GERECHTELIJK PRIVAATRECHT
Kelsey Verhoeyen
,DEEL I. DE WEG NAAR HET BURGERLIJK PROCESRECHT
HOOFDSTUK 1. DE WEG NAAR HET GERECHTELIJK RECHT
§1. “SEIN” EN “SOLLEN”
Sein: louter feitelijke toestanden. Hoe iets is.
Sollen: hoe iets behoort te zijn. Er worden regels gesteld.
Een regel = een bindend voorschrift waaraan de mens zich behoort te houden. Kan een bevel of verbod
inhouden.
Worden gesteld door het geweten, de moraal, het geloof. Een bijzondere categorie zijn: de rechtsregels.
§2. RECHTSREGEL
Cumulatieve voorwaarden:
Zij heeft betrekking op het uiterlijke gedrag van de mensen in de maatschappij
Zij wordt in de maatschappij uitgevaardigd door een persoon of door personen die gezag hebben over
degenen die aan die regel onderworpen zijn
De naleving van die regel kan door die gezaghebbende autoriteit of overheid – desnoods manu militari
– worden afgedwongen.
§3. RECHTSSTAAT
A. BEGRIP
De maatschappij wordt geregeld door een geheel van onderling consistente rationele wetten, waaraan ook de
machten zelf en zelfs het tot stand komen van de wet onderworpen zijn.
B. PRINCIPES VAN DE RECHTSSTATELIJKE WET EN VAN DE RECHTSSTAAT
1. ALGEMENE GELDING VAN DE WET
Voor alle personen die zich in een objectief gelijkaardige situatie bevinden en voor alle gelijkaardige gevallen.
de rechtsstaat is neutraal: onpartijdig en onpersoonlijk
2. DRIE MACHTEN – EEN ONAFHANKELIJKE RECHTERLIJKE MACHT
C. CLASSIFICATIE VAN DE WETTEN IN DE RECHTSSTAAT
HOOFDSTUK 2. GERECHTELIJK RECHT
§1. GERECHTELIJK RECHT – FORMEEL RECHT – HANDHAVINGSRECHT
1
,A. MATERIEEL RECHT
= het geheel van rechtsregels waarbij de maatschappelijke gedraging naar inhoud wordt bepaald.
B. GERECHTELIJK RECHT
= het geheel van rechtsregels waarbij wordt bepaald hoe de handhaving van dat materiële recht structureel
wordt georganiseerd en hoe het concrete herstel bij schending van dat materiële recht wordt geëffectueerd of
gerealiseerd.
§2. DOEL VAN HET GERECHTELIJK RECHT
A. UITSLUITEN VAN EIGENRICHTING
Meest essentiële doel.
Aanspraken worden beslecht door de met autoriteit beklede overheidsrechter of door een scheidsrechter.
B. RESTANTEN VAN EIGENRICHTING
In die omstandigheden kan de rechtsonderhorige zichzelf recht doen zonder tussenkomst van de rechter. Dit is
aan strenge voorwaarden onderworpen en kan op verzoek van de wederpartij steeds aan het oordeel van de
rechter worden onderworpen.
1. EXCEPTIE VAN NIET-NAKOMING
In ruime zin:
Een prestatie mag opgeschort worden totdat de schuldenaar van een andere prestatie die daar voldoende
mee in verband staat, zijn prestatie nakomt of aanbiedt deze na te komen
In enge zin:
Het recht van een schuldenaar die tegelijk schuldeiser is van een tegenprestatie, om de nakoming van zijn
verbintenis op te schorten totdat de schuldenaar die tegenprestatie nakomt of aanbiedt na te komen.
2. RETENTIERECHT
Het doel is een middel tot rechtshandhaving. Het zou kunnen worden omschreven als een louter persoonlijke
garantie tot executie. Aldus maakt het in wezen een oneigenlijk voorrecht uit.
