Samenvatting van De ontdekking van de geografie
Door Niels Kramer
De samenvatting bestaat uit hoofdstuk 5: Wetenschap en werkelijkheid, hoofdstuk 6: Sociale geografie
en andere wetenschappen, hoofdstuk 7: Geografie en theorie en hoofdstuk 8: Geografie en
methodologie en de verkregen hand-out van de wetenschapsfilosofie.
,Hoofdstuk 5 Wetenschap en Werkelijkheid
In dit hoofdstuk beginnen we met het betrekkelijke simpele beeld van de relatie tussen object en
subject: de wetenschapper en dat wat hij bestudeert staan los en onafhankelijk van elkaar – zoals de
astronoom een hemellichaam. Dit is het standaardbeeld, waarvan veel wetenschappers – zeker uit de
bètahoek- nog steeds uitgaan. Vervolgens schetsen we een meer hedendaagse opvatting die in de
afgelopen decennia is ontwikkeld van de subject-object relatie.
5.1 Het standaardbeeld van wetenschap in een notendop
Het standaardbeeld van de verhouding tussen wetenschap (wetenschapper) en werkelijkheid dateert uit
de jaren 1920 en is ontwikkeld door de Wiener Kreis. Het staat bekend als het logisch positivisme of
logisch empirisme en laat zich in een aantal punten samenvatten:
- Er bestaat een werkelijkheid, die onafhankelijk van de mens en zijn denken bestaat, ook al is een deel
van die werkelijkheid door de mens gecreëerd.
- Die werkelijkheid kan direct en objectief worden waargenomen zoals die werkelijk is, en kan worden
beschreven met behulp van theorie loze, objectieve woorden van de zogenaamde waarnemingstaal.
- Aan die werkelijkheid kunnen hypothesen worden getoetst. De werkelijkheid is dus een scheidsrechter
die bepaalt welke hypothesen bruikbaar of niet bruikbaar zijn.
- Een scherpe scheiding is tussen de waarnemingstaal en de theorietaal; Een scheiding die in de
empirische wetenschappen wordt overbrugd door termen uit de theorietaal te operationaliseren – het
vertalen van theoretische termen (bijvoorbeeld ‘sociaal kapitaal’) in waarnemingstermen (bijvoorbeeld
het lidmaatschap van verenigingen), zodat die theoretische termen meetbaar zijn.
- Ware kennis (die bestaat!), en de taal waarin die kennis is geformuleerd, zijn qua structuur identiek
aan de structuur van dat deel (domein) van de werkelijkheid waarop die kennis betrekking heeft. De
verhouding tussen taal en werkelijkheid is vergelijkbaar met de relatie tussen topografische kaart en het
gebied. Dit is de zogenaamde correspondentieopvatting. Taal geeft/beeldt werkelijkheid weer/af.
(representatie of representation).
- Er is een strikte scheiding tussen objectieve wetenschappelijke uitspraken (gefundeerd in de
empirische waarnemingen) en subjectieve niet-wetenschappelijke uitspraken (die waardeoordelen
verraden/vertolken).
- Positivistische wetenschapsbeoefening – als kind van de 18 e eeuwse Verlichting – brengt
wetenschappelijke vooruitgang, als maatschappelijke vooruitgang.
Het logisch positivisme is ook in de sociale geografie aanwezig, en vindt haar hoogtepunt in de
ruimtelijke analyse, de hoofdstroom uit de jaren 1960 en 1970. Met de opkomst van sinds de jaren
zeventig van alternatieve benaderingen in de sociale wetenschappen, is de visie in de verdediging
verdrong.
Post-positivistische wetenschapsfilosofen zijn vanaf de jaren 1980 meer en meer het standaardbeeld,
radicaal gaan bestrijden. De ideeën van Kuhn werd als een geestverwant gezien met de verschillende
paradigma’s en dat elke theorie haar eigen feiten en waarheden creëert. De opvattingen van het post-
positivisme zijn dat kennis is niet de resultante van objectief waarnemen en logisch-rationeel nadenken
door een neutrale, onbevangen individuele onderzoeker. Integendeel, kennis is een product van
wetenschappers die gevangen zijn in paradigma’s, gebonden zijn aan maatschappelijke contexten, aan
de plaats en tijd waar(in) ze werken en ingeperkt zijn door de taal en door de groep waartoe ze behoren.
