk afwezige zorg – instinctief en intuïtief gebeuren
Magisch/mystiek kader
Raar gedrag (bezeten) werd slecht behandeld: gaten in schedel ingeboord om
demonen te bevrijden. in zekere zin zorg werd gedragen (sociale selectie
,Er was terug bot aangroei bij de schedel.
Denken aan oorzaak en gevolg brein wordt complexer (ontwikkelingsniveau),
denkprocessen.
2.1 De oudheid (ca 3500 v Chr -500 na Chr) (survival of the fittest)
Mens sana in corpore sano = gezonde geest in een gezond lichaam (fascistisch)
Want als je een gebrekkig lichaam hebt, heb je een slechte geest Verwijderd van de
samenleving (Raszuiver ras)
Pater familias (vader van de familie) had het recht om die persoon “weg” te doen. Bv.
Van berg afgooien, doden, …
In het Oude Testament: Iemand met een duidelijk gebrek mochten geen priester
worden en mochten niet naar het altaar, in het NT mocht het wel, want Jezus genas
blinden.
Natuur Vader
Ernstige & zichtbare aangeboren beperking
-verwaarlozing, basiszorgen
-eliminatie van misvormde baby’s
-nu dus ook maatschappelijke selectie
kalokagathia schoon, gezond en edel ras nastreven harmonie lichaam en
geest, communicatie en strategisch denken
-rol van pater familias
-pas later: met de komst van christelijke idealen: voor het eerst recht op leven
Bij onzichtbare beperking:
gestigmatiseerd maatschappij in de marginaliteit of bedelaar/
bezienswaardigheid bij de rijken
2.2 In de middeleeuwen
Gesloten dorpsgemeenschappen, dus
het collectieve primeerde, personen met een beperking werden aanvaard
weinig intellectueel leven
Leven is ingewikkelder, er ontstaan middeleeuwse steden
Kleine dorpsgemeenschappen: iedereen aanvaard (als het niet te hard opviel)
Maar… met de komst van de maatschappelijk ingewikkeldere steden
Minder ruimte voor zonderling en afwijkend gedrag.
Stedelijke gasthuizen of hospitalen: lepra! Steden als broeinesten
Lepra: iets dat ratelt, zodat iedereen afstand kon nemen
Passantenhuizen (kon je verblijven)
Godshuizen en armenkassen voor armen
Godshuizen: gesticht door christelijke mensen alleenstaande vrouwen,
moesten gehoorzaam zijn
Dorenkisten en dolhuizen voor onrustige zwakzinnigen
Dolhuizen: psychiatrische problemen en verstandelijke
beperkingen opgesloten in een kamertje.
Dorenkist: kermis mochten mensen hun gaan bekijken als
entertainment.
,Krankzinnige ingestoken of epilepsie: opgesloten hier en gezet in de stad.
Ziekte en lijden als straf of loutering van de ziel
Dove mensen: konden het woord van god niet ontvangen
Auditieve: woord gods niet ontvangen geen rechten: bv. niet trouwen
Visuele of lichamelijke beperking: “hartstocht te kwader ure”
= seks voor het huwelijk, overspel, seks tijdens menstruatie kinderen worden
verstopt of ten vondeling gelegd of gedood
Lichamelijke beperking door oorlog en geweld of door middeleeuws strafrecht
Bv. Hand afgehakt door diefstal
Blindheid = straf van god omwille van zonden van seksuele aard
Lichte verstandelijke beperking: viel niet op
Ernstige verstandelijke of psychiatrische beperking: duivels, hekserij…
“wisselkinderen” (duivel heeft ze verwisseld met mensenkinderen)
2.3 Nieuwe tijd (±1500 – 1780) (op zoek naar de homo
universalis)
Humanisten
Humanitas = menselijkheid, umanista = leraar klassieke talen
Verheerlijking van de Oudheid (ze wouden terug)
Grote waardering voor het menselijke verstand (invloed wetenschap!)
Mens & rede centraal
Effect: woord sneller verspreiden; hele grote groep
Humanisten: geest en lichaam moeten oké zijn.
Focus op geest, menselijke rede komt centraal te staan
Verstand heel belangrijk: Intellectuele leven ligt boven alles
mensen met beperking worden heel negatief gezien
Wisselkinderen moeten in het vuur gooien
Waarden-en normenpatroon van de rijke burgerij als
maatstaf
Burgerlijk zijn: iemand die altijd binnen de lijntjes kleurt, patroontjes,
traditioneel, staat niet open.
Gitzwarte periode voor al degenen die niet aan dit ideaal konden voldoen!
Al wat daar niet toe doet weg uit de stad (gevaar)
Grote voorzieningen, ‘gestichten’
Zaten allemaal samen in een gesticht
Motief: Liefdadigheid, caritas (ME) → verwijderen uit de samenleving,
elimineren van potentieel gevaar, beschermen eigen welvaart, enkel dak boven
het hoofd
“Le Grand Enfermement” (1650-1800)
Bedelen uitroeien: we pakken alle bedelaars en zetten ze hun in
een gesticht
, Hôpital Général des Pauvres: veel vouwen zaten hier opgesloten (er was ook één voor
mannen en één voor kinderen) werden alle doelgroepen samen gestoken.
Nieuwe Tijd: attitude tegenover armen
Armoede: extern, moreel probleem, schuld van proletariaat
“leeglopers”, “parasieten”, “lui”, “potentieel crimineel”, “nietsnut”
“Ledigheid is des duivels oorkussen” “Arbeid adelt”
Bedelen enkel voor hen die echt TE ziek of TE oud waren
eerste notie van stedelijke onderhoudszorg, maar: eigen armen eerst (!)
Verplicht werken tenzij je ECHT TE zien of TE oud was ( bedelen).
Eerste arbeidsuitbuiting
Getto's ontstaan (nu bv.: waar armen wonen) Uitsluiting
Rasphuizen voor mannen
Hout raspen om zo verf te maken
In ruil voor werk krijgen ze een plek om te wonen bv.
Arbeidsuitbuiting nu: goedkope werknemers, mensen zonder papieren die in de horeca
werken voor weinig geld, gedetineerden die dingen maken aan weinig geld, mensen
met beperking, Poolse arbeiders, prostitutie
Spinhuizen voor vouwen
Bedelpenning met teken van de stad, dus alleen geldig in jouw stad.
Nu: identiteitskaart, azielzoeker want vluchteling pas als je papieren hebt, diploma
geld niet overal.
Al dat op den blauwen trughelsack gheerne leeft, gaet meest al cruepele, op beijde
sijden’ -Bosch
Al wie dat van bedrog leeft, leven op kreupele benen.
Parabel van de blinden
Afgebeeld om in de rijke burgerij in hun huizen te
plaatsen.
De Kreupelen (Breughel, 1568)
Begeven buiten de stadspoorten
Nu: Brussel-zuid
Narren en dollen
Nieuw onderscheid: narheid ↔ dolheid
Narren: verstandelijke beperking
Dollen: psychiatrische problematieken
Beide groepen sterk gemarginaliseerd! Geen plaats in de burgerlijke
samenleving!! dak, gezonde voeding, medische en agogische zorg
“werk van de duivel” “bevuilen het blazoen van de stad”
eigen schuld
“arbeidsschuwe gespuis”→ dwangarbeid
Het Narrenschip Schip met mensen met een verstandelijke beperking in het water
stuurloos. Dobberen op de zee tot de boot verging.
Nu: boten van de vluchtelingen