100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Menselijke Biologie en Genetica/ Vertaling Nederlands – vragen met antwoorden uit Hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 20 en 21 €5,49   In winkelwagen

Overig

Menselijke Biologie en Genetica/ Vertaling Nederlands – vragen met antwoorden uit Hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 20 en 21

3 beoordelingen
 555 keer bekeken  37 keer verkocht

De vragen zijn na elke hoofdstuk vertaald naar het Nederlands, alle juiste antwoorden zijn er ook in aangeduid. Dit vak wordt gegeven door Professor Rudi D’Hooge in het jaar , op de Vrij Universiteit Brussel

Voorbeeld 4 van de 32  pagina's

  • 10 juni 2020
  • 32
  • 2019/2020
  • Overig
  • Onbekend
  • psychologie
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (61)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: lorenzagoos7 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: kyanapawlik • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: janalauwers • 4 jaar geleden

avatar-seller
yaseminbahceli
Human Biology (fourteenth edition) – Sylvia S.
Mader
Vertaling Nederlands – vragen per hoofdstuk met juiste antwoord
Hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 20 en 21

H2
1. Het atoomnummer geeft de
a. Aantal neutronen in de kern.
b. Aantal protonen in de kern.
c. Gewicht van het atoom.
d. Aantal protonen in de valentieschil.

2. Isotopen verschillen in hun
a. Aantal protonen.
b. Atoomnummer.
c. Aantal neutronen.
d. Aantal elektronen.

3. Welk type binding ontstaat door de volledige overdracht van elektronen van het ene
atoom naar het andere?
a. Covalent
b. Ionisch
c. Waterstof
d. Neutraal

4. Een covalente binding waarin elektronen niet gelijkelijk worden gedeeld heet
a. Polair.
b. Normaal.
c. Apolair.
d. Neutrale.

5. Verbindingen met een affiniteit voor water zijn
a. Samenhangend.
b. Hydrofiel
c. Hydrofoob.
d. Zelfklevend.

6.Water stroomt vrij maar scheidt zich niet in afzonderlijke moleculen omdat water
a. Samenhangend.
b. Hydrofiel.
c. Hydrofoob.
d. Zelfklevend.

7. _____ draagt waterstofionen (H *) bij aan een oplossing.
a. Basen
b. Isotopen
c. Zuren
d. Verbindingen

8. Welke van de volgende is een organisch molecuul?
a. CO2
b. O2
c. H2O



1

,d. C6 H12 O6

9. De combinatie van twee monomeren om een polymeer te produceren is een voorbeeld
van welke van de volgende soorten reacties?
a. Denaturatie
b. Hydrolyse
c. Synthese van uitdroging
d. Complementaire basenparing

10. Welke van de volgende is een monosaccharide?
a. Glucose
b. Lactose
c. Cellulose
d. Sucrose

11. Een voorbeeld van een polysacharide dat wordt gebruikt voor energieopslag bij
mensen is
a. Cellulose.
b. Cholesterol.
c. Glycogeen.
d. Zetmeel.

12. Welk van de volgende is het plantenpolysacharide dat niet door mensen verteerbaar
is?
a. Fructose
b. Lactose
c. Zetmeel
d. Cellulose

13. Verzadigde en onverzadigde vetzuren verschillen in de
a. Aantal dubbele koolstof-koolstofbindingen.
b. Consistentie bij kamertemperatuur.
c. Aantal aanwezige waterstofatomen.
d. Deze zijn allemaal correct.

14. Een triglyceride bevat
a. Glycerol en drie vetzuren.
b. Glycerol en twee vetzuren.
c. Proteïne en drie vetzuren.
d. Een vetzuur en drie suikers.

15. Welke van de volgende lipiden wordt gebruikt om de geslachtshormonen testosteron
en oestrogeen aan te maken?
a. Fosfolipiden
b. Transvetten
c. Triglyceriden
d. Cholesterol

16. Variaties in driedimensionale vormen tussen eiwitten zijn het gevolg van binding
tussen de
a. Aminogroepen.
b. R-groepen.
c. Ionengroepen.



