College 1
dinsdag 2 februari 2021 12:38
Leren en onderwijs zijn overal en belangrijk voor individu & maatschappij
Onderwijs = het overdragen van kennis of vaardigheden. Een kind netjes leren eten is ook onderwijs
Leren = het verkrijgen van nieuwe te generaliseren kennis wat je ergens anders ook kan toepassen. Ook veel abstracte
kennis.
Leren bij mensen = het proces van geven en krijgen van systematische instructie, met name op een school/universiteit.
Vaak overdracht van generaliseerbare/abstracte kennis.
Niet alleen de mens leert, maar ook dieren leren (bijvoorbeeld van hun ouders hoe ze mieren moeten opeten). Dieren
leren vaak hoe ze moeten overleven.
Onderwijswetenschappen=
Een interdisciplinair (niet alleen onderwijswetenschappers, maar ook psychologen, pedagogen) onderzoeksveld waarin
onderzoekers onderzoek doen naar:
1) hoe mensen leren (alleen en samen)
2) naar hoe leren te verbeteren door diverse sociale en organisatorische instellingen en nieuwe ontwerpen van
leeromgevingen
Doel onderwijsweten:
- beschrijven, begrijpen, verklaren van gedrag
- leren, opleiden en ontwikkelen in het onderwijs (hoe we leren het beste vormgeven)
Hoe ziet het NL onderwijsveld eruit?
Onderwijs-onderzoek: Training en advies Onderwijsmaterialen & technologie Onderwijspraktijk/instellingen:
Onderwijsbeleid:
- o.a. universiteiten - onderwijs-adviesbureaus - methode-uitgevers - schoolleiding
- minister OCW
- toet uitgevers - docenten
- inspectie v/h onderwijs Deze onderzoeken kunnen heel algemeen - lerarenopleidingen
zijn, maar ook heel vakspecifiek Samen vormen zij het onderwijsveld - makers digitale onderwijs/spellen - leerlingen
Onderwijskundigen = wetenschap die leren, opleiden en ontwikkelen in 't onderwijs en bedrijfsleven wil
beschrijven, begrijpen en verklaren
Maar je hebt ook onderwijssociologen, psychologen, wetenschapscommunicatoren (lezen onderzoek
vertalen 't naar begrijpelijke aanbevelingen voor praktijk.
Eduquacks/eduquackademics = pseudo theorieën, hete lucht ideeën verkopen.
VVE = vroeg voorschoolse educatie (kinderopvang)
BAO = basisonderwijs, SBAO = speciaal basisonderwijs (leer gedrag problemen) en, SO = speciaal onderwijs (kinderen
met grotere leer/gedrag problemen, verstandelijke beperking)
VO = voortgezet onderwijs
PRO= praktijkonderwijs, VSO = voorgezet speciaal onderwijs
Cijfers:
VMBO = meeste instroom
Niveaus:
Micro niveau; lerende kind.
- Neuro/brein
- Sociaal-emotioneel
- Cognitief
- Rekenen/taal (individuele kind)
Meso niveau; schoolcontext:
Leren en instructie
- Leraren
- Relatie leraar-leerling
- Interacties in de klas
- Organisaties onderwijs in school
- Schoolontwikkeling
Macro niveau; maatschappij:
- Onderwijsbeleid
- Onderwijsstelsel (vmbo, havo of high school etc.)
- Maatschappelijke effecten van 't onderwijs (kansenongelijkheid wat toeneemt etc.)
Waar: Hoe: Instrument:
- laboratorium of natuurlijke - experiment/interventie - observatieschema's
omgeving (school) - correlationeel - vragenlijsten
- observatie in de klas - interviews
- gedragsonderzoek - tests/toetsen
- hardop denken
- reactietijden/leestijden
- oogbewegingen
- fMRI/EEG
In het onderwijs is er 'n gevoel dat de leerlingen lastiger te bereiken zijn. Ze zoeken koortsachtig naar nieuwe wegen, en
proberen van alles uit. Hierdoor is er een karrenvracht aan middelen, methoden, (pseudo) theorieën die vaak fout zijn.
Heel veel belanghebbenden: veel geloof, worden onderbouwd met ideologieën met anekdotisch 'bewijs'
Belangrijk om te nuanceren
Wetenschap heeft 't niet voor het zeggen
- politici hakken knopen door, op basis van wetenschap en maatschappelijk debat.
