Samenvatting Eeuwen des onderscheids, Middeleeuwen Uni Leiden, 1e Jaar
35 keer bekeken 2 keer verkocht
Vak
Geschiedenis, Middeleeuwen, 1e Jaar
Instelling
Universiteit Leiden (UL)
Boek
Eeuwen des onderscheids
Een gedegen samenvatting van de hoofdstukken 3b tot en met 11 van Hoppenbrouwers en Blockmans, 'Eeuwen des onderscheids'. Zeer nuttig bij het leren voor de tentamens!
Volledige samenvatting - Geschiedenis van de middeleeuwen - Ugent: Notities, powerpoints en cursus
Geschiedenis van de middeleeuwen - lesnotities + samenvatting + voorbeeldvragen
Samenvatting Eeuwen des onderscheids, ISBN: 9789035142626 Hoorcollege Middeleeuwse Geschiedenis (5771V126)
Alles voor dit studieboek (23)
Geschreven voor
Universiteit Leiden (UL)
Geschiedenis
Geschiedenis, Middeleeuwen, 1e Jaar
Alle documenten voor dit vak (6)
Verkoper
Volgen
aleune
Voorbeeld van de inhoud
MG – Samenvatting hoofdstuk 3b – Samenleving en
economie
Handel en geschenken
Wederkerigheid en herverdeling
De economie in de Middeleeuwen was een “morele economie”, gebaseerd
op delen en wederkerigheid. Voor de elite waren transacties bedoeld om
hun sociale netwerk te onderhouden. Volgens de Pirenne-these zou het
laatantieke handelssysteem pas in de zevende eeuw verstoord zijn,
waardoor de Karolingen tot feodaliteit worden gedwongen. Een betere
benadering is transacties in de Vroege Middeleeuwen te zien als
voortzetting van het patronagesysteem. Volgens Grierson diende handel
vooral voor prestigegoederen als schenkingen door de elite. Voor een gift
werd een wedergift verwacht. Er was sprake van gelijke wederkerigheid
(reciprociteit) en ongelijke (redistributie) (p. 139). In de christelijke
koninkrijken had de kerk ook een positie in dit systeem, waren koningen
machtiger en de aristocratie rijker. Deze was voor de aanvoer van
luxegoederen aangewezen op handel. Pas in de loop van de zevende
eeuw nam handel op kleine markten toe, die weer verbonden waren aan
langeafstandshandel via de jaarmarkten. Deze vonden plaats in de buurt
van de elite, zoals op “waardentoernooien” waar kernwaarden van de
elite werden herbevestigd. Ook ontstonden er nederzettingen als
ontmoetingsplaatsen. Belangrijk voor de handel was de denarius die
vanaf eind 7e eeuw onder de Merovingen werd geslagen. Er was dus ook
een ruilmiddel nodig voor kleine transacties.
Handelaren, handelsroutes en handelsposten
De langeafstandshanden van luxegoederen richtte zich op Scandinavië,
waarbij de Friezen, die de mondingen van rivieren beheersten, een
belangrijke rol speelden. Zijn ontwikkelden ook schepen. Dorestad was
een Fries handelscentrum.
Voor Vikingen hoorden handel en roof bij elkaar. Rijkdom was nodig voor
prestige. Hun veroveringen droegen bij aan de liquiditeit van het zilver.
Ze veroverden Rusland om met het Byzantium en de moslims te kunnen
handelen; dit had tot midden 10e eeuw succes.
Zo is er in de vroege Middeleeuwen veel dynamiek maar weinig
commercialisering. De handel richtte zich meer op personen dan op
plaatsen; steden waren machts- en geen nijverheidscentra.
Politieke geschiedenis van de vroege Middeleeuwen
Frankische dynastieën en de eeuw van de Karolingers
Na Clovis’ dood ontstonden er vier Frankische koninkrijken: Neustrië,
Austrasië, Aquitanië en Bourgondië. Aangrenzende gebieden vielen
,onder hertogen. Vanaf midden 7e eeuw werden de hofmeiers (maiores
domus) steeds machtiger, zoals de Pippiniden in Austrasië, die na 700
ook dit ambt in Neustrië overnamen. Karel Martel bewaarde deze macht.
Als succesvol krijgsheer streed hij in 733 bij Tours tegen de moslims;
vooral een gelegenheid om zijn gezag uit te breiden. De Merovingische
koning zette hij echter niet af, maar toen hij overleed kwam er geen
opvolger. Na Karels dood werd Pippijn III de Korte hofmeijer. In 749 zou
paus Zacharius toegestaan hebben dat hij koning Childerik III afzette; in
754 zalfde paus Stefanus II Pippijns familie tot machthebbers; in ruil
hiervoor kreeg hij bescherming van de pauselijke gebieden.
Militaire verovering en de Frankische legers
Onder Karel de Grote vond gewelddadige verovering plaats: het
Langobardische Rijk, Byzantijnse gebieden, en de Saksen en Friezen. De
oorlogen tegen deze laatste twee hadden ook een religieuze dimensie. Er
volgden Saksische opstanden, die tot represailles en deportatie leidden.
Ook Pannonië werd veroverd en het huidige Oostenrijk (de Oostmark),
Bretagne, Septimanië, Aquitanië en een deel van Spanje (Spaanse Mark).
Hiermee bouwde hij voort op het succes van zijn voorgangers. Aan het
succes lag geen technologie ten grondslag, maar goed persoonlijk
leiderschap.
De Karolingers beloonden hun soldaten met land; een deel hiervan werd
van de kerk afgenomen. Op het Concilium Germanium, een
kerkvergadering in 742/743 werd besloten dat de heerser dit doen
mocht, maar hij moest de kerk compenseren en hen het recht geven om
tienden te heffen in koninklijke gebieden. Dit probleem kwam voort uit
de grootte van de legers. Na 800 werd de dienstplicht van gewone vrijen
beperkt; wat een gevolg was van het toegenomen belang van de
cavalerie.
Een prille staat
Om de staat bijeen te houden vond een mate van institutionalisering
plaats. Geestelijken rond Karel, als Alcuïn, gaven een nieuwe
heersersideologie vorm. Alcuïn zette een school op. De koning werd
gezien als beschermer van het geloof, het rijk als een herleving van het
Romeinse imperium. In 799 vroeg paus Leo III steun aan Karel. In 800
herstelde Karel zijn macht, waarop hij tot keizer gekroond werd door de
paus.
De Karolingen zorgden voor propaganda via de annalen, een biografie
van Karel de Grote door Einhard en de opluistering van Aken, dat de
symbolisch nieuw Rome werd. Alcuïn en anderen stimuleerden de studie
van het klassieke latijn; allerlei teksten werden overgeschreven.
,Het leven aan het hof was kloosterlijk. De koning zag het als zijn plicht
het volk van zonden te zuiveren; onder het mom hiervan vonden politieke
zuiveringen plaats.
De hofhouding trok steeds rond, omdat de koning steeds op krijgstocht
was, zijn aanwezigheid nodig was voor zijn gezag en om ter plekke de
opbrengst van de paltsen te gebruiken.
De kanselarij (notarissen) werd uitgebreid. Hier werden de capitularia
opgeschreven, besluiten van de vergadering van aristocraten, het
Meiveld. De zendgraven, missi dominici, moesten op de uitvoering
toezien. Dit ging lastig; de capitularia laten dus meer zien hoe de koning
de werkelijkheid wilde veranderen dan hoe het echt was. Om het rijk te
besturen werden in koninkrijken familieleden aangesteld, de grenzen
bewaakt door grensmarken en de rest verdeeld in graafschappen. De
graven moesten het gezag van de koning handhaven; in ruil daarvoor
kregen ze beschikking over het domein. Het idee hierachter was dat zij
de koning een dienst verleenden niet tot beloning maar tot eer. De kerk
was ook belangrijk in het bestuur. Bisschoppen konden vaak autonoom
handelen, maar de Karolingers probeerden dit in te perken door hun hun
immuniteit af te nemen. Desondanks werden bisschoppen nog aangesteld
in wereldlijke ambten. Machtsverhoudingen waren persoonsgebonden,
concreet en direct. Het opzetten van publieke instituties mislukte altijd;
een bestuurlijke eenheid was niet te bereiken.
Het creëren van loyaliteit: eden van trouw.
Tussen 786 en 792 werd de eed aan alle mannen verplicht gesteld in het
Karolingische Rijk. Ook waren zij dienstplichtig. Vanaf 805 mocht de eed
alleen aan koning en de eigen heer gezworen worden. Op het breken van
de eed stonden wereldlijke en religieuze sancties.
Vazallen en lenen
Een vazal is een vrij man die in een dienstrelatie staat met een seniot. De
vazal dient en steunt zijn heer, die hem beschermt en onderhoudt. Vanaf
780 zijn er ook koninklijke vazallen. Sommigen kregen landgoederen in
leen (beneficio). Zo werden ook de koninklijke domeinen die de graven
mochten gebruiken aangeduid.
Fedeo-vazallitische realaties en feodaliteit
Er kwamen steeds meer vazallen met een leen of feoda. Vazalliteit werd
vaker een relatie tussen leenman en leenheer. Vazal en leenman zijn
echter geen synoniem. Een leenman is een vazal op een leen. In de
Karolingische tijd worden slechts de eerste aanzetten tot feodo-
vazallitische relaties gegeven; het was géén feodale staat.
De fictie van een verenigd rijk
Na Karel de Grote werd in 813 zijn zoon Lodewijk keizer. Hij maakte een
opvolgingsregeling, waarbij het rijk in drieën werd gedeeld. Toen hij een
, latere zoon ook een deel wilde geven, brak er oorlog uit. Zijn zoons
versloegen hem in 833, maar konden het onderling niet eens worden.
Uiteindelijk sloten zij in 843 het Verdrag van Verdun, waarmee zij het
rijk verdeelden. Lodewijk de Duitser, koning van het oostelijke deel, was
een sterke vorst en wist zijn gebied zowel naar het oosten als het westen
uit te breiden. In 881 werd zijn nakomeling Karel de Dikke als keizer
erkend; deze titel werd hiermee verbonden aan Duitsland.
Dynamische periferieën
De Britse eilanden en Scandinavië
Een verschil van Engeland met het Karolingische Rijk is dat in Engeland
de volkstaal meer werd gebruikt; verder zijn er veel overeenkomsten.
Vanaf 786 begonnen Scandinavische invallen, met name gericht op
expansie en vestiging. De Noren veroverden verschillende eilanden. De
Denen vielen in 865 Engeland binnen. In 876 vestigde een deel van hen
zich; een ander deel bleef vechten en werd in 878 door Alfred van
Wessex bij Edington verslagen. De Denen kregen een gebied
toegewezen: Danelaw. Alfred stichtte versterkingen, die tot marktsteden
uitgroeiden. Ook moesten de Denen belasting betalen (Danegeld),
waardoor Alfred veel zilver verkreeg. Hij liet zich “koning van Engeland”
noemen en uiteindelijk ook de Danelaw onder zijn macht te krijgen. De
oude Angelsaksische koninkrijken verdwenen en werden omgevormd tot
regionale eenheden: shires.
In het Karolingische Rijk hielden de Vikingen plundertochten. Er was
geen groot leger en geen immigratie. Er werden ook Vikingen ingehuurd
tegen de Vikingen; zij mochten zich soms vestigen in delta’s of
kustgebieden, zoals Normandië.
Omdat de Frankische legers niet op verassingsaanvallen konden
reageren, gingen de lokale heren de bescherming op zich nemen, wat
decentralisatie versterkte. Door hun veroveringen stimuleerden de
Vikingen de circulatie van zilvergeld dat ze uit kloosters roofden. Hun
expedities komen voort uit machtsstrijd in Scandinavië, waarbij de
verliezer verdreven werd, als prestigemiddel en als reactie op Frankische
agressie.
De Denen waren al voor 800 verenigd in één koninkrijk. Zij veroverden in
de 9e eeuw Noorewegen en vanaf de 10 e eeuw Engeland. Noorwegen
werd pas na 1035 autonoom. In Zweden was Olof Skötkonung (995-1020)
de eerste koning over het hele land. Het werd echter veroverd door
Denemarken, pas vanaf 1130 werd het weer autonoom.
Slavische vorstendommen
Rond 700 zijn de Friezen relatief machtig. Eind 8 e eeuw komen de
Slavische en Saksische hertogen op. De Slavische krijgsheren verkregen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper aleune. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,69. Je zit daarna nergens aan vast.