, Geslacht, nationaliteit, religie, klasse, ethniciteit, leeftijd beïnvloeden namelijk kennis. Vervolgens
ontstaat een situated knowledge ofwel de localness of knowledge. De waarheid bestaat niet meer, maar
is tijd- en plaatsgebonden dat het relativisme bevordert.
De werkelijkheid kunnen we nooit achterhalen want we nemen onvermijdelijk waar door en dankzij
onze begrippen. De waargenomen werkelijkheid is dus gekleurd door onze begrippen (en belangen,
vooronderstellingen etc.) en niet identiek aan de ‘echte’ werkelijkheid. De meeste ‘constructivisten’
erkennen wel bestaan ervan, maar voegen er aan toe dat we haar onmogelijk onbevangen kunnen zien,
gestuurd als we zijn in onze waarnemingen door onze mentale concepten.
Voor post positivistische wetenschappers is taal niet het simpele en in wezen oninteressante instrument
waarvoor aanhangers van het standaardbeeld taal houden. Taal is geen neutraal medium, maar een
machtig middel. Teksten creëren werelden en construeren samenhangen, en verleiden lezers meer of
minder dwingend om die werelden en de daarin aanwezige samenhangen als juist of logisch te
accepteren.
‘Geografische beschrijving is moeilijker dan historisch verhaal’, aldus Darby
Taal is een geschikter instrument voor historici, die een verhaal presenteren over gebeurtenissen die na
elkaar, in chronologische volgorde, plaatsvinden. Geografen beschrijven daarentegen verschijnselen die
zich naast elkaar in de ruimte, in de regio, bevinden. Kaarten en foto’s, die ook met één blik te zien zijn,
zijn wat dat betreft meer geografische instrumenten dan taal.
Ook onderstreepte Darby dat waarneming en weergave afhankelijk zijn van de waarnemer.
De nieuwe aandacht voor taal staat bekend als de linguistic turn in de sociale wetenschappen.
Wetenschappers dienen teksten (in de ruimste zin van het woord) op de impliciete boodschappen te
analyseren: deconstructing is het devies.
Naast taal creëert wiskunde ook eigen werkelijkheden. Sociaal-geografen uit de spatial analysis traditie
hebben de klassieke wiskunde gebruikt om de werkelijkheid in een greep te krijgen. Een klassieke
kwantitatieve wiskunde is wel geschikt om een mechanische wereld te begrijpen, geldt de
toepasbaarheid niet of minder voor de sociale wereld waarin mensen wezens zijn die het eigen gedrag
kunnen bepalen. Wanneer je de klassieke wiskunde daarvoor gebruikt, dan krijgt de sociale
werkelijkheid onvermijdelijk een mechanisch karakter.
Discourse analysis
De afgelopen decennia zijn meer en meer wetenschappers teksten gaan analyseren op de
onderliggende boodschappen. De analyse staat bekend als discourse analysis, vertooganalyse en is een
instrument ‘to analyse an interrelated set of texts and their practices of production’. Vertooganalyses
van geografen kunnen betrekking hebben op teksten die geschreven zijn door en voor geografen.
Geografen en andere onderzoekers hebben discourse analyses ook toegepast op teksten van anderen:
van bijvoorbeeld bestuurders, politici, actievoerders, ondernemers, reclamemakers. Zij werken graag
met elastische containerbegrippen, zoals vrijheid, vooruitgang, ontwikkeling, democratie en
rechtvaardigheid. Het zijn even abstracte als betekenisloze woorden, maar met een universele
inzetbaarheid en een positieve connotatie. Teksten met veel van dergelijke woorden willen een wereld
creëren, die niet hoeft te corresponderen met de ‘echte’ wereld.