- wetenschap zoekt onderliggend mechanisme; waarom werkt iets?
Overtuigingen over onderwijs (vernieuwing)
Waarom is het zo lastig om van die mythes af te komen/hardnekkig?
- overal zien we bewijs voor mythen
- 3 verklaringen voor hardnekkigheid overtuigingen
- patternicity = neiging om betekenisvolle patronen te zoeken in willekeurige dingen/gebeurtenissen
- confirmation bias = idee dat we bevestigend bewijs zoeken/vinden voor wat we geloven. Je geloofd de feiten die
overeenkomen met jou mening
- hindsight bias = achteraf kan je makkelijk verklaringen en feiten afstemmen op dingen waarvan je weet dat is
gebeurt, achteraf is makkelijk praten, je denkt dat je gelijk hebt (achteraf).
Onderwijs echt veranderen is lastig: vaak (schijnbaar) succes van onderwijsvernieuwing op korte termijn
• vernieuwend project vs toepassing van die vernieuwing in het onderwijs: bijv opschaling, langdurige implementatie.
Ze hebben bijv. een app bedacht en dat werkt in een klein groepje, maar dat toepassen in het hele onderwijs is
gewoon heel lastig.
• onderzoek naar bewijs voor die ideeën is vaak heel zwak opgezet. Bijv. onderzoek dat laat zien dat probleem gestuurd
onderwijs (PGO) werkt; ja maar ten opzichte van wat? Er worden vaak veel fouten gemaakt.
- Er zijn geen uitgesproken en toetsbare doelen; hoe wordt het gemeten, wanneer is 't succesvol? Geen willekeurige
respondenten, er is geen echt controle groep waarmee de interventie vergeleken mee kan worden.
• Hawthorne effect: de glans van het nieuwe effect van onderzocht worden. Als je iets nieuws gaat proberen, iedereen
is extra enthousiast, kinderen zijn gemotiveerder; alleen dat al verbeterd de prestatie
• soms zijn we gewoon lui (mensen zijn gewoontedieren), dus dan is het lastig om te veranderen
Deel 1 Pagina 1
, • soms zijn we gewoon lui (mensen zijn gewoontedieren), dus dan is het lastig om te veranderen
• we houden van hokjesdenken (lekker makkelijk en overzichtelijk)
Theorieën/paradigma's over onderwijs (vormen)
(Sociaal-) constructivisme:
Mensen gaan zelf kennis opdoen in samenwerking met anderen (sociaal). Kinderen moeten in een actieve leeromgeving
zitten om kennis te verwerven, samenwerken is belangrijk omdat ieder een eigen mening heeft en je moet tot 'n gedeelde
mening komen.
Cognitivisme:
Denken staat centraal/differentiatie. Cognitie staat centraal
Differentiatie: gaat niet alleen om wat mensen leren, maar ook hoe ze leren. De manier waarop mensen leren verschilt
Gedragsmodel/behaviorisme:
Gedrag staat centraal: doelen/belonen/straffen/negeren. Drill and practice; kinderen drillen.
Hokjes denken veroorzaakt dogma's en ruzies
Uit alle stromingen haalt onderwijs wel iets (stickers; gedrag), niet alle kinderen hetzelfde aanbieden (differentiatie), maar
eigen niveau werken (cognitivisme), samenwerken en actief kennis verwerken: constructivisme
Waarom zou er maar '1 model bestaan om efficiënt, effectief en aangenaam te leren?
Mythes over leren:
Leerstijlen, leerpiramide, meerdere intelligenties, zittenblijven positief effect
Mythe 1: leerstijlen: MYTHE
- Leerstijlen van Kolb: big business in onderwijsland. Het is erg populair maar niet waar. Maar voorkeuren hoeven niet altijd
het beste te zijn.
- Mensen zijn allemaal anders, dus ze leren ook anders.
- Er is een verschil tussen de manier waarop iemand zegt dat hij het liefste leert en de methode die leidt tot beter leren.
Voorbeeld ongezond eten en gezond eten (is beter voor je). Kinderen kunnen dol zijn op snoep, maar dat is niet goed
Leervoorkeuren zeggen niets over wat goed/slecht is voor het leren.
