Economie
Inleidend college (enkel op slide)
-als theoretisch concept/praktisch
En HS1: Wat is economie en hoe denken economen
HS1,2, 3 micro-economie, vanaf HS 4 macro-economie
Wat is economie?
-als wetenschap met haar theorieën
-Economie als theoretisch concept/praktisch (inleiding)
Economie als back-to-basicsverhaal; levende wezens en mensen willen overleven en voldoen aan
basisbehoeften. Planten en dieren leven op instinct, bij mensen kwam er bij instinct ook vernuft bij,
het vermogen om iets uit te denken (verzamelen, jagen...)
Tijdens de neolithische (r)evolutie vergrootte men het vernuft, hier bevindt zich de start van
landbouw en veeteelt. Hier begon de economie, men deed nu aan productie (de natuur actief
onderwerpen).
Productie was in eerste instantie enkel voor de eigen basisbehoeften, zie HS3. Economische actoren
produceren alle goederen en diensten die ze consumeren (en omgekeerd) Er is enkel
arbeidsspecialisatie en arbeidsverdeling tussen gezinsleden, er is geen afhankelijkheid tussen
gezinnen onderling. Dit waren eenvoudige/familiale economieën.
Productieoverschotten zorgden ervoor dat men begon met ruilen, dit was onzeker en
arbeidsintensief. Nood aan universeel ruilmiddel: ontstaan bijzonder goed GELD. Vanaf dan werd de
ruil verbreed en gesystematiseerd met steeds meer tussenpersonen. Hier ontstonden markten.
Een markt is een (virtuele) plek waar mensen goederen en diensten uitwisselen om in hun
(basis)behoeften te voorzien= trefpunt van vraag en aanbod= trefpunt van consumenten en
producenten (werkgevers en werknemers). De markt werkt via waardebepaling (prijs) met geld als
goed, maar ook als universeel ruilmiddel.
Economie= verzameling van markten (de markt), waar verkopers winst (loon) maken. Winst=
rijkdom= welvaart. Economie= producer van welvaart.
Zie slide 17 en HS 1 voor de economische cyclus gezinnen, ondernemingen, markten
consumptiegoederen, arbeidsmarkt, markten voor ondernemingen zelf, winst, prijs, loon...
(Sommige goederen zitten niet in de economische cyclus, bijvoorbeeld informele hulp en
zelfvoorziening), ze staan buiten de marktwerking en hun waarde wordt niet in geld uitgedrukt.)
Welvaart is belangrijk om aan meer dan onze basisbehoeften te voldoen, om sociaal beleid te
voeren. Hier herverdeelt de overheid een deel van de winst/rijkdom en zet die in voor publieke
middelen= collectieve goederen en diensten. Cf. Belastingen: sociale zekerheidsbijdragen, BTW,
vermogensbelasting bedrijfsvoorheffing op loon, vennootschapsbelasting...
Collectieve behoeften zijn bv. Infrastructuur, openbare omroep...in het bijzonder ons sociaal beleid
met inkomensherverdeling, sociale zekerheid, gehandicaptenzorg, onderwijs, …
,Welvaart kan met meten door het BBP, (het BNP, het BNI te bekijken. Zie hoofdstuk 3)
BBP= de totale waarde van alle goederen en diensten die op de markt gekocht zijn geweest, in 1
land, op 1 jaar tijd. (Zie voor meer info en berekenen ook HS3)
Kritiek op het BBP is dat onbetaalde goederen en diensten niet meegerekend worden, hoewel ze ook
een waarde hebben, human development wordt niet meegerekend, hoewel het ook bijdraagt tot
levenskwaliteit (vervullen van behoeften). Bovendien verschillen bevolkingsaantallen per land dus
vergelijken is niet mogelijk. Om dit laatste te kunnen kan met het BBP per capita berekenen, dus de
welvaart per inwoner.
BBP gedeeld door aantal inwoners= BBP per capita, om welvaart te vergelijken.
