o De belangrijkste sociaalpsychologische experimenten en hun conclusies
(bv. Milgram, Asch...) in eigen woorden uitleggen
o De belangrijkste sociaalpsychologische theorieën illustreren aan de hand
van voorbeelden uit het dagelijkse leven
o De belangrijkste sociaalpsychologische theorieën in eigen woorden
uitleggen
o De gegevens en resultaten uit een beschreven sociaalpsychologisch
experiment interpreteren
o De invloed van anderen op ons sociaal gedrag kunnen identificeren in
een casus
o Een correcte definitie van de belangrijkste begrippen uit de sociale
psychologie geven
o Motiveren waarom een stelling m.b.t. sociaalpsychologisch gedrag
correct of foutief is
o Op basis van sociaalpsychologische principes een casus interpreteren
1
,2
, Sociale psychologie sem 1
1. Kennismaking met de sociale psychologie
1.1. Studieobject van de sociale psychologie
1.1.1 Gebiedsomschrijving
Definitie sociale psychologie van Gordon Allport:
De wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten, gevoelens en handelingen van
de mensen beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van
andere mensen.
Een aantal aspecten van de definitie:
Een wetenschappelijke studie:
Een wetenschappelijke studie waar de wetenschappelijke beweringen het resultaat zijn van
methodisch onderzoek. (In tegenstelling tot intuïtieve kennis of het gezond verstand)
Drie onderzoeksmethodes, welke gekozen wordt is afhankelijk van het onderwerp (zie meer
uitgebreid in algemene psychologie)
→ De beschrijvende methode:
− Brengt situatie in kaart zoals ze is
− Meestal Kwalitatief van aard (woorden)
− Maakt gebruik van kleine steekproeven -> Gevalstudies: extreme vorm, 1 of enkele
diepgaand bevraagd/geobserveerd
− Levert vaak hypothesen op die nadien kunnen worden onderzocht
− Blijft subjectief: de onderzoeker kiest verklaring -> zwakheid
− Gebaseerd op een beperkt aantal gevallen
→ De verkennende methode:
− Onderzoeken van samenhangen en verschillen tussen fenomenen
− Gegevens verzamelen van een grote groep individuen (kwantitatief of kwalitatief)
− Variabele, kenmerk dat verschillende verschijningsvormen kan aannemen (geslacht,
leeftijd, intelligentieniveau,…)
− Nagaan van een correlatie, samenhang van variabele of gegevens.
=> correlatie is niet hetzelfde als een oorzaak-gevolg
Positieve correlatie
Negatieve correlatie
Nul correlatie -> geen verband
3
, → De verklarende methode:
− Gebaseerd op het systematisch manipuleren van één of meer variabelen, waarvan
het effect op een andere variabele wordt nagegaan (we willen weten of de ene de
andere variabele veroorzaakt)
− Naar oorzaak zoeken
− Het cijfermateriaal dat hieruit voortkomt wordt statistisch verwerkt → kwantitatieve
methode
− Experimenteel onderzoek:
Experiment opzetten waar variabele gedefinieerd en gecontroleerd kunnen worden
Afhankelijke variabele, AV: te meten variabele
Onafhankelijke variabele, OV: variabele die gemanipuleerd wordt of
verandert
Onder controle houden van storende variabelen
Experimentele groep (‘zien’ OV) en controlegroep
Hoofdeffect: OV invloed op AV
Interactie-effect: OV beïnvloed door iets anders
Bijvoorbeeld: kijken naar agressieve films heeft bij jongens een groter effect
dan bij meisjes -> interactie-effect: twee andere groepen anders reageren op
die manipulatie
Empirische cyclus:
1. Eerste (toevallige) vaststelling
2. Formuleren van voorlopige hypothesen = inductie
3. Afleiden van toetsbare veronderstellingen = deductie
4. Toetsingsfase: confronteren van de voorspelling met de
feiten
5. Nagaan of hypothese houdbaar is
6. Eventueel formuleren van een nieuwe hypothese
De gedachten, gevoelens en handelingen van mensen:
A-B-C model (waar de sociale psychologie zich met bezig houd):
→ Affectieve component – gevoelens
→ Behavior – het manifeste gedrag
→ Cognitieve aspecten – waarneming, geheugen en denken
Om wetenschappelijk te zijn moeten Innerlijke gedragsaspecten objectief observeerbaar gemaakt
worden:
→ Directe weg: bijvoorbeeld een feitelijke keuze laten maken (wat voorkeur is)
→ Indirecte weg: bijvoorbeeld het laten beoordelen van uitspraken (die te maken hebben met
een eigenschap die ze willen onderzoeken en zeggen hoe akkoord ze zijn)
→ Bijvoorbeeld “autoritarisme”: zie boek
De feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van anderen:
Beïnvloeding kan door:
→ Feitelijke of directe aanwezigheid (iemand die directe invloed kan uitoefenen, effectief
aanwezig is)
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper felinebervoets. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,56. Je zit daarna nergens aan vast.