- de meeste mensen voldoen niet aan 1 leerstijl
- info die gebruikt wordt om mensen aan stijlen toe te wijzen, is ontoereikend.
- verschillen eerder geleidelijk dan categorisch (het zijn geen hele verschillende mensen)
- tests ontoereikend (ze vragen vooral wat ze zelf denken, maar mensen kunnen zichzelf slecht inschatten)
- Het is een mythe, er is geen degelijk bewijs dat onderwijs aan passen aan deze stijlen nut heeft
- Het kan zelfs negatief kunnen uitpakken omdat je op 'n te oppervlakkige manier gaat lesgeven
- Leerstijlen zijn geen onderwijstheorie, dus behandel het ook niet zo.
- Verschillen tussen leerlingen bestaan natuurlijk wel
- Instructie methoden kunnen wel inspelen op verschillen, bijv. in voorkennis maar niet op de 'leerstijlen'
Waarom is het zo populair?
- We vinden het leuk om onszelf in groepen te verdelen
- Benadrukt individuele verschillen, daardoor krijgen mensen aandacht
- leerlingen/ouders kunnen mislukkingen afschuiven dat er niet geleerd wordt met de passende leerstijl.
Leerstijlhypothese: leerlingen met verbale leerstijl leren beter (of uitsluitend) van boek. Leerlingen met visuele leerstijl
leren beter (of uitsluitend) van video. Dit is niet waar.
Mythe 2: leerpiramide: MYTHE
effectiviteit van leren is in 'n piramide weer te geven. Je leert van college 5%, lezen 10%, etc.
Onderaan vaak concrete ervaring, bovenaan vaak erg abstract.
- Maar herkomst bronnen zijn erg onduidelijk.
- ervaringskegel (concreet-abstract zegt niets over moeilijkheid)
- Opeens was er een leerpiramide met didactische labels en percentages.
- Verhoudingen onzin/percentages
Mythe 3: De 70-20-10-regel: ONBEWEZEN
70% leer je informeel, 20% van anderen, 10% van formeel onderwijs.
70% = 70% ervaringen, 20% = 20 interactie met anderen, 10% = 10% workshops/trainingen/onderwijs.
Er zijn geen duidelijke bewijzen die dit aantonen. Er wordt vaak geschreven: 'er wordt aangenomen dat de regel zou
gelden'. Er is een onderzoek gedaan, de resultaten waren: 16-44-30, dit komt niet overeen en het was ook nog eens een
kleine steekproef.
Mythe 4: als je alles kunt opzoeken, is kennis onbelangrijk: MYTHE
Waarom zou je leerlingen nog kennis onderwijzen, als je alles op het internet kan vinden?
Kirschner: 'Wat we zien en begrijpen, wordt bepaald door wat we al weten, niet andersom'. Onze voorkennis en ervaringen
bepalen hoe we de wereld om ons heen zien en interpreteren. Voorkennis & ervaringen bepalen hoe goed we informatie
opzoeken, selecteren en verwerken.
Weinig voorkennis heeft 'n negatief effect op het zoekproces
Jongeren zijn digitaal geletterdheid/informatiegeleterdheid; ze hebben moeite om informatie op te zoeken op internet (die
correct is/goede bronnen). Ze missen de vaardigheden om info op te vinden die ze nodig hebben.
Mythe 5: Kennis is net zo houdbaar als verse vis: MYTHE
Er zijn 2 punten:
- kennis verouderd
- informatiegroei
Er is tegenwoordig een overvloed aan informatie
Kennis die voor de internetrevolutie bestond is niet verouderd, irrelevant of achterhaald. Pythagoras klopt nog steeds.
Voorkennis is heel belangrijk, als je dat niet hebt begrijp je de nieuwe informatie niet.
Conclusie: de hoeveelheid informatie die we dagelijks te verwerken krijgen, neemt almaar toe. Mr de kennis die we nodig
hebben om die informatie te begrijpen en te interpreteren is behoorlijk stabiel.
Mythe 6: Gardner's meervoudig intelligenties: GENUANCEERD
Het is erg populair geworden in het onderwijs.