Economie is praktisch gezien een verzameling van markten waarop (resultaten van) productie-
inspanningen (goederen en diensten) worden verhandeld om aan (basis)behoeften van mensen te
voldoen. Die handel levert winst op voor individuen en bedrijven, maar ook voor de samenleving
(collectieve middelen) die door de overheid worden ingezet in haar beleidsvoering. Economie zorgt
dus voor welvaart en voor sociale cohesie (een werkbare samenleving)
Economie als wetenschap met haar theorieën (Dit deel staat wél in HB, HS1)
We kijken hier niet enkel naar productiegedrag (bestemd voor markten en naar consumptiegedrag,
maar ook naar alle andere menselijke gedragingen (niet-marktgebonden) zoals zelfvoorziening,
informele arbeid, belastingen...
Economie heeft te maken met het streven naar behoeftebevrediging voor zover die afhankelijk is van
het omgaan met schaarse middelen, met andere woorden het streven van mensen naar welvaart.
,Economie is een deel van het maatschappelijk gebeuren, gevormd door individuen en hun gedrag en
is gericht op het bevredigen van oneindige behoeftes. Er zijn slechts beperkte middelen (=schaarste),
dit verplicht mensen om te kiezen= economisch gedrag.
Enkele voorbeelden van economisch gedrag:
• Behoeften
• Middelen
• Kostenbatenanalyse
• Alternatieve aanwendbaarheid
• Opportuniteitskost
Vraag je bij elk voorbeeld af aan welke behoeften er hier voldaan kan worden met welk(e)
middel(en). Denk vervolgens eens na over dat middel (of die middelen)? Is dat (zijn die) altijd
(opnieuw) beschikbaar? Nee, ze zijn meestal eindig, terwijl je behoeften meestal oneindig zijn (je
zult bijv. altijd opnieuw honger krijgen) Voor het bevredigen van behoeften moet je iets doen, je
moet een inspanning leveren.
Er is dus steeds sprake van SCHAARSTE (een toestand waarin er steeds weerkerende (oneindige)
behoeften zijn, terwijl de middelen om aan die behoeften te voldoen beperkt zijn). Omwille van die
schaarste moet je keuzes maken, en die keuzes hebben gevolgen.
Het feit dat je er zo over nadenkt, dus over je keuze en de gevolgen van die keuze noemen we
ECONOMISCH HANDELEN.
Al die keuzes en handelingen vormen samen wat we (theoretisch-wetenschappelijk) “de economie”
noemen, en dat brengt (in de praktijk) samen heel veel geld op, want veel van de middelen die we
nodig hebben om aan onze behoeften te voldoen zijn gewoonweg te koop, ze hebben een waarde
die we uitdrukken in GELD, en tijdens de verkoop wordt er winst op gemaakt.
De notie van alternatieve aanwendbaarheid laat zien dat elk middel kan aangewend worden voor
het bevredigen van verschillende behoeften (maar het kan natuurlijk maar één keer aangewend
worden).
Kosten en baten = andere manier om te spreken van de gevolgen van je keuze (opdeling van
gevolgen in WINST (BATEN) en VERLIES (KOSTEN). Tegelijk ontstaat ook de notie van
opportuniteitskost: de waarde van de gederfde winst (dus van de winst die je kwijt bent, of anders
gezegd: de waarde van de winst die je had kunnen boeken indien je hetzelfde middel had ingezet
voor het bereiken van een ander doel).
, Economie is de verzameling van alle menselijke gedragingen die gericht zijn op het bevredigen van
behoeften tegen een achtergrond van beperkte middelen (=schaarste). Daarom gaat aan elk gedrag
een keuzeproces vooraf. (KBA: rationele afweging van interne en externe factoren)
Economie is een sociale wetenschap, ze observeert systematisch menselijk gedrag en probeert het
te verklaren met het oog op het formuleren van theorieën (kennis) om vervolgens gedrag te
voorspellen.
De aanpak van economische wetenschappers om menselijk gedrag te bestuderen bestaat uit het
opdelen van mensen in economische actoren met een eigen rol
• INDIVIDUEN/GEZINNEN (meestal consumenten, vragers)
• ONDERNEMINGEN/ORGANISATIES/BEDRIJVEN (meestal producenten, aanbieders)
• DE OVERHEID (als producent en consument en als regulator, scheidsrechter: BELEID
VOEREN) ~wetgeving
Zie ook HS 2, 3 en 8
Slide 23 verder besproken