2

,d. H-atomen.




17. Op welk niveau van eiwitstructuur werken meerdere polypeptideketens samen?
a. Primaire
b. Secundair
c. Tertiair
d. Quartair

18. Onder extreme omgevingsomstandigheden, zoals temperatuur of pH, kunnen eiwitten
hun driedimensionale vormverliezen. Dit heet
a. Uitdroging synthese.
b. Hydrolyse.
c. Spijsvertering.
d. Denaturatie.

19. Een RNA-nucleotide verschilt van een DNA-molecuul door
a. Een ribosesuiker.
b. Een uracil-basis.
c. Een fosfaatmolecuul.
d. Zowel a als b zijn correct.

20. Dit nucleïnezuur is typisch betrokken bij energiereacties in een cel.
a. RNA
b. DNA
c. ATP
d. Deze zijn allemaal correct.

H3
1. Als de grootte van een cel afneemt, wordt de verhouding van het oppervlak tot het
volume
a. Neemt toe.
b. Neemt af.
c. Blijft hetzelfde.

2. De cel theorie stelt dat
a. Al het leven komt van reeds bestaande cellen.
b. Al het leven bestaat uit cellen.
c. De cel is de basiseenheid van het leven.
d. Deze zijn allemaal correct.

3. Prokaryoten bevatten al het volgende, behalve
a. Cytoplasma.
b. Plasmamembraan.
c. DNA.
d. Een kern.

4. De endosymbiontentheorie verklaart welke van de volgende?
a. De oorsprong van de eerste prokaryote cel
b. De vorming van het plasmamembraan
c. Waarom DNA het genetisch materiaal is in alle cellen




3

, d. Hoe eukaryote cellen zijn geëvolueerd uit prokaryote cellen




5. Welke van de volgende maakt geen deel uit van het vloeibaar mozaïkmodel?
a. Fosfolipiden
b. Eiwitten
c. Cholesterol
d. Chromatine

6. Gefaciliteerd transport verschilt van diffusie doordat gefaciliteerde diffusie
a. Het passieve gebruik van een dragereiwit omvat
b. Het actieve gebruik van een dragereiwit omvat
c. Een molecuul van een lage naar een hoge concentratie verplaatst
d. Het gebruik van ATP-moleculen omvat

7. Wanneer een cel in een hypotone oplossing wordt geplaatst,
a. Opgeloste stof verlaat de cel om de concentratie aan beide zijden van het membraan
gelijk te maken.
b. Water verlaat de cel naar het gebied met een lagere concentratie opgeloste stoffen.
c. Water komt de cel binnen in de richting van het gebied met de hogere
concentratie opgeloste stof.
d. Opgeloste stof verlaat en water komt de cel binnen.


Kies voor vragen 8-11 uit de volgende antwoorden. Antwoorden kunnen meerdere malen
gebruikt worden

Sleutel:
a. Golgiapparaat
b. Nucleus
c. Ribosoom
d. Lysosoom

8. Locatie van het chromatine en nucleolus (b)
9. Organel waar eiwitten en lipiden van de ER worden gemodificeerd (a)
10. Bevat spijsverteringsenzymen (d)
11. De plaats van eiwitsynthese (c)

12. De ribosomen op het ruwe endoplasmatische reticulum komen samen in de _________
terwijl ____________ zijn gemonteerd in de glad endoplasmatisch reticulum.
a. Eiwitten; fosfolipiden
b. Cholesterol; eiwitten
c. DNA; eiwitten
d. Cholesterol; fosfolipiden

13. Het cytoskelet van een cel bestaat uit al het volgende, behalve
a. Microtubules.
b. Actine filamenten.
c. Extracellulaire matrix.
d. Tussenliggende filamenten.




4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper yaseminbahceli. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49  37x  verkocht
  • (3)
  Kopen