Als je niet hoog scoort op de 'klassieke' iq-test, ben je wel op andere vlakken intelligent. Het idee van dat alle kinderen
gelijke kansen moeten krijgen om te bereiken wat ze kunnen tot een idee dat alle kinderen aan de ene kant gelijk zijn
(allemaal 'n vorm intelligentie) en andere kant uniek (verschillende intelligenties).
Scholen willen recht doen aan verschillende talenten van leerlingen. De 1 kan goed tekenen, de ander gymen.
Dit zijn talenten, intelligentie gaan over cognitievermogen/denkmogelijkheden. Intelligentietests meten denkmogelijkheden
die iemand succesvol kunnen maken op school.
Wat zegt de wetenschap?
- zijn eigenlijk geen intelligenties, maar talenten/vaardigheden
- worden niet ondersteund door onderzoeksresultaten
- kunnen niet goed gemeten worden
- geen aanwijzingen dat leerlingen met bepaald MI-profiel verschillend leren of bepaalde leerstijl nodig hebben
Conclusie: genuanceerd
- eerder filosofie dan (bewezen) theorie
- levert geen richtlijnen voor 't onderwijs
- leerkrachten moeten talenten wel aanspreken
Mythe 7: het geheugen slaat heel precies op wat we ervaren: MYTHE
3 fases van verwerken
1. Sensorisch geheugen, ongv 1 sec, hier komen zintuigelijke stimulusen binnen. De taak van de sensorische register is om
Deel 1 Pagina 2
, 1. Sensorisch geheugen, ongv 1 sec, hier komen zintuigelijke stimulusen binnen. De taak van de sensorische register is om
de informatie even vast te houden. Iconic memory houdt visuele informatie vast. Door de selectieve attention focus je
alleen op wat belangrijk is. We zouden niet alle stimulusen kunnen verwerken.
2. Korte termijn geheugen max 20 sec en beperkte hoeveelheid, tijdelijk vasthouden, bijv. een telefoon nummer.
Werkgeheugen = gedeelte van het geheugen waar je mentaal informatie kan manipuleren (korte termijn).
Korte termijn geheugen heeft een beperkte hoeveelheid, je kan ongv 7 +/- 2 dingen onthouden, dit noemen ze immediate
memory span (maximum aantal items dat je kunt onthouden).
Chunks = het in stukjes hakken/koppeltjes ervan maken (je kan 7 chunks onthouden dus 7 koppeltjes)
Moeilijker? Doe de backward span, draai de getallen om. Dan komt het sws in je lange termijngeheugen.
Door informatie uit het kortetermijngeheugen te manipuleren komt het in het werkgeheugen.
3. Lange termijn geheugen, permanente opslag. Consolidatie: Als de informatie in het kortetermijngeheugen maar vaak
genoeg wordt herhaald (of lang genoeg bewaard), wordt deze naar het permanente of langetermijngeheugen
overgebracht.
Declaratief geheugen: bewust en expliciet oproepen van kennis
Semantisch: algemene kennis
Episodisch: persoonlijke geheugen over dingen/events in het verleden
Procedurele geheugen: vaardigheden; fietsen
Flashbulb memories: heldere episodische herinneringen van unieke en erg emotionele gebeurtenissen
Niet alles sla je op, vaak vul je het zelf aan met details.
Vaak sla je dingen niet op als beeld, maar in een algemene verbale vorm: rustig, donker, klein etc
Vertrouw je herinneringen niet, ze zijn nooit 100% correct. Er is sprake van selectie en vervorming.
Mythe 8: School vermoord creativiteit: MYTHE
We worden creatiever naarmate we ouder worden, we hebben dan meer kennis.
Brainstormen werkt eigenlijk niet goed. Je kunt beter eerst alleen nadenken over potentiële ideeën.
Conclusie: scholen voeden en koesteren creativiteit wellicht niet genoeg, maar doden doen ze ook niet.
Mythe 9: 93% van onze communicatie is non-verbaal: MYTHE
Dit wordt ook wel de Mehrabianmythe genoemd. De regel 7-38-55 komt vaak voor. 7 = de verbale (woorden), 38 = de
intonatie van je stem, 55 = lichaamstaal.
Net zoals de theorie vd meervoudige intelligenties blijft dat de bedenker vd theorie niet echt blij is met de manier waarop
zijn bevindingen in de praktijk worden gebruikt. Zijn bevinden werden uit de context gehaald.
