Samenvatting Hoorcolleges en
Werkcolleges Kwartaal 6
Inhoudsopgave
Literatuur................................................................................................................................................2
Uitwendige versie en stuitligging............................................................................................................3
Alle niet-achterhoofdsliggingen...........................................................................................................10
Niet-vorderende ontsluiting.................................................................................................................16
Niet vorderende ontsluiting (Attie Go).................................................................................................19
Niet vorderende uitdrijving (Attie Go)..................................................................................................22
,Literatuur
College Perinatale zorg (2018). Preconceptie Indicatie Lijst (PIL), multidisciplinaire
samenwerkingsafspraken. Utrecht: CPZ
Dörr P. J., Khouw V.M., Frank Y.J., Chervenal F.A. & Nijhuis J.G.,(2014) Obstetrische interventies,
Amsterdam, Read Business Education
De Boer, J. & De Roon-Immerzeel A., (2013) KNOV Standpunt Voorlichting over pijn en
pijnbehandeling tijdens de baring, Aanbevelingen voor verloskundigen, Utrecht, KNOV
De Boer, J., & Zeeman, K. (2008). KNOV Standaard Prenatale verloskundige begeleiding. Utrecht:
KNOV
Leeffers, D., (2018) KNOV-Factsheet Uitwendige Versie, Utrecht, KNOV
Martini, F.H., & Bartholomew, E.F. (2015). Anatomie en fysiologie, een inleiding. Amsterdam:
Pearson Benelux
NVOG (2013). NVOG-Richtlijn Hemorrhagia postpartum, Utrecht, NVOG
NVOG (2008). NVOG-Richtlijn Schouderdystocie, Versie 2.0, Utrecht NVOG
Nijhuis, J.G., Essed, G.G.M., Geijn van, H.P., Visser, G.H.A.. (2016). Foetale bewaking. Bohn
Stafleu van Loghum
Offerhaus, P, De Boer J., & Daemers D., (2006), KNOV-Standaard Niet vorderende ontsluiting,
aanbevelingen voor verloskundig beleid en preventie, Utrecht, KNOV
Prins, M., van Roosmalen, J., Scherjon, S., & Smit, Y. (2014). Praktische Verloskunde, 13e herziene
druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Rankin (ed.)., J. (2017). Physiology in Childbearing with Anatomy and related biosciences 4th
edition. Edinburgh: Elsevier.
Steegers, E. A.,(editor). (2019). Textbook of Obstetrics and Gynaecology, a life course approach.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
,Uitwendige versie en stuitligging
Incidentie
Bij een zwangerschapsduur van:
- 20-25 weken ligt 30-40% van de foetussen in stuitligging
- rond 32 weken ligt nog 10-15% van de foetussen in stuitligging
- in de à-terme periode ligt nog 3-4% van de foetussen in
stuitligging
Definitie
Een stuitligging is een lengteligging waarbij het voorliggende deel gevormd wordt door de stuit en/of
voeten. Er zijn verschillende vormen van stuitligging:
- onvolkomen stuitligging (‘frank breech'): de benen langs het lichaam, geflecteerd in de heup en
gestrekt in de knie (2,25% à-terme periode) (daalt makkelijk in, spildraaifactor: maximaal verschil
in buigbaarheid, heupdysplasie)
- volkomen stuitligging (‘complete breech'): de voeten naast de stuit, de benen geflecteerd in de
heup en de knie (0,75% à-terme periode) (voortijdige persdrang door uitzakken voet)
- half (on)volkomen stuitligging: een combinatie van onvolkomen en volkomen stuitligging
- voetligging (‘incomplete breech'): een of beide voeten niet naast maar onder de stuit
Oorzaken
Verminderde stabiliteit van de hoofdligging:
- Vroeggeboorte
- Placenta praevia
- Tumoren in het kleine bekken
- Bekken- en uterusafwijkingen: zoals myomen, uterusanomalie
- Polyhydramnion
- Bekkenvernauwing: bij een vermoeden na een mislukte of moeizame kunstverlossing i.a. is er
een verhoogd risico op foetale mortaliteit/morbiditeit bij een vaginale baring
- Congenitale foetale afwijkingen: zoals hydrocefalie, anencefalie
Verhoogde stabiliteit van de stuitligging:
- Meerlingzwangerschap
- Foetale groeivertraging
- Oligohydramnion
- Multipariteit
- Navelstrengproblemen (te kort/omstrengeld)
- Congenitale foetale uterus afwijkingen
- Congenitale foetale afwijkingen: zoals spina bifida, akinesiesequenties, syndroom van Klippel-Feil
en malformaties aan de onderste extremiteiten
Complicaties
- Het trager verlopen van ontsluitingsperiode, doordat de omvang van de stuit onregelmatig
(volkomen stuitligging) is of kleiner (onvolkomen stuitligging) is dan het caput en drukt minder
goed op de ontsluitingsrand.