§3. INDELING VAN HET GERECHTELIJK RECHT
HOOFDSTUK 3. BURGERLIJK PROCESRECHT
§1. BEGRIP
Burgerlijk procesrecht bevat alle regelen van gerechtelijk recht die betrekking hebben op het privaatrecht.
Privaatrecht = geheel van rechtsregelen die betrekking hebben op de onderlinge verhoudingen tussen burgers.
§2. TAKKEN VAN HET BURGERLIJK PROCESRECHT
2
, §3. ONDERDELEN
§4. GERECHTELIJK PRIVAATRECHT = BURGERLIJK PROCESRECHT
DEEL II. HET HUIS VAN HET BURGERLIJK PROCESRECHT
HOOFDSTUK 1. BRONNEN VAN HET BURGERLIJK PROCESRECHT
§1. GRONDWET
Art. 40, 1ste lid GW & artikelen 144 tot 159 GW.
§2. GERECHTELIJK WETBOEK
Tot stand bij wet van 10 oktober 1967. Door Ch. Van Reepinghen en E. Krings.
Het burgerlijk procesrecht werd sterk gemoderniseerd en eenvoudiger en minder formalistisch gemaakt.
§3. ANDERE WETBOEKEN, BIJZONDERE WETTEN EN DECRETEN
§4. RECHTSPRAAK
Art. 6 Ger. W
§5. RECHTSLEER
§6. EUROPESE VERORDENINGEN EN INTERNATIONALE VERDRAGEN
A. EUROPESE VERORDENINGEN
B. INTERNATIONALE VERDRAGEN
§7. ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN
A. BEGRIP
= een fundamentele regel, die de rechtspraak afleidt uit een bepaald rechtsbestel.
B. ERKEND ALS ALGEMEEN RECHTSBEGINSEL
Art. 6 EVRM.
Het recht van verdediging
De onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter
Het beschikkingsbeginsel of de autonomie van de procespartijen, volgens welke de partijen zelf hun
geschil afbakenen
Het verbod van eigenrichting
3
Kelsey Verhoeyen
,DEEL I. DE WEG NAAR HET BURGERLIJK PROCESRECHT
HOOFDSTUK 1. DE WEG NAAR HET GERECHTELIJK RECHT
§1. “SEIN” EN “SOLLEN”
Sein: louter feitelijke toestanden. Hoe iets is.
Sollen: hoe iets behoort te zijn. Er worden regels gesteld.
Een regel = een bindend voorschrift waaraan de mens zich behoort te houden. Kan een bevel of verbod
inhouden.
Worden gesteld door het geweten, de moraal, het geloof. Een bijzondere categorie zijn: de rechtsregels.
§2. RECHTSREGEL
Cumulatieve voorwaarden:
Zij heeft betrekking op het uiterlijke gedrag van de mensen in de maatschappij
Zij wordt in de maatschappij uitgevaardigd door een persoon of door personen die gezag hebben over
degenen die aan die regel onderworpen zijn
De naleving van die regel kan door die gezaghebbende autoriteit of overheid – desnoods manu militari
– worden afgedwongen.
§3. RECHTSSTAAT
A. BEGRIP
De maatschappij wordt geregeld door een geheel van onderling consistente rationele wetten, waaraan ook de
machten zelf en zelfs het tot stand komen van de wet onderworpen zijn.
B. PRINCIPES VAN DE RECHTSSTATELIJKE WET EN VAN DE RECHTSSTAAT
1. ALGEMENE GELDING VAN DE WET
Voor alle personen die zich in een objectief gelijkaardige situatie bevinden en voor alle gelijkaardige gevallen.
de rechtsstaat is neutraal: onpartijdig en onpersoonlijk
2. DRIE MACHTEN – EEN ONAFHANKELIJKE RECHTERLIJKE MACHT
C. CLASSIFICATIE VAN DE WETTEN IN DE RECHTSSTAAT
HOOFDSTUK 2. GERECHTELIJK RECHT
§1. GERECHTELIJK RECHT – FORMEEL RECHT – HANDHAVINGSRECHT
1
,A. MATERIEEL RECHT
= het geheel van rechtsregels waarbij de maatschappelijke gedraging naar inhoud wordt bepaald.
