3.3 Geriatrie en Gerontologie
LT1
Mythes en stereotyperingen uit literatuur over ouderen
Oud zijn is ziek zijn, oude hersenen leren niet meer, genen zijn bepalend, het is te laat om iets
nieuws te beginnen, ouderen zijn afhankelijk.
Hoe zijn verschillende modellenen theorieën over ouderen van invloed op de zorg
Twee soorten; kans en noodlot
Kans: wear-en-tear-theorie (slijtagetheorie): lichaam slijt en herstelt
Kans: free-radicals-theorie: schade door vrije radicalen
Noodlot: auto-immuuntheorie: vermindering van het immuunsysteem is in verband gebracht met
leeftijd gerelateerde kwetsbaarheid.
Noodlot: ageing-clock-theorie: verouderen is geprogrammeerd in ons lichaam
Noodlot: cellulaire theorie: veroudering is het resultaat van een progressieve verzwakking van de
capaciteit van de celdeling
Assimilatie- en accomodatietheorie: gebaseerd op de gedachte dat mensen op latere leeftijd veel
biologische, sociale en psychische uitdagingen en verliezen ervaren, wat grote invloed heeft.
Assimilatiecoping: actief proberen de omgeving te veranderen. Accommodatieve coping: doelen
naar beneden bijstellen. Ouderen nemen zelf een actieve rol in.
Sociaal-emotionele selectiviteitstheorie: ouderen hebben minder vaak negatieve emoties, positieve
blijft gelijk. Ouderen willen het positieve behouden omdat het leven nog maar kort is.
Modernization-theorie: status van ouderen wordt minder naarmate de samenleving moderner
wordt.
Disengagement-theorie: (ontkoppelen) zowel samenleving als oudere zelfhoud zich bezig met
scheiding, onttrekking van de maatschappij
Activiteits- en continuïteitstheorie: mensen zijn tevredener wanneer ze actiever zijn.
LT2
Definitie van het begrip kwetsbaarheid (vanuit literatuur en oudere zelf)
-lichamelijke kwetsbaarheid (smal)
-psychische en sociale kwetsbaarheid (breed)
-de oudere zelf: bedreiging voor kwaliteit van leven
De vijf stappen van het Comprehensive Geriatric Assessment en de in te zetten methodes.
CGA: multidisciplinair onderzoek dat de multiple problemen van een oudere zo veel mogelijk
opspoort, beschrijft en verklaart en de capaciteiten en zorgbehoeften van de persoon onderzoekt,
om zo te komen tot een gecoördineerd en integraal zorgplan voor het individu. Vier domeinen:
somatisch, psychisch, sociaal, functioneel.
, Meetinstrumenten voor CGA: DEFENCE-zorgmodel, Easycare, InterRai, GOUD, TraZAG, Fit, Om U.
Vijf stappen: 1. Selecteren dmv screening, 2. Screenend geriatrisch assessment, 3. Prioriteiten en
doelen stellen, 4. Diagnostisch GA, 5. Zorgbehandelplan
Verschillende screeningsinstrumenten die de zorgbehoefte van ouderen in kaart kunnen brengen
Opsporen ouderen met verhoogd risico op functieverlies of overlijden: ISAR, HARP
Opsporen kwetsbare ouderen: Groningen Frialty Indicator, Tilburg Frialty Indicator, Easycare-TOS
Lineair en gerodynamisch model
Lineair: dominomodel; logische opeenvolging van met elkaar samenhangende ziektes en
(neven)effecten van behandeling (eerste ziekte veroorzaakt kettingreactie). Synergistisch; lineaire
optelsom van niet aan elkaar gerelateerde ziekten en (neven)effecten van behandeling (cascade
breakdown)
Intergratief gerodynamisch model: gericht op ontwikkelingsperspectief vanaf de geboorte.
Levenslang veranderproces van conceptie tot overlijden (vlindermodel van ontwikkelingsaspect en
ouder worden; groei en verval)
LT3
Factoren die het ontstaan en verloop van functionele beperkingen beïnvloeden
Risicofactoren: vrouwelijk geslacht, verminderde cognitieve functies, slechter ervaren gezondheid
ten opzichte van leeftijdsgenoten, doorgemaakte depressieve periode, overgewicht, artrose en
gewrichtsklachten.
Verstoring in:
Cardiovasculair systeem: ritmestoornissen, verminderde pompfunctie, oedeem)
Brein: dementie, delier, CVA, depressie
Motorisch orgaansysteem: spiermassa neemt af door cytokinen, botdichtheid neemt af
Endocrien systeem: afname van spiermassa heeft gevolgen voor de glucoseregulatie
Zintuigelijk orgaansysteem: pijn, polyneuropathie, duizeligheid, verminderde visus,
verminderd gehoor
Externe en persoonlijke factoren:
Restcapaciteit: compensatiemechanisme om beperkingen op te vangen
Persoonlijkheidsfunctiekenmerken: leeftijd, sociaaleconomische status, persoonlijkheid en
copingstijl
Belevingsfunctiekenmerken: gevoelens van verdriet als activiteiten niet meer lukken
Sociale omgevingskenmerken: steun van netwerk, huisvesting, culturele achtergrond
Hulpmiddelen: bv rollator
Specifieke risicosituatie: functieverlies als gevolg van ziekenhuisopname: pre-existente
factoren die kwetsbaarheid en restcapaciteit bepalen (persoonsgebonden factoren). Ernst
van de acute ziekte, omgevingsfactoren in het ziekenhuis, factoren na ontslag.