Suus van Leeuwen, 1G1
Gedrag en invloeden op gedrag
1.1 Gedrag van mensen (16)
Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag en mentale processen van de mens
als individu. Ze richten zich op het gedrag van de individuele mens.
De sociale psychologie bestudeert de wisselwerking tussen het individu en zijn sociale omgeving.
Wanneer word iemand beïnvloed door een groep? Hoe is de wisselwerking tussen de groep en de
leider.
Sociologie, wat bestuurd dat? Het bestudeert de manier waarop mensen samenleven.
Sociologen Gedragswetenschappers net als psychologen. Bij sociologen gaat het niet om het
gedrag van 1 groep jongeren die tijdelijk met elkaar optrekken. Ze richten zich op activiteiten van
vaste straatgroepen en hun positie in de buurt/stad.
Wat is het verschil tussen psychologie en sociologie? Bij psychologie gaat het om het gedrag van de
individuele mens. Bij sociologie gaat het om het gedrag van groepen mensen en de beïnvloeding van
mensen door de maatschappij waarin ze leven.
De mens is een gewoontedier, we willen graag dat alles normaal gaat.
Psychologie en sociologie zijn wetenschap, rechten niet. Wetenschap is objectief, waardenvrij en
volgens wetenschappelijke methodiek.
1.2 Definitie van gedrag (17)
Gedrag staat voor alles wat je kan waarnemen, zien. Waarneembare activiteiten/handelingen.
Innerlijke processen die het waarneembare gedrag beïnvloeden. Psychologen bestuderen daarnaast
innerlijke processen die het (waarneembare) gedrag beïnvloeden. Bijv: Pesten.
Opzettelijk/ bewust Als je honger hebt ga je naar de kast om iets te eten te pakken, liegen en boos
worden.
Onbewust Met je voeten op de grond tikken of langs je neus wrijven. 85%
Reflexmatig gedrag Natuurlijke reflexen, zonder na te denken (reactie van spieren) bijv. Knipperen
met ogen en ademen. Aangeleerde reflexen (automatisch gedrag) klassieke conditionering. Bijv. een
fobie, dat je sorry zegt, handen wassen na wc en je zeggen ipv u.
Innerlijk gedrag is gedrag dat niet meteen zichtbaar is voor jezelf en anderen dromen en
nadenken.
Menselijk gedrag kan worden beïnvloed door omgevingsfactoren of culturele factoren. In
een ander land leven ze in een ander soort cultuur.
Erfelijke factoren zijn ook belangrijk. Zij bepalen in sterke mate het uiterlijk en lichamelijk
functioneren. Ook bepalen zij in zekere mate de intelligentie en muzikaliteit.
Temperament factoren zijn erfelijk bepaald. Zoals mate van activiteit, snelheid van bewegen
en lage impulscontrole.
Zonder goede genen komen erfelijke eigenschappen als intelligentie of muzikaliteit niet tot
ontwikkeling, maar de juiste omgeving zorgt ervoor dat ze tot volledige expressie komen.
, Suus van Leeuwen, 1G1
Fysieke factoren
1.3 Invloeden op gedrag (19)
G e d ra g
Fysieke (lichamelijke) factoren Psychische factoren
Als je gezond en fit bent kan je veel werk verrichten. Maar je lichaam
kan je ook belemmeren. Bij pijn of ziekte kan je humeurig worden.
Sociale factoren
Handicaps als blindheid en doofheid belemmeren onze waarneming
en beïnvloeden de omgang met andere mensen. Je uiterlijk is ook van
Culturele en
invloed op je zelfbeleving en gedrag. Als je vindt dat je er lelijk uitziet spirituele factoren
ga je je ook verlegen of onzeker gedragen. Het is ook belangrijk
hoe je je lichaam beleefd. Als je denkt dat je koorts hebt zal je je Fysische en
geografische factoren
anders gedragen dan wanneer je denkt dat je verliefd bent.
Psychische factoren
Je lichamelijke factoren kunnen je stemming, je psychisch functioneren beïnvloeden. Dit kan ook
andersom, er is dus sprake van een wisselwerking tussen lichamelijke en psychische factoren.
De zelfbeleving zou je een psychische factor kunnen noemen.
De invloed van persoonlijkheidskenmerken. Iemand die dominant is speelt graag de baas over andere
mensen. Iemand die dit niet is werkt liever samen met mensen door goed te overleggen. Introverte,
gesloten mensen gaan vaak anders om met hun vrije tijd dan extraverte mensen.
Soms hangt de psychische functie af van de levensfase waarin je zit. Je kan normaal erg blij zijn maar
nu minder want je gaat naar een andere school.
Een negatief zelfbeeld kan zorgen voor onzekerheid, sociale angst of het maken van onnodige fouten.
Als je je positief waardeert geeft dit je zelfvertrouwen.
Positief zelfbeeld = als je tevreden bent over jezelf.
Negatief zelfbeeld = als je ontevreden bent over jezelf.
Psychische factoren die gedrag beïnvloeden:
Vermogens en leerervaringen – Intelligentie, ruimtelijk inzicht, muzikaaltalenten, technische
aanleg enz.
Persoonlijkheidseigenschappen – bijv. verschil introverte mensen en extraverte mensen
Drijfveren – honger, dorst, seks, behoefte aan sociaal contact, erkenning en geestelijke
uitdaging.
Attitudes – Houding ten opzichte van jezelf, andere en bepaalde voorwerpen (dingen die je
denkt).
Sociale factoren
Je wordt beïnvloed door mensen, degene die het meeste invloed op je hebben zijn je ouders, je
partner en je kinderen. Zij behoren tot de primaire groep, tot de meest directe leefomgeving. Je
stemt je gedrag dus af op de verwachtingen en gedrag van andere. Mode is een sociale factor.
Andere mensen fungeren ook vaak als imitatiemodel. Je neemt bewust en onbewust dingen over.
Leerkrachten van de basisschool zijn erg belangrijk voor je. Je imiteert ze niet alleen maar
identificeert je vaak met hen. Het zijn identificatiemodellen. En later in je leven kunnen
leeftijdsgenoten, buren en collega’s belangrijke imitatie- en identificatiemodellen zijn.
In de werksituatie hebben mensen bepaalde rollen bij elke functie wordt een andere rol verwacht.