B. GERECHTELIJK RECHT
= het geheel van rechtsregels waarbij wordt bepaald hoe de handhaving van dat materiële recht structureel
wordt georganiseerd en hoe het concrete herstel bij schending van dat materiële recht wordt geëffectueerd of
gerealiseerd.
§2. DOEL VAN HET GERECHTELIJK RECHT
A. UITSLUITEN VAN EIGENRICHTING
Meest essentiële doel.
Aanspraken worden beslecht door de met autoriteit beklede overheidsrechter of door een scheidsrechter.
B. RESTANTEN VAN EIGENRICHTING
In die omstandigheden kan de rechtsonderhorige zichzelf recht doen zonder tussenkomst van de rechter. Dit is
aan strenge voorwaarden onderworpen en kan op verzoek van de wederpartij steeds aan het oordeel van de
rechter worden onderworpen.
1. EXCEPTIE VAN NIET-NAKOMING
In ruime zin:
Een prestatie mag opgeschort worden totdat de schuldenaar van een andere prestatie die daar voldoende
mee in verband staat, zijn prestatie nakomt of aanbiedt deze na te komen
In enge zin:
Het recht van een schuldenaar die tegelijk schuldeiser is van een tegenprestatie, om de nakoming van zijn
verbintenis op te schorten totdat de schuldenaar die tegenprestatie nakomt of aanbiedt na te komen.
2. RETENTIERECHT
Het doel is een middel tot rechtshandhaving. Het zou kunnen worden omschreven als een louter persoonlijke
garantie tot executie. Aldus maakt het in wezen een oneigenlijk voorrecht uit.
§3. INDELING VAN HET GERECHTELIJK RECHT
HOOFDSTUK 3. BURGERLIJK PROCESRECHT
§1. BEGRIP
Burgerlijk procesrecht bevat alle regelen van gerechtelijk recht die betrekking hebben op het privaatrecht.
Privaatrecht = geheel van rechtsregelen die betrekking hebben op de onderlinge verhoudingen tussen burgers.
§2. TAKKEN VAN HET BURGERLIJK PROCESRECHT
2
, §3. ONDERDELEN
§4. GERECHTELIJK PRIVAATRECHT = BURGERLIJK PROCESRECHT
DEEL II. HET HUIS VAN HET BURGERLIJK PROCESRECHT
HOOFDSTUK 1. BRONNEN VAN HET BURGERLIJK PROCESRECHT
§1. GRONDWET
Art. 40, 1ste lid GW & artikelen 144 tot 159 GW.
§2. GERECHTELIJK WETBOEK
Tot stand bij wet van 10 oktober 1967. Door Ch. Van Reepinghen en E. Krings.
Het burgerlijk procesrecht werd sterk gemoderniseerd en eenvoudiger en minder formalistisch gemaakt.
§3. ANDERE WETBOEKEN, BIJZONDERE WETTEN EN DECRETEN
§4. RECHTSPRAAK
Art. 6 Ger. W
§5. RECHTSLEER
§6. EUROPESE VERORDENINGEN EN INTERNATIONALE VERDRAGEN
A. EUROPESE VERORDENINGEN
B. INTERNATIONALE VERDRAGEN
§7. ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN
A. BEGRIP
= een fundamentele regel, die de rechtspraak afleidt uit een bepaald rechtsbestel.
B. ERKEND ALS ALGEMEEN RECHTSBEGINSEL
Art. 6 EVRM.
Het recht van verdediging
De onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter
Het beschikkingsbeginsel of de autonomie van de procespartijen, volgens welke de partijen zelf hun
geschil afbakenen
Het verbod van eigenrichting
3