[TITEL VAN DOCUMENT]
[Ondertitel van document]
[DATUM]
[BEDRIJFSNAAM]
[Bedrijfsadres]
, H0: OVERZICHT
1. OVERZICHT CURSUS
1) Intro and management concepts: context
2) Concept « strategy »
3) Industry analysis
4) Resources & capabilities
5) Competitive advantage
6) Business strategies
7) Technology-based industries and management of innovation
8) Corporate strategy
9) Global strategies & MNEs
10) Realising strategy
11) Trends in strategic management
3-7: business strategy: hoe positioneren we in de markt? Kostenleiderschap of differentiatie?
• Voorbeeld: Positionering van Ryanair vs. Positionering van Emirates Airlines
8-9: corporate strategy: beslissingen die op hoogste niveau genomen worden binnen een bedrijf
• Voorbeeld: Coca cola beslist om eigen verpakkingen te produceren – verticale integratie
2. OVERZICHT SEMESTER
3. DOEL VAN DE CURSUS EN EVALUATIE
Doel: zie opleidingsfiche en slides per hoofdstuk
Evaluatie:
• Individueel en schriftelijk
• Gesloten boek examen
• Datum en lokaal nog onbekend
• 4 vragen:
− 5 meerkeuze vragen
− 1 vraag rond de WPO’s → kan je vrijblijvende taak voor maken (dan krijg je oplossing)
− 2 open vragen rond de theorie
Pagina | 1
, H1: INTRO EN MANAGEMENT
BEGRIPPEN: CONTEXT
0. DOEL VAN DIT HOOFDSTUK
• Doel: Situering, voor een beter begrip van strategie
• Enkel slides te kennen voor het examen (niet specifiek bevraagd, belangrijk rest cursus!)
1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN ROND MANAGEMENT
Een plaats waar mensen samenwerken en hun acties coördineren om
Organisaties specifieke doelen te bereiken. Voorbeelden: non-profitbedrijven,
overheid, een huishouden, jeugdbeweging, ziekenhuis, …
Een gewenste toekomstige toestand die de organisatie wil bereiken. Dit
kan zeer variërend en verschillend zijn: je moet steeds vertrekken vanuit
Doel
de doelstelling om strategie te bepalen. Voorbeelden: winstmaximalisatie,
omzetmaximalisatie, servicemaximalisatie, budgetmaximalisatie,
Het proces van het gebruik van organisatorische middelen om de doelen
Management van de organisatie te bereiken door plannen, organiseren, leiden en
controleren (= een cyclus, na de controle is volgende stap terug plannen).
Organisationele Bedrijfsmiddelen om strategie in te zetten en doel te bereiken: mensen,
bronnen machines, grondstoffen, informatie, vaardigheden en financieel kapitaal
De mensen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het juist inzetten
Managers
van de middelen van een organisatie om haar doelen te bereiken.
Meet hoe efficiënt en effectief managers de middelen gebruiken om
klanten tevreden te stellen en doelen te bereiken.
• Efficiëntie = hoe goed worden de middelen gebruikt om een doel te
Organisato- bereiken? → Zo weinig mogelijk middelen gebruiken om eenzelfde
rische prestatie doel te bereiken. Opgelet! Kijk hierbij niet enkel op KT (vb. een
teambuilding kost veel, maar kan op LT goed zijn)
• Effectiviteit = hoe geschikt is een gekozen doelstelling en in welke
mate bereikt? → Met weinig mogelijk inzet veel opleveren
2. NIVEAUS VAN MANAGEMENT
Niveaus van management zijn belangrijk voor
de strategie in een onderneming: iedereen werkt
richting de doelstellingen. Elk niveau beslist over
een ander strategisch aspect in het bedrijf
Aantal managementniveaus tussen C-level en
non-management zelden meer dan 8-9 niveaus
→ valt anders niet te managen (zelfs niet in
multinationals).
Pagina | 2
, (1) Top managers (strategisch niveau):
• In een organisatie bestaat het topmanagement, meestal uit 7 tot 8 managers zoals de
CEO, CFO, COO en CMO, die afhankelijk van de context kan variëren.
• Dit niveau vormt het directiecomité (corporate level) en is verantwoordelijk voor de
prestaties van alle afdelingen. Ze dragen afdelingsoverschrijdende verantwoordelijkheid,
stellen organisatorische doelen op, en houden toezicht op de middle managers
(2) Middle managers (tactisch niveau):
• Het middenmanagement is verantwoordelijk voor een specifieke afdeling, departement
of product. Hun taak is het superviseren van eerstelijns managers en het zoeken naar
manieren om de middelen van hun afdelingen zo efficiënt mogelijk in te zetten om de
gestelde doelen te bereiken.
(3) First-line managers (operationeel niveau):
• Het eerstelijns management stuurt teams aan binnen verschillende afdelingen, zoals
productie of marketing. Ze zijn verantwoordelijk voor de dagdagelijkse werking, houden
toezicht op werknemers die producten of diensten maken, sturen teams aan, en nemen
kortetermijnbeslissingen die een maximale horizon van één jaar hebben.
(4) Niet-management (uitvoerend niveau): (!) Extra:
• Werknemers die vooral uitvoerend werk doen, hebben • N-niveau = CEO
geen grote verantwoordelijkheden over bepaalde mensen • N – 1 = niveau onder CEO
of belangrijke taken voor organisatie. • N – 2, N – 3, N – 4, …
3. MANAGEMENTFUNCTIES
Henri Fayol was de eerste om de vier managementfuncties te beschrijven toen hij eind 1800 de
CEO van een groot mijnbouwbedrijf was. Hij merkte op dat hoewel management al eeuwen in de
praktijk wordt toegepast, het als wetenschap relatief recent is: managementstudies zijn een paar
honderd jaar oud, terwijl strategiestudies pas na de Tweede Wereldoorlog werden onderzocht.
Managers op alle niveaus, ongeacht of ze met of zonder
winstoogmerk werken, moeten elk van de functies uitvoeren:
• Plannen: doelen kiezen en bepalen hoe daar geraken
• Organiseren: alle resources laten samenwerken
• Leiden: coachen of iedereen in de juiste richting gaat
• Controleren: monitoren en meten + eindevaluatie
→ Cyclus: na controle eventueel bijsturen en opnieuw plannen
4. STAKEHOLDERS EN SHAREHOLDERS: EEN INHERENT CONFLICT?
Het C-level staat niet aan de absolute top van de organisatie, want ook zij zijn werknemers die
ontslagen kunnen worden. Er is een strijd om de macht met verschillende partijen in het conflict.
Pagina | 3