Ook met je gezond verstand kan je bedenken, dat dit getal veel lager moet zijn. Als je iemand niet ziet, dan kan je degene
alsnog begrijpen.
Het onderzoek was ook niet geldig (beperkte bevindingen)
Conclusie: de wetenschapper achter 't onderzoek ergert zich steeds meer aan de manier waarop de percentages als mythe
worden verspreid
De rol van feedback
Feedback = informatie over prestaties/begrip
In het onderwijs maken ze vaak gebruik van doelen, je werkt naar 'n doel toe. Doel: gat dichten tussen huidige staat en
doelstaat
- waar ga ik naar toe?
- waar sta ik nu?
- wat is de volgende sap in 't leerproces
Google linkje
Feedback helpt daarbij
Niveaus:
- taakgerichte feedback: dit antwoord is fout omdat je de breuken niet eerst gelijknamig hebt gemaakt
- procesgericht: probeer deze rekensom op te lossen door je denkstappen op te schrijven
- zelfregulatiegericht: toen je de sommen niet begreep heb je goed uitleg gezocht in je boek. Feedback op hoe je je eigen
aandacht, gevoelens en gedrag aanstuurt. Tips geven.
- op de persoon zelf gericht: jij kan heel goed met breuken rekenen
Meest effect: taakgericht -> procesgericht -> zelfregulatiegericht.
Niet effectief: persoonsgerichte reedback; negatieve feedback vooral (dat is fout), zonder informatie waarom het fout was.
Soorten feedback:
- correctieve feedback: verwijst naar de commentaren over de eisen vd opdracht en de adequaatheid vd inhoud (klopt niet)
- suggestieve feedback: omvat 'n advies om verder te gaan of te groeien en nodigt uit tot onderzoek, uitbreiding of
verbetering van 'n idee. Bijv. als je het zo doet, wordt het beter.
- epistemologische feedback: verwijst op 'n kritische manier naar vragen tot uitleg/opheldering
- Je onthoudt pas echt iets als je erover na moet denken of als er 'n emotie aan gekoppeld is.
- Leer via concrete voorbeelden (maak er bijv. een verhaal van)
- Zorg voor afwisseling en verrassingen
- Neem pauze
- Stampen werkt niet
- Actief leren wel, koppelen aan voorbeelden en koppelen emotie
- Leert beter van 'n concreet voorbeelden dan abstracte inhoud
10 grondbeginselen van goed onderwijs; Barak Rosenshine:
1. herhaal elke dag
2. zet kleine stapjes
3. stel vragen
4. maak gebruik van modellen en uitgewerkte voorbeelden
5. begeleid te leerlingen
6. controleer of de leerling het begrepen heeft
7. behoud een hoog slagingspercentage
8. voorzie een raamwerk voor moeilijke taken (ondersteun de leerlingen)
9. eis en controleer zelfstandig oefenen
10. betrek leerlingen in wekelijkse en maandelijkse revisie
Welke leertechnieken werken wel/niet?
Practice testing: maak een oefentoets
Distributed practice: niet alles 1 dag van te voren leren, maar smeer het uit
Elaborative interrogation = vragen stellen aan jezelf
Self-explanation = dingen aan jezelf uitleggen
Interleaved practice = gooi dingen door elkaar zodat je afwisselend leert
Samenvatten, highlighten, visualizing (het mentaal voor je zien), rereading en ezelsbruggetjes maken (keyword mnemonics)
Mythes in het onderwijsbeleid:
Mythe 1: een kleinere klas is beter: GENUANCEERD
Vooral mensen in het onderwijsbeleid willen graag grotere klassen. Docenten daarentegen willen dat niet.
Onderzoek heeft aangetoond dat kleinere klassen effectief beter zijn, alleen al omdat leerlingen er aandachtiger
zijn.
• De kwaliteit vd leerkracht is heel belangrijk, hoe beter de kwaliteit, hoe groter de groepen.
• Nadeel van kleinere klassen; meer docenten en er is wereldwijd een leraren tekort. Meer leraren is minder
strenge selectie, dus de kwaliteit/het onderwijs gaat achteruit.
• Minder grote klassen zijn vooral aantrekkelijk die opgroeien in 'n gezin met 'n laag inkomen/
Deel 1 Pagina 3