Sociale Omgeving en Gedrag – Aantekeningen Colleges en Video’s
College/video 1 – Hoofdstuk 1, 2, 3 en 4
Video 1: Introductie en interventies
Er zijn veel maatschappelijke problemen, psychologen kunnen hierbij worden gehaald om dit
op te lossen:
• Onderwijs: Wanneer mensen zonder diploma de arbeidsmarkt ingaan hebben ze
eigenlijk een eeuwige achterstand. In wat nu bepaald waarom mensen uitvallen in
het onderwijs zitten allemaal sociale en psychologische aspecten die een rol spelen.
• Immigratie en integratie: Wat bepaald dat mensen uit andere culturen goed kunnen
integreren in een maatschappij en wat bepaald dat mensen wel/niet openstaan voor
integratie?
• Arbeid: Wat bepaald dat mensen zich ziekmelden? Kan ook een gevolg zijn van
bijvoorbeeld ontevredenheid op het werk.
• Milieu: Gedragsveranderingen van mensen. Wat moeten mensen doen om beter te
zijn voor het milieu?
• Gezondheid: Wat bepaald dat mensen wel/niet stoppen met roken? Wat bepaald dat
mensen gezonder gaan leven?
• Consumentengedrag: Hoe kunnen we consumenten zo beïnvloeden dat ze de
producten kopen die een bepaalde producent verkocht wil hebben?
• Sport: Hoe gemotiveerd zijn mensen om zichzelf te verbeteren?
• Vervoer en verkeer: Waarom gaan mensen op dezelfde tijd de weg op? Waarom
vermijden ze geen files?
Al deze onderwerpen worden beïnvloed door vele aspecten waaronder economische,
historische, geografische en ruimtelijke, politieke en sociaal psychologische aspecten.
Begrippen en definities
Sociaal psychologische aspecten: Gedragingen, probleembesef, attitudes, normen, waarden
en efficacy (denk je dat je bepaald gedrag kan uitvoeren of denk je dat als je bepaald gedrag
vertoont het probleem dan wordt opgelost?) beïnvloeden deze aspecten.
Sociale psychologie is de wetenschap die zich richt op het begrijpen van de aard en oorzaken
van menselijk gedrag en cognities in sociale situaties. Emoties horen hier ook bij.
Toegepaste sociale psychologie: Toepassen van sociaal psychologische constructen,
principes, theorieën, interventietechnieken, methoden en onderzoeksresultaten om sociale
problemen te begrijpen en op te lossen.
• Het gaat om het toepassen van constructen: Een construct is een latente individuele
eigenschap. Latent wil zeggen dat iets wel hebt, maar dit niet aan de buitenkant kan
zien. Voorbeelden zijn: attitudes, waarden, sociale normen en prestatiemotivatie
(wat motiveert je om te presteren?).
1
,Bij principe gaat het over het verklaren van de werking van een psychologisch proces.
Voorbeelden zijn:
• Cognitieve dissonantiereductie: Een ongemakkelijk gevoel omdat cognities met elkaar
en/of gedrag met elkaar in tegenspraak zijn.
• Groupthink: Unanimiteit belangrijk als cohesie groot is. Mensen streven naar
unanimiteit. Dit kan leiden tot hele slechte besluiten.
• Bystander effect: Minder helpen als er veel mensen aanwezig zijn.
• Voet-in-de-deur-techniek: Beginnen met een klein verzoek en vervolgens een groot
verzoek doen. Uit onderzoek blijkt dat mensen dan eerder geneigd zijn om aan het
grote verzoek te voldoen. Dit komt doordat mensen bijvoorbeeld denken “oh maar
als ik dit belangrijk vind, moet ik meer doen”.
Theorie: Geïntegreerde set principes waarmee gedrag en cognities kunnen worden
beschreven, verklaard en voorspeld. Heel belangrijk in de toegepaste sociale psychologie,
omdat het ons handvatten geeft om maatschappelijke fenomenen te begrijpen.
Belang theorie (Lewin): “Er is niets zo praktisch als een goede
theorie.”. Redenen waarom theorieën kunnen helpen om
maatschappelijke problemen te beschrijven: het structureren van
problemen, selectie relevante determinanten, richting voor
oplossing en evaluatie. Theorieën zijn heel relevant om grip te
krijgen op dingen die een rol spelen.
Overkoepelende theoretische frameworks
Overkoepelende theoretische frameworks zorgen ervoor dat veel kleinere theorieën
hieronder kunnen worden gedeeld, zorgt voor een algemener overzicht van wat voor soort
theorieën worden toegepast en gebruikt in de sociale psychologie.
1. Sociale invloed: Invloed van sociale omgeving op gedachten, gevoelens en gedrag.
• Voorbeeld – Focus theory of normative conduct: Verklaard waarom wat je
denkt dat anderen van je verwachten (intuïtieve normen) en wat je denkt dat
de meerderheid doet, invloed kunnen hebben op je gedrag.
2. Sociale cognitie: Hoe we denken over anderen en de wereld:
• Voorbeeld – Attributietheorie: Waaraan schrijf je gedrag toe? Aan individuele
kenmerken van een persoon of aan omstandigheden?
• Voorbeeld – Cognitieve dissonantietheorie
• Voorbeeld – Theorie van gepland gedrag: Ons gedrag wordt bepaald door
onze intenties. Intenties om gedrag te vertonen zijn sterk als ze een positieve
attitude hebben, als de sociale norm sterk is en als we denken dat we het
gedrag kunnen vertonen.
• Voorbeeld – Sociale vergelijkingstheorie
3. Sociale relaties: Hoe gaan we om met anderen, waarom hebben we goede relaties
dan wel conflicten met anderen.
• Voorbeeld – Ingroup/outgroup biases: Mensen in je ingroup vindt je leuker
dan die in de outgroup.
2
, • Voorbeeld – stereotypen: We hebben bepaalde beelden over wat een
typische representant van een groep is en het handelen daarnaar.
• Voorbeeld – Prosociaal gedrag: Wat motiveert mensen om iets goeds te doen
voor anderen/de maatschappij ook al is het niet direct in hun eigen belang?
• Voorbeeld – interdependentietheorie: Gaat over hoe mensen van elkaar
afhankelijk zijn.
Kenmerken van toegepaste sociale psychologie
Inductief: Je begint vanuit het probleem en kijkt
Deductief: Onderzoeker gaat uit van één theorie.
welke aspecten daar een rol bij kunnen spelen. Van
Van theorie naar probleem, nauwe benadering en
probleem naar verklaringen, brede benadering en
uitgaan van één theorie.
meerdere theorieën.
Factoren die van invloed zijn op cognities en gedrag:
1. Individueel: Attitudes, waarden
2. Sociaal: Opinies en gedrag van anderen
3. Situationeel: Fysieke omgeving
4. Cultureel: Gedeelde opvattingen, percepties, normen
5. Biologisch: Genetische factoren
Kenmerken van toegepaste sociale psychologie:
1. Probleemgericht: Meerdere theorieën, methoden en interventies kunnen worden
gebruikt om grip te krijgen op een maatschappelijk probleem.
2. Waardeoriëntatie: Bijvoorbeeld wat maakt dat mensen wel/niet stoppen met roken?
3. Sociale bruikbaarheid: We zijn op zoek naar sterke effecten en lange termijneffecten.
Dit is vanuit praktisch oogpunt het relevant.
4. Generaliseerbaarheid: Representatieve steekproef
5. Veld: Onderzoek wordt vaak in het veld gedaan, zodat er een realistischer beeld
wordt geschetst van de werkelijkheid. Het nadeel hieraan is dat er in de ‘echte
wereld’ veel andere aspecten een rol kunnen spelen. Hierom wordt er ook gebruik
gemaakt van virtual reality.
6. Interdisciplinair: Samenwerken met andere disciplines.
3
, 7. Opdrachtgever: Veel onderzoeken hebben een opdrachtgever die snel resultaat
willen. Voorbeeld zijn – ministeries, provincies, dierentuin of energiebedrijven. Dit
betekent dat onderzoek toegankelijk gerepresenteerd worden.
8. Kosten-baten afweging: Voorbeeld – massamedia of informatie-op maat.
9. Politieke haalbaarheid: Voorbeeld – Vliegtax
10. Output: Wetenschap vs maatschappij (advies aan bedrijf of overheid)
Gebruik van resultaten toegepaste (sociale) psychologie:
• Probleem oplossen: Directe toepassing
• Input voor beleid, naast andere factoren
• Agendasetting: Onderzoek dat ertoe leidt dat het onderwerp op de (politieke)
agenda komt te staan. Bijvoorbeeld – Wat we moeten doen om klimaatverandering
naar 1,5 graad te beperken
• Onderzoek om besluitvorming uit te stellen: “we weten het nog niet” dus we doen
veel onderzoek, zodat we nog geen besluit hoeven te nemen (misbruik).
• Onderzoek om eigen standpunt te ondersteunen: In consultancy is dit oké, in
wetenschappelijk onderzoek niet. Er wordt gekleurd onderzoek gedaan en soms zelf
gemanipuleerd. Voorbeeld – Kamer heeft veel passages weggelaten bij onderzoek
naar criminaliteit (misbruik)
• Manipulatie
Vragen die gesteld moeten worden bij maatschappelijke problemen en de sociale
psychologie: Wat is het probleem?; Welk gedrag veroorzaakt het probleem?; Welke
aspecten bepalen dat gedrag? (theorie); Welke interventies zijn geschikt? (gericht op
belangrijke determinanten); Is interventie effectief? (evaluatie) – Uitkomst/proces
Interventies
Toegepaste gedragsanalyse – stroming van onderzoek naar interventies: Gebaseerd op
leertheorie gecombineerd met inzichten uit sociale beïnvloeding die dit soort interventies
kunnen versterken/verzwakken.
• Gevolgen van gedrag motiveren gedrag: Mensen gaan hun gedrag veranderen als de
gevolgen van hun gedrag worden veranderd. Mensen willen positieve gevolgen
verkrijgen en negatieve gevolgen vermijden. Vooral directe en zekere gevolgen
beïnvloeden gedrag (hoe sneller, hoe meer effect op gedrag). Gewenst gedrag kan
gestimuleerd worden door mensen te belonen en ongewenst gedrag kan afgezwakt
worden door mensen te straffen.
Interventiestrategieën:
1. Antecedente strategieën: Veranderen van factoren in omgeving, voordat mensen
gedrag gaan vertonen. Deze factoren sturen gedrag en kondigen mogelijke gevolgen
aan.
• Voorlichting, educatie en training: Standaardoplossing wat vaak wordt
toegepast in beleid. De gedachte is, dat als mensen maar beter weten, dan
veranderen ze hun gedrag wel. Mensen kunnen de voordelen/nadelen van
(on)gewenst gedrag te horen krijgen of training kringen + oefenen en
feedback. Op zichzelf niet erg effectief, vooral niet als gewenst gedrag lastig
4