- Het geboren worden van romp voor volledige ontsluiting, waardoor het caput op de cervixring
blijft hangen.
- Uitzakkende navelstreng (kleinst: onvolkomen stuit, grootst: voetligging), doordat een stuit het
bekken minder goed afsluit dan een caput.
- Het draaien van de rug van het kind naar de rug van de moeder, waardoor de kin van het kind
achter de symfyse blijft haken en trauma optreedt.
, - Asfyxie door langdurige compressie van navelstreng tussen caput en bekken ten gevolge van
NVU met het risico van afscheuren tijdens het ventraalwaarts bewegen van de romp (vier- tot
tienmaal groter risico)
- Opgeslagen armen (bij 5% van de stuitbevallingen).
- Mechanisch letsel ten gevolge van een NVU, waarbij (partiële) extractie nodig is.
- Meconiumhoudend vruchtwater aspiratie: afkoeling van de reeds geboren stuit ten gevolge van
NVU zorgt voor een ademprikkel, gevolgd door aspiratie.
- Intracraniale beschadigingen bij een te snelle passage van een ongemouleerd hoofd, waardoor
de intracraniale druk plotseling toeneemt, gevolgd door abrupte decompressie na de geboorte.
Uitwendige versie
Een uitwendige versie van de stuitligging tot hoofdligging vanaf 36 weken zwangerschapsduur kan
leiden tot vermindering van de frequentie van stuitliggingen bij de geboorte en van het aantal
sectio’s. Een versie bij 34-35 weken leidt niet tot een vermindering van het aantal keizersneden en
vergroot de kans op vroeggeboorte. Het nut van alternatieve methoden zoals acupunctuur,
moxibustion, Rebozo techniek en osteopathie is niet aangetoond. Er wordt een maximum van drie
pogingen aanbevolen. Verloskundigen die uitwendige versie verrichten zijn ingeschreven in het
register van de KNOV. Zij verzamelen data over de versies. Een uitwendige versie kan worden
verricht door de eerste en tweede lijn bij bevoegdheid.
Preventie
De kans van slagen van een uitwendige versie is 50% (multipara 60% en nullipara 40%). De kans van
slagen wordt vergroot door het gebruik van tocolysis door middel van ritodrine.
Contra-indicaties
- Meerlinggraviditeit
- Ernstige groeivertraging
- Ernstige hypertensie (zoals pre-eclampsie, HELLP-syndroom)
- Placenta praevia
- Abruptio placentae i.a.
- Foetale nood
- Gebroken vliezen
- Uterusanomalie
- Oligohydramnion (overwegen)
- Litteken uterus (overwegen)
- Milde hypertensie (overwegen)
- Bloedverlies tweede helft zws (overwegen)
Risico’s
- Persisterende CTG-afwijkingen (0,36%)
- SROM (0,05; 0,2%)
- VBV (0,3; 0,47%)
- Abruptio placentae (0,05; 0,08; 0,12; 0,18%)
- Spoedsectio vanwege bradycardie (0,35; 0,43%)
- Foeto-maternale transfusie (0,9; 3,7%)
- Bradycardie (0,17; 1,3; 4,0%)
- Uitgezakt navelstreng (0,06; 0,18%)
- Perinatale sterfte (0,09 ;0,19 %)
Verhogende factoren voor kans van slagen
- Uteriene tonus
